Marcel van Roosmalen volgt het politieke circus in Betondorp

Tot aan de Tweede Kamerverkiezingen van 15 maart zit Marcel van Roosmalen voor Nieuwe Revu wekelijks op de eerste rang v...

Tot aan de Tweede Kamerverkiezingen van 15 maart zit Marcel van Roosmalen voor Nieuwe Revu wekelijks op de eerste rang van het politieke circus. Deze week maakt hij een rondgang door zijn ‘eigen’ Betondorp, de Amsterdamse wijk waar bijna niemand zich interesseert voor politiek.

Fotografie Jan Dirk van der Burg

Ik woon alweer bijna drie jaar in Betondorp, een wijk die door woningbouwcorporaties werd gebouwd als tuindorp, gebaseerd op de principes van Ebenezer Howard die vond dat arbeiders in de stad recht hadden op een groene en dorpse omgeving, mits ze zich netjes gedroegen. Nog steeds wordt de wijk door bewoners omschreven als ‘arbeiderswijk’. Meer dan 90 procent van de woningen is sociale huur, het lifestyle inkomen van de bewoners is vrij laag en er wonen relatief veel ouderen.

Ik had dit stukje ook zo kunnen beginnen: Ik woon alweer bijna drie jaar in Betondorp, een wijk waar de bewoners de politiek de rug toe hebben gekeerd. Het is niet eens een PVV-wijk, zoals ook ik verschillende keren schreef, het is helemaal niets. De mensen zijn er blanco, ze hebben geen politieke voorkeur en de verkiezingen interesseren ze niets. Er hangen dan ook bijna geen posters van politieke partijen en de verkiezingscampagne interesseert ze ‘geen fluit’.

Verloedering en verval

De meeste bewoners zien zichzelf als ‘oude garde’ en ‘echte Amsterdammers’. Ze spreken met nostalgische liefde over vroeger en maken zich druk over verloedering en verval. Over tuintjes die niet meer worden onderhouden en over hondenpoep en zwerfvuil. Maar de meeste zorgen maken ze zich over de instroom van ‘andere bewoners’, hogeropgeleiden die sociale huurwoningen opkopen voor wie Betondorp ‘een gezellig buurtje’ is en die soms het gevoel hebben dat ze namens de oorspronkelijke bewoners moeten spreken omdat ‘die zichzelf niet kunnen verdedigen’.

Nou, echt wel.

De eerste keer dat ik er een politicus zag was twee jaar geleden bij de heropening van de leeszaal/bibliotheek in het buurthuis, een door architect Hermann Friedrich Mertens in 1924 gerealiseerd gebouw. Stadsdeelvoorzitter Ivar Manuel van D66 kwam een boekenkast opendraaien met een sleutel en had daarvoor een batterij ambtenaren meegenomen. Achter glas stonden ongeveer driehonderd boeken. Meest streekromans, waarvan de helft in extra grote letters. ‘Dit is zo gaaf!’ zei een ambtenaar. ‘Ik ben zo blij dat ze in deze wijk weer kunnen lenen en lezen! Ik ben gek op leesbevordering.’ De ander zakte door de knieën. ‘Als ik hier een bezoeker was, zou ik niet weten wat ik moest kiezen!’

Waar zij een complete bibliotheek zagen, zag ik een kast. Het leek me een onoverbrugbaar communicatieprobleem.

Ondertussen vulde het zaaltje zich met ongeveer vijftien buurtbewoners. Een bejaarde man kwam zeggen dat hij misschien wel een boek wilde lenen. ‘Wat goed!’ kraaiden ze. Daarna: ‘Nu nog niet! Eerst moet de wethouder de boekenkast nog openmaken.’

Daar waren de ‘hoogwaardigheidsbekleders’, van wie de heer Martin Berendse, directeur van de Openbare Bibliotheek Amsterdam, de belangrijkste was. Hij monsterde de boekenkast alsof hij voor het eerst onder de Eiffeltoren stond en sloeg de hand voor de mond. ‘Jongens, wat een feest voor de wijk!’

Hij dook meteen de diepte in en had het over leesbevordering op ‘platform 4-niveau’.

‘Wij in bibliotheekland voelen de enorme behoefte van de mensen om weer naar de leeszalen en bibliotheken te trekken.’ Hij stootte journalisten in de zij: ‘Mensen willen de kennis die ze vergaren op het internet delen in de bibliotheek!’ Daarna: ‘Pik dat op!’

Ivar Manuel hield een toespraak waar behalve zijn ambtenaren niemand naar luisterde. De buurtbewoners stonden erbij en keken ernaar, er zijn sindsdien twee boeken uitgeleend waarvan er een nog steeds niet is teruggebracht.

Hulpdienst

Af en toe kregen we bezoek van de ‘hulpdienst’ van de SP. Onder leiding van Tweede Kamerlid Peter Kwint gingen ze van deur tot deur om onze armoede te inventariseren.

Ze troffen minder ellende en meer tweeverdieners dan verwacht, maar toen er uiteindelijk bij een schrijnend geval was aangebeld, werd dat uitgebreid gecommuniceerd.

Ze streken neer in het buurthuis waar boterhammen voor de allerarmsten werden gesmeerd en een groot aantal SP-vrijwilligers aanwezig waren om te helpen met het aanvragen van armoederegelingen. Dat ik er al bijna twee jaar woonde, maakte diepe indruk.

‘Wil jij een lekkere boterham?’ vroeg een vrijwilligster in een extra dikke trui. ‘Dit is met kaas, maar we hebben ook met worst.’

Er was ‘te ruim gesmeerd’ gaf ze toe. De meeste armen hadden net als ik geen honger, wat natuurlijk niet wilde zeggen dat ze niet arm waren. Had ik bijvoorbeeld al dubbel glas? Zelf woonde ze in de arme wijk Jeruzalem, in een huis met enkel glas, vandaar die dikke trui. Ik trof een buurvrouw, haar wasmachine was stuk. ‘Bij het centrifugeren begint het, dan slaat die kut-toerenteller op hol.’

Zelf zat ik met een auto die niet wilde starten. ‘Dan moet je hem hebben!’ wees ze naar een jongen met een bril die net een hap uit een boterham nam.

Een buurtbewoonster had voor de lol eens uitgerekend hoeveel zij de afgelopen tien jaar aan huur had betaald en vond dat de boel daarvoor best nog eens een likje verf kon krijgen, maar ze kwam er bij de woningbouwvereniging niet doorheen. ‘Zij werpen een drempel op, niet jij!’ werd haar voorgehouden.

Later kwam ook SP-wethouder Arjan Vliegenthart een praatje maken. Hij zei het maar eerlijk: Betondorp was natuurlijk geen Nairobi.

De enige parallel is dat ze daar ook alle vertrouwen in de politiek zijn verloren.