Feyenoord lijkt rechtstreeks af te stevenen op de landstitel. De enige die nog roet in het eten kan gooien, is de gepasseerde aanvoerder.
De overwinning van Feyenoord op PSV, mede dankzij Jeroen Zoet en doellijntechnologie, zou zomaar de opmaat kunnen vormen tot het eerste Rotterdamse kampioenschap sinds 1999. Bijna heel Nederland gunt deze club de landstitel, vooral omdat Feyenoord jarenlang is geplaagd door financiële zorgen, organisatorische strubbelingen en natuurlijk pech, want dat hoort een beetje bij de havenstad. Het geluk dat de club dit seizoen heeft, bijvoorbeeld door moeizame wedstrijden toch nog te beslissen, vaak laat in een duel, kan een omslag betekenen.
Het is alleen wel te hopen dat iedereen in de selectie zich ondergeschikt maakt aan het grotere doel. In dat kader ligt er een verantwoordelijkheid bij Dirk Kuijt, de aanvoerder die een schat aan ervaring heeft en in de herfst van zijn carriere is teruggekeerd naar De Kuip, met de boodschap dat hij de ploeg kampioen wil maken. In het begin had hij zeker zijn waarde, door hard te werken en zich altijd professioneel op te stellen, maar ook de Katwijker ontsnapt niet aan de tand des tijds: hij wordt ouder en synchroon daalt het niveau van zijn spel.
Genoeg redenen om hem zo nu en dan te passeren, zeker als Jens Toornstra, energiek en dynamisch, in een absolute bloedvorm verkeert. Maar Kuijt heeft hier moeite mee. Dat bleek al een paar maanden geleden, toen hij eerder naar de kant werd gehaald en daarover in de media zei dat hij wilde praten met trainer Giovanni van Bronckhorst, alsof die laatste een doodzonde had begaan. En hoewel de routinier inmiddels niet meer in het openbaar klaagt, sijpelen er nog steeds berichten door dat hij mokt, omdat zijn plek in een basiselftal niet meer vanzelfsprekend is.
Als we vorig seizoen erbij halen, zagen we ook dat Feyenoord flitsend begon, maar na de winterstop volledig instortte, onder meer door stoorzenders als Lex Immers en Colin Kazim-Richards, die zich niet konden of wilden verzoenen met hun b-rol. Dit jaar lijkt de groep harmonisch. Alleen Michiel Kramer loopt af en toe te zeuren. Zijn status is echter marginaal, daardoor hebben zijn misdragingen geen grote invloed op het elftal.
Maar bij Dirk Kuijt werkt dat natuurlijk anders. Hij is de speler die bij grote clubs speelde, schitterde in Oranje en meerdere prijzen won, alles dankzij een voorbeeldige mentaliteit, die zijn gebrek aan talent ruimschoots camoufleerde. Als deze man, die terecht de allure van een legende heeft, zich stelselmatig chagrijnig gaat uitlaten, dan zal dat invloed hebben op de moraal van het elftal. Daarmee schrijf ik niets nieuws.
Des te vreemder is het dat hij nog steeds ruimte voor speculatie laat: elk weekend is het weer kijken wat Dirk Kuijt van zijn reserverol vindt. Als de ervaren aanvoerder van Feyenoord deze onrust nou elimineerde, zou ook een deel van de spanning verdwijnen. Het enige wat hij hoeft te doen, is even een bevriende journalist bellen, iemand aan wie hij kan vertellen dat hij volledig berust in de huidige situatie.
Dat is beter dan het zenuwachtig ijsberen langs de zijlijn, in de hoop dat fotografen en cameramensen hem vastleggen. We weten wel dat Kuijt het allemaal liever anders zou zien. Een echte aanvoerder moet zich wegcijferen in woord en gebaar. Daarna kan hij altijd nog op de Coolsingel met de beker in zijn hand de overwinning vieren. Want daar heeft hij net zon groot aandeel in gehad als de rest van het team. Echt. We hebben het allemaal gezien.