Onze man in Noordwijk, op het debutantenbal

Er zijn natuurlijk de ­boeren, de burgers en de buitenlui, maar er zijn ook zij die het allemaal net even wat beter getr...

Er zijn natuurlijk de ­boeren, de burgers en de buitenlui, maar er zijn ook zij die het allemaal net even wat beter getroffen hebben. En waar zijn die beter te vinden dan op het debutantenbal in Huis ter Duin, waar jongeren hun weg de bovenste laag van de bevolking in ­dansen?

Fotografie Alexander Schippers

Het sneeuwt in Noordwijk. Hotel Huis ter Duin, het hotel waar ook het Nederlands voetbalelftal resideert tijdens de voorbereiding op wedstrijden, is in een totale rust gehuld. De, veelal flinke, auto’s op de parkeerplaats van het hotel beginnen langzaam wit te kleuren onder de dwarrelende sneeuwvlokken. De weg voor de oprit is rustig, misschien zelfs uitgestorven. Het is de avond van het debutantenbal, de bar mitswa voor de gegoede burgerij, de communie en het vormsel voor de welgestelden van Nederland. Er wordt een walsje gedanst, dan volgen er nog een paar dansvormen, en dan, dán hoort de nieuwe aanwas er pas echt bij. En de oude garde? Die kijkt genoegzaam toe vanachter een glas wijn.

Binnen is het iets drukker. Hier en daar lopen wat verdwaalde toeristen over de begane grond, maar in het hotel lopen voornamelijk mensen rond in een rokkostuum of in een baljurk. De dresscode is chique en waar mogelijk wat koninklijke onderscheidingen, net wat boven de immer groeiende welvaartsbuiken gespeld. Op de eerste verdieping van het hotel, waar het debutantenbal zich afspeelt, heerst een broederlijke sfeer. Mensen kennen elkaar, begroeten elkaar en schudden elkaar beleefd de hand. Er loopt een bejaarde vrouw in een roomwitte jurk voorbij, met een tiara op haar hoofd en een vos om haar nek. Een man met een grote snor klopt een ietwat rood aangelopen kalende man op zijn schouders.

De rode man knikt naar zijn confrère ter rechterzijde.

‘Hé! Christiaan! Jij ook hier?’

‘Ja, ja, de laatste hè, de laatste.’

‘Jajajajajajaja, de laatste.’

‘De dochter moet nog, en dan hebben we ze allemaal weer afgeleverd.’

‘Jajajajajaja. Ja. Ja.’

Kin in de lucht

Het feest is opgedeeld in een aantal ruimtes. Er is uiteraard een balzaal, waar het daadwerkelijke bal zal zijn, maar er is ook een ruimte met een dj en een paar discolampen. Op de overloop is een kleine bar met een informatietafeltje. Ik loop de balzaal in. In het midden is een vip-gedeelte, aan de zijkanten verzamelt het iets gewonere volk zich. Naast me staat een man met grijze haren. Hij ruikt naar lavendel en staat met zijn handen op zijn rug en zijn kin een klein beetje in de lucht. Een ingetogen knikje.

U bent van adel?

‘Nee, nee mijn zoon is student, en die dachten met een groepje: we willen wel meedoen. Dus dan kom je even kijken.’

Dus u bent niet de baron van, laten we zeggen: Helmond?

‘Nee, nee. Ik woon in het Gooi.’

Ah! In het Gooi, daar was ik ook laatst, waar in het Gooi?

‘Pardon?’

In welk dorp bedoel ik.

De man kijkt me nog eens een keer onderzoekend aan. Ineens valt hem op dat ik in een gewoon pak ben en niet, zoals het eigenlijk hoort, in een rokkostuum. In zijn ogen begint een klein alarmbelletje te rinkelen.

‘Gewoon. In het Gooi,’ antwoordt hij kortaf.

Oké, oké. Maar uw zoon is dus met zijn dispuut hier?

‘Dispuut?’

Zit uw zoon niet bij het corps dan?

Even schrikt de meneer. Dan kucht hij zachtjes en herpakt hij zich snel.

‘Ik wens u nog een genoeglijke avond.’

Heb ik iets verkeerds gevraagd?

‘Een genoeglijke avond.’

Dan humt de de baron van Helmond nog een keertje en draait hij zich om. Hij loopt niet weg, hij gaat nergens heen, hij keert me alleen de rug toe, om me de rest van de avond niet meer aan te kijken.

Dure cola

Iets verderop staat een groepje wat jongere mensen met elkaar te praten. Twee vrouwen in glimmende jurken, en met een soort kroontje op hun hoofd en een man in een uniform. Op zijn mouw staan twee strepen: korporaal.

‘Weet je wat het wel is,’ begint het meisje in de glimmende blauwe jurk. ‘Eigenlijk is zo’n avond wel echt belachelijk duur. Kijk nou naar een gewoon colaatje. Ik betaalde daar net gewoon al drie euro voor. Drie euro, voor een colaatje.’

‘Ja,’ vult het meisje in de glimmende groene jurk aan, ‘en die wíjn!’

‘Ja, die wijn kan voor dat geld maar beter goed zijn,’ antwoordt de glimmende blauwe jurk.

Er wordt heftig naar elkaar geknikt en gelachen. Dan valt het gesprek een beetje stil en neemt de korporaal het woord. ‘Weet je, ik kan toch wel zeggen dat de allure van het uniform achteruit gesneld is.’

De meisjes zijn het met hem eens. Een van de meisjes plukt een beetje aan zijn kostuum. ‘Vroeger had het cachet om met een soldaat thuis te komen,’ gaat hij een beetje beteuterd verder. ‘Nu is het eerder een schande.’

De blauwe jurk plukt nog eens een beetje aan zijn jas. De groene jurk raakt even zijn arm aan. Ik loop ze voorbij, in de richting van de bar.

‘Kan ik bij u bestellen, meneer?’

Nee.

‘Oh.’

Ik ben van Nieuwe Revu.

‘Oh.’ Ineens gaan haar mondhoeken omlaag.

‘Nou, fijne avond nog, dan,’ voegt ze eraan toe, terwijl ze zich zonder iets te zeggen wegdraait.

De feestelijkheden worden geopend met het Wilhelmus. De mensen die aan tafels om me heen zitten, gaan staan, maar zingen amper mee. Een jongen naast me, van pakweg 30 jaar oud, mompelt, een klein beetje verveeld, parlando mee. Zijn vriendin houdt stijf haar lippen op elkaar, behalve om af en toe een slok witte wijn te nemen.

Er wordt niet echt enthousiast ingehaakt hè, op het Wilhelmus?

De jongen kijkt me even twijfelend aan. Dan glimlacht hij. ‘Ach, joh, de meesten hier kennen de tekst niet eens.’

Niet? Terwijl het toch allemaal zo officieel is, hier.

‘Ja joh, maar dat valt allemaal wel mee hoor. Het is ook gewoon gezellig.’

Echt? Ik zou toch denken dat dit hier echt alleen maar te overleven is met zestien glazen wijn achter de kiezen.

‘Nee, nee, dit is leuk hoor. Ik heb dit zelf ook gedaan. En die jongens en meisjes die daar staan vinden het ook echt leuk. En daarnaast: er komt straks nog wel een disco hoor, geen probleem. Maar weet je wat het leuke van zo’n bal is: er zijn er maar zo weinig. En het verbroedert. Echt waar. Het is echt heel leuk. Echt.’

Nee, oké.

De jongen draait zich weer om naar zijn vriendin en vermijdt daarna elk oogcontact. Ondertussen dansen de debutanten hun eerste dans, en hun tweede dans. Daarna staan ook de oudere mensen op en walst iedereen over de dansvloer heen. Sommige debutanten stoppen direct met dansen om hun ouders, ooms, tantes of grootouders op te gaan zoeken. Anderen blijven aan de gang. Soms botsen de welgestelden tegen elkaar op tijdens het dansen. Nu en dan raakt er even iemand uit balans. Hier en daar werkt zich ineens eens dansend stel als een stoomlocomotief door de walsende menigte heen. Soepel ziet het er niet per se uit, maar gewalst wordt er.

Na een paar minuten word ik omver gelopen door Melvin, een van de debutanten. Melvin is nog erg jong, maar heeft zichzelf de beleefdheidsvormen van een 70-jarige kasteelheer aangemeten. Aangezien ik nog altijd geen enkele adellijke bezoeker heb weten te vinden, merk ik dat ik langzaam maar zeker een beetje moedeloos word.

Ben jíj dan van adel?

‘Zeg wat een onbeleefde vraag, waarde heer.’

Oh. Sorry. Maar, bén je dan van adel? Want ik kan maar niemand vinden die nog écht van adel is.

‘Ik ben niet van adel.’

Ah, ja, maar wat brengt je hier dan?

‘Ik ben voorgedragen door Clemens van Steijn.

Dus ja, ik ben hier voor het eerst. Ik heb zojuist gedebuteerd. En U? U bent journalist?’

Ja, voor Nieuwe Revu.

‘Oké, oké.’

Ken je het?

‘Ik heb het wel eens ingezien.’

En, wat vond je ervan?

‘Wat ik ervan gezien heb was Ehm. Interessant.’ Maar?

‘Daar wilde ik het graag bij laten, om niet te onbeleefd over te komen.’

Oké, maar vooruit. Clemens zei dus tegen je van, Melvin, ouwe reus, weet je wat wij gaan doen?

‘Welnu, daar komt het ongeveer op neer, ja. Maar, enfin, ik wens u nog een zeer plezierige avond.’

Net of ze in Wenen zijn

Op de overloop tussen de twee zalen in begint zich een rij te vormen bij een groen scherm tegen de muur. Iedereen die voor het groene scherm gaat staan, kan zichzelf op de foto zetten alsof hij in een paleiszaal in Wenen staat. Links naast de camera staat een jongen in een soort lakeienuniform. Aan de andere kant staat een man die, ondanks zijn rokkostuum, de uitstraling heeft van een Amstelveense tweedehands-autoverkoper.

Weet je wat ik nou zo gek vind?

‘Nou?’ vraagt de autoverkoper me, terwijl hij me met argusogen bekijkt.

Nou staat iedereen hier in Huis ter Duin, al best wel een chique hotel. Een mooie klassieke allure, alles. Op een bal in Nederland.

‘Ja en?’

En dan nóg gaat iedereen hier in een of andere malle kermisattractie voor een groen scherm staan om net te doen alsof ze ergens anders zijn.

‘Ja, hoezo? Wat is daar erg aan? Zo is het net of ze in Wenen zijn. Dat heeft toch meer cachet?’

Ja, maar het is toch het Haagsch Debutantenbal?

‘Ja?’

Iedereen weet toch dat het in Noordwijk is? In Huis ter Duin?

‘Ik snap niet wat je bedoelt. Mensen willen gewoon een mooie foto waarop het lijkt dat ze in Wenen zijn. Nou, dat regel ik.’

Maar ze zijn niet in Wenen.

‘Nee.’

Lekker authentiek.

‘Goed. Ja, oké. Ik wens u nog een prettige avond.’