Suriname moest de parel van de Cariben worden, de rijstschuur van de regio. Suriname was booming. Nu is het crisis. De gewone Surinamer zal de komende jaren de prijs moeten betalen voor het financie?le wanbeleid en corruptie van de regering van Bouterse. Suriname is als een kaartenhuis in elkaar gevallen.
Toen Bouterse zich in augustus 2010 tot president van de republiek liet kronen, erfde hij een land dat onder zijn voorganger Ronald Venetiaan een gestage positieve ontwikkeling doormaakte. De economie groeide elk jaar met een paar procent, de monetaire reserves waren met een miljard Amerikaanse dollars in kas ruim op orde, de munt was stabiel, de goud- en olieprijs hoog. Maar toch was de massa ontevreden. Stabiliteit geeft mij en mijn kinderen niet te eten, zei men in de arme buurten van Paramaribo, het voornaamste werkterrein van Bouterse, die veel beter dan Venetiaan begreep dat met een beetje paaien en knuffelen daar de sleutel naar de macht lag.
Bouterse beloofde ze van alles: de AOW zou verhoogd worden, er zou naschoolse opvang komen, de kinderbijslag zou stijgen van omgerekend 0,75 euro naar 10 euro per kind per maand, en de pensioenen bijna verdubbeld. Daarnaast beloofde hij eindelijk een minimumloon te realiseren en volop te investeren in sociale woning- bouw en infrastructuur. Ook moest er een algemene ziektekostenverzekering komen die voor kinderen en zestigplussers gratis zou zijn. Maar bovenal: de daadkrachtige Bouterse zou een frisse wind door het land laten waaien na tien jaar Venetiaan, die werd gezien als te zuinig, te conservatief en te elitair.
Baas Bouta hield woord. In zijn eerste regeerperiode voerde hij talloze sociale maatregelen door die het leven van het volk direct tastbaar verbeterde. Het kon ook. Er was geld en de hoge goud- en olieprijs spekte de staatskas met honderden miljoenen dollars. De wereld lachte Bouterse en Suriname toe, men sprak in 2013 over een economische oase. Het bezorgde Bouterse een megaverkiezingsoverwinning in mei 2015 waardoor zijn partij NDP momenteel een meerderheid in het parlement heeft. De oppositie staat buitenspel.