Nieuwe Revu sprak Maarten Spanjer (64) wel vaker. Interviews met hem zijn namelijk?altijd goed. Nu vertelt hij bijvoorbeeld over die keer dat de vrouw van Jeroen Krabbé hem vroeg waarom hij toch zon hekel had aan haar man. Hij zei: Uw man lijkt mij een type dat als hij voor de spiegel staat, denkt: zo moet God het ongeveer hebben bedoeld.
Een criticus schreef eens over uw werk: Het proza van Maarten Spanjer kun je beter lezen als je dronken bent.
God hebbe zijn ziel. Dat was een overigens niet complimenteus bedoelde opmerking van Adriaan Jaeggi, die eerst als recensent werkte en later hoofdredacteur werd, nota bene van mijn toenmalige uitgeverij Thomas Rap. Ik ging op een gegeven moment naar een boekpresentatie van Peter Winnen bij diezelfde uitgeverij, en toen kwam er een schichtige man op mij af die zei: Ik ga uw boek begeleiden. Omdat hij zo zenuwachtig deed, ging ik nadenken: waarom doet die man zo vreemd tegen mij? Opeens ging er een licht op en zei ik tegen hem in gezelschap van Winnen en zijn vrienden: Jij bent toch niet die lul die ooit een van mijn boeken van het begin tot het einde heeft afgekraakt? En vervolgens zei ik: Als ik jou was zou ik alle moeite doen om het nieuwe boek van deze verderfelijke man tegen te houden. Toen zei hij: Nee, meneer Spanjer, dat ziet u niet goed, want ik was destijds recensent en had toen een heel andere functie. Toen had ik wel meteen door hoe betrekkelijk alles was.
Hoe komt u aan die heerlijke humor?
Als je er een verklaring voor zou moeten zoeken, was het wel dat er in zon groot gezin met die driftige vader altijd wel een soort spanning was. Ik was als middelste zoon wel een van de slimsten, maar nou ook weer niet superslim. Maar ik wilde de dingen wel altijd van een andere kant bekijken. Ik had al heel vroeg een gevoel voor tragikomische dingen. En eigenlijk zijn al mijn verhalen toch ook wel tragikomisch. Of niet soms dan?
Bent u nog steeds zon pestkop?
Helaas is dat wat minder geworden. Of ik heb het niet meer door dat ik pest. En als ik een slokje op heb, denk ik dat alles wat ik doe ontzettend leuk is. Ik ging een keer varen met René van der Gijp naar een restaurant om wat te drinken. We varen om half twaalf s avonds weer terug en ik zie een gigantische boot liggen met vlag. En dan ruk ik die vlag uit die boot en denk: dat vinden die mensen hartstikke leuk. Maar die mensen vinden dat natuurlijk niet hartstikke leuk. Op dat moment denk ik: ach, doe toch leuk mee! En het valt voor mij nog net in de categorie onschuldige geintjes. Maar tegenwoordig heb ik een vrij goeie dronk over mij hoor; ik word eigenlijk milder met een slokje op.