Hippiemoord in Hengelo; waar is het lijk van slagerszoon Jatti?

Jongerencentrum Fashion in Hengelo stond begin jaren zeventig bekend als het enige hippiecentrum tussen Berlijn en Amste...

Jongerencentrum Fashion in Hengelo stond begin jaren zeventig bekend als het enige hippiecentrum tussen Berlijn en Amsterdam. Tot slagerszoon Jatti op de psychedelische muziek van Jefferson Airplane’s Somebody To Love wordt doodgeschoten.

Tekst: Hendrik Jan Korterink

Fashion was een bolwerk van hippies, langharig werkschuw tuig, vrije seks, softdrugs en peace. Alleen slagerszoon Gerrit ‘Jatti’ Wensing is niet zo van de peace: hij moet niks hebben van volk uit de Randstad dat ‘het Paradiso van het Oosten’ heeft weten te vinden. Hij is agressief en vervelend en komt alleen om stennis te maken. En voor Texas D., op wie hij smoorverliefd is. Zij niet op hem.

Als de problemen met Jatti uit de hand lopen, wordt besloten hem uit de weg te ruimen. Op 3 maart 1971 is het zover. Het lijk wordt begraven en de betrokkenen lijken ermee weg te komen, tot in 1985 een getuige gewetenswroeging krijgt en er een veroordeling volgt, voor een moord zonder lijk. Nog eens dertig jaar later schrijft journalist Marco Krijnsen een boek over de affaire: de zeer waarheidsgetrouwe roman Jatti, moord in het Paradiso van het Oosten.

‘Opa, vertel nog eens over die hippies…’ De meeste betrokkenen bij de moord in Fashion in 1971 zijn opa of oma, of dood. Het was vooral aan het lokale PvdA-boegbeeld Wim Meijer (geboren in 1939) te danken dat Fashion tot stand kwam. Hengelo was een fabrieksstad, met veel rijke directeuren en hun gezinnen die van buitenaf kwamen. De jeugd had in de wilde jaren zestig en zeventig, met hippies en flowerpower in de grote steden, niet genoeg aan een dorpshuis.

Fashion werd een begrip en maakte naam als het enige hippiecentrum tussen Berlijn en Paradiso in Amsterdam. De onbetwiste leider, als betaalde kracht, was Pieter J.; in het boek van Krijnsen wordt hij Peter genoemd. Niemand die hem wat kon maken met zijn liefdesnestje op zolder, waar hij graag zijn minderjarige vrouwelijke onderdanen ontving. Ontelbare keren liep hij gearmd met twee meiden de trap op om pas de volgende ochtend weer af te dalen van de Olympus. De vaders van zijn minnaressen zaten intussen ongerust thuis te wachten en belden ten einde raad de politie.

Allegaartje

De bezoekers van Fashion vormden een vreemd allegaartje. Criminelen, geflipte figuren, onschuldige schoolmeisjes, een verdwaald gemeenteraadslid, zonen en dochters van fabrieksdirecteuren en politiemensen. Voor de muzikale omlijsting waren Cuby & the Blizzards en de Golden Earring er kind aan huis. Earring-gitarist George Kooijmans had in Hengelo een vriendinnetje. Ook Bart Huges maakte er zijn opwachting; hij had in 1967 een gaatje in zijn hoofd geboord met een Black & Decker-boormachine. Het derde oog, waar je blijvend high van werd. Krijnsen: ‘Ik denk dat er in de omgeving van Hengelo nog heel wat mensen met zo’n gaatje rondlopen’. Een andere bekende bezoeker: dichter Simon Vinkenoog.

Jatti Wensing was van een heel ander kaliber. Een eenling. Een jongen met een agressieve uitstraling die helemaal niet paste bij het softe hippiegebeuren. Zijn naam dankte hij aan een tatoeage met deze letters, op zijn onderarm, maar niemand wist waarom hij zich zo noemde. Dat hij elke keer toch kwam, had te maken met zijn verliefdheid op Texas, een bloedmooie Indische. Tot ongenoegen van Jatti was ze het vriendinnetje van een tamelijk beruchte Twentse crimineel. Marco Krijnsen was in 1971 nog maar zes jaar oud. Te jong voor Fashion.

Lees ook: Jan Slagter en andere LSD-gebruikers waarvan je het niet verwacht

‘Van mijn vader hoorde ik de verhalen over werkschuw tuig; de meeste Hengeloërs moesten niet veel hebben van wat daar gebeurde. In politierapporten uit die tijd lees je over vleselijke gemeenschap en onzedelijke handelingen die werden verricht op de zolder van Fashion. Ik herinner me een mutatie over een verontruste ouder uit Eibergen: Onze dochter is niet thuis, we weten bijna zeker dat ze in Fashion zit. Dan kwam oom agent naar Fashion om Truusje op te halen, die via de regenpijp naar buiten was geklommen. Het ging soms om heel jonge meisjes, veertien jaar was geen uitzondering.’

Toen in 1985 bekend werd dat de moordenaars van Jatti Wensing waren aangehouden, studeerde Krijnsen in Groningen. ‘Dat heb ik van een afstand gevolgd.’ Later werkte hij als journalist bij Tubantia. ‘Ik heb altijd een bovenmatige interesse gehad in de lokale geschiedenis. Voor een jaarboek van de gemeente, in 2005, werd me gevraagd een stuk te schrijven over Fashion en toen was mijn interesse voorgoed gewekt. Ik kwam ook in aanraking met een rechercheur die er nog altijd mee bezig is. Het lijk van Jatti is nooit gevonden.’

Hasj en lsd

Op 3 maart 1971 om half zeven ’s avonds bevonden zich in een kamer op de bovenverdieping van Fashion Dirk K. (toen 23), Rein K. (21) en Texas D. (19). Ze rookten hasj en slikten lsd. Plotseling pakte Dirk een lange, zwarte koker waaruit hij een vuurwapen haalde. Nonchalant schroefde hij er een vijftien centimeter lange stalen buis op. Texas zei: ‘Is dat nou echt?’ Dirk grijnsde. Uren later daalde het drietal af naar de grote zaal van Fashion op de begane grond. Dirk, Rein en Texas waren zo stoned als een garnaal. ‘We gaan Jatti vermoorden,’ zei Dirk.

Jatti (26) was er nog niet, maar toen hij binnenkwam, viel zijn oog direct op Texas, zijn onbereikbare liefde. Alle Fashion-jongens wisten: Texas, daar mocht je alleen maar naar kijken. Ditmaal leek het anders. Texas ving Jatti’s verliefde blikken op en beantwoordde ze. Terwijl hij gebiologeerd naar haar staarde, begon Texas te dansen. In de halfduistere zaal werd de muziek harder gezet: Somebody To Love van Jefferson Airplane. Psychedelischer had je ze niet.

https://www.youtube.com/watch?v=2EdLasOrG6c

Jatti viel neer in de stoel die voor hem was klaargezet. Terwijl Texas met wezenloze dansbewegingen de aandacht van haar aanbidder vasthield en hem strak in de ogen keek, pakte Dirk zijn pistool met geluiddemper en schoot van achteren door de stoel. Vier korte, droge knallen maakten een einde aan het leven van de slagerszoon. Er liep een straaltje bloed uit zijn neus, hij was ontegenzeggelijk dood. Er ontstond enige paniek. Wat nu?

Rein besloot betaalde kracht Pieter J. erbij te halen. Die lag in zijn kraakpand te slapen toen Rein aanbelde en zei: ‘We hebben Jatti vermoord’. Pieter ging mee naar Fashion. ‘Hij schrok zich de pleuris,’ zei Dirk in zijn verklaring bij de politie. Pieter besefte dat dit het einde van ‘zijn’ Fashion betekende. Terwijl hij er alles aan had gedaan. Talloze malen had hij Jatti aangegeven bij de politie, vanwege de overlast en de bedreigingen. Hij had ervoor gezorgd dat Jatti opgenomen werd in een psychiatrisch centrum, maar daar was hij uit ontsnapt.

Samen met Dirk en Rein wikkelde hij het lijk in een grote skai-lap en samen sjouwden ze het naar zijn rode bestel-Eend, samen met de fauteuil. Texas moest de bloedsporen opruimen, de andere drie reden richting Boekelo. In een bosperceel groeven ze met hun handen en een schop een gat. Een kwartier lang groeven ze als wilden, zoals ze later zouden verklaren. Jatti’s graf werd bedekt met bladeren. Tegen zessen waren ze terug in Fashion. Ze spraken af te zwijgen: wie zijn mond open zou doen, zou net zo eindigen als Jatti.

Paranoïde

In 1985 maakte een van de aanwezigen, geen dader, de zaak aanhangig. Hij was op het tijdstip van de moord in Fashion. Marco Krijnsen heeft hem gesproken, maar schermt zijn identiteit in het boek zorgvuldig af. De man is nog altijd bang dat de daders wraak zullen nemen; hij was ten tijde van de moord al behoorlijk paranoïde, dat is er later niet beter op geworden. Overigens zijn de betrokkenen er betrekkelijk genadig vanaf gekomen: uiteindelijk is alleen schutter Dirk veroordeeld tot enkele jaren gevangenisstraf, de anderen zijn vrijgesproken. Pieter, tot zijn frustratie, pas in hoger beroep.

Ondanks vele zoekacties is het lichaam van Jatti nooit gevonden. Marco Krijnsen: ‘In 1985 is er een reconstructie geweest waarbij gezocht is naar de plek waar het lijk zou zijn begraven. In dat buitengebied was intussen de A35 aangelegd, waardoor de loop van de wegen nogal is veranderd. Toch werd unaniem hetzelfde bosperceel aangewezen als plek des onheils, nog geen kilometer van de snelweg. Ook in de jaren daarna is er geregeld nog gezocht, maar altijd vergeefs. Dat is toch merkwaardig. Er is echt geen gelegenheid geweest een diep graf te graven en meestal komt na verloop van tijd zoiets dan wel aan het licht. Dat is ook wat die ene rechercheur nog steeds bezighoudt, die kan het niet verkroppen dat de zaak niet is opgelost.’

Een logische verklaring is dat een van de daders later teruggegaan is, omdat hij de anderen misschien toch niet helemaal vertrouwde met hun beloofde zwijgen en het lijk elders heeft weggewerkt. Maar of daar na 45 jaar ooit nog iets van aan het licht komt?