Eerst nadenken, dan pas twitteren

Deze week zag ik iets gebeuren wat er altijd al was, maar in heftigheid telkens toeneemt. De gruwelijke moordpartij in e...

Deze week zag ik iets gebeuren wat er altijd al was, maar in heftigheid telkens toeneemt. De gruwelijke moordpartij in een homoclub in Orlando, waar vijftig mensen bij omkwamen, liet ons opnieuw zien dat mensen allesbehalve volmaakt zijn. Nog voor de belangrijkste details over de slachting bekend waren, begon op Twitter een stammenstrijd tussen mensen die elkaar elke week digitaal bevechten, naar aanleiding van krantenberichten en televisiereportages.

Ze weten het voor elkaar te krijgen om alles te politiseren, zonder tact en vooral met weinig empathie voor de nabestaanden. Het gaat ze namelijk helemaal niet om hen – alleen om het eigen gelijk. In het geval van Orlando zag Anneloes Wassenaar (D66) haar kans schoon om meteen kanttekeningen te plaatsen bij de Amerikaanse wapenwet. Ze vindt deze veel te sober en twitterde direct na de mass shooting dat er jaarlijks meer mensen per ongeluk door peuters worden doodgeschoten dan er burgers omkomen bij terreurdaden.

Lees ook: Wie goed doet, slecht ontmoet

Ze zal zich vast op feiten beroepen, maar om die op dat moment de wereld in te helpen, terwijl honderden betrokkenen in onzekerheid leven, of om hun dierbaren rouwen, is opportunistisch en wreed. Die ziekte om zonder aarzeling een bepaald punt op een digitaal platform te willen maken, is echter niet alleen aan dit soort intriganten voorbehouden: de verstokte critici van de islam konden soms het juichen amper onderdrukken nadat de identiteit van de dader werd onthuld. De 29-jarige Omar Mateen is weliswaar in Amerika geboren, maar heeft wel een Afghaanse achtergrond, wat bij veel twitteraars subiet een belletje deed rinkelen, in die zin dat de aanslag wel religieus gedreven moest zijn en daarom ook meteen als zodanig werd gelabeld.

De werkwijze van Anneloes Wassenaar én die van islamhaters verschilt weinig van elkaar: beide partijen hebben in zekere mate gelijk en kunnen de pret hierover niet beteugelen, daarom zetten ze gauw hun computertje aan, met het doel om een politiek punt te maken. Dat is in een vrije democratie natuurlijk niet verboden, het getuigt alleen van weinig oprechte belangstelling en betrokkenheid. En om het maar even populistisch uit te drukken: de lijken waren amper koud, of de grenzen moesten worden gesloten en wapens mochten niet meer bestaan. Het fanatisme waarmee twee politieke uitersten elkaar tegenwoordig bestrijden, bewijst dat ze niet door idealen, maar door diepgewortelde vijandigheid worden gedreven.

Het ergste is dat mensen van statuur zich ook laten verleiden tot dit soort infantiele activiteiten. In Amerika kruisten presidentskandidaten Donald Trump en Hillary Clinton online de degens met elkaar, in aanloop naar de verkiezingen van dit najaar.

In Nederland plaatste de onvermijdelijke Geert Wilders ‘No more Allahu Akbar. No more slaughter. No more Islamic terror’ op Twitter, een tekst waarmee zijn aanhang wel aan de slag kon. Ik ging eens kijken wat voor ‘debat’ zijn boodschap losmaakte en kon me niet onttrekken aan het idee dat al die bezorgde burgers en activisten de slachtoffers van Orlando allang waren vergeten. Het ‘zie je nou wel-gehalte’ was enorm hoog. Er mocht geen tijd verloren gaan aan rouw. Dat deed me weer denken aan de nabestaanden van de slachtoffers in Orlando, van wie de tranen nog lang niet zijn opgedroogd, maar die wel, tegen wil en dank, onderdeel worden gemaakt van allerlei politieke campagnes.

Özcan Akyol