De afgelopen dagen verschenen er wat tegenstrijdige berichten in de media: eerst werd gesuggereerd dat Nederlanders massaal voor een andere vakantiebestemming dan Turkije kozen, daarna konden we overal lezen dat er een boekingstoename van 20 procent was. Die laatste ontwikkeling komt voort uit het slechte weer bij ons, dat weegt zwaarder dan terreurangst én ontevredenheid over de huidige gang van zaken in het veelbesproken land.
Er is in onze samenleving een breed gedragen sentiment ontstaan: Turken deugen niet. Daarom moeten we het land boycotten, de Turkse slager mijden en vooral op elke mogelijke manier de spot drijven met achterlijke Ottomanen die niet tegen kritiek kunnen. Er wordt mij zelfs herhaaldelijk gevraagd om mijn tweede nationaliteit op te geven, zodat iedereen kan zien dat ik niet het verschrikkelijke bewind van de huidige president ondersteun en al helemaal niet achter zijn islamiseringspolitiek sta. Kortom, je bent schuldig, tot het tegendeel is bewezen. Anders word je geschaard tot de vijfde colonne het gevaar onder ons.
Wat veel mensen kennelijk vergeten, is dat Turkije al bestond vóór de huidige leiders de scepter op hun eigen dubieuze wijze mochten zwaaien. En ik kan u verzekeren: ook toen was het land geen pretje om in te leven. Het leger had bijvoorbeeld ongezond veel inspraak in de politieke kwesties, wat in het verleden tot drie militaire staatsgrepen resulteerde, waarbij zittende parlementariërs werden ontslagen, gearresteerd en soms zelfs tot de dood veroordeeld. Een ander ironisch voorbeeld is dat nota bene de huidige president in 1998 tien maanden in een cel werd gestopt omdat hij een religieus discriminerend gedicht had voorgelezen. Er rammelt in het land dus al enige tijd wat aan de vrijheid van meningsuiting.
We kunnen nu wel met zijn allen gaan blèren dat alle Nederlandse Turken hun paspoorten moeten inleveren, omdat ze anders niet deugen, maar alle regeringsleden, iedere premier en president, zijn hoe je het wendt of keert passanten. Alles is veranderlijk. Dat geldt niet voor de roots van de mensen aan wie nu massaal wordt gevraagd om kleur te bekennen.
Veel gastarbeiderskinderen zullen in de nabije toekomst het buitenverblijf van hun ouders erven. Ze maken daar alleen aanspraak op met de Turkse nationaliteit, of ze moeten de blauwe kaart aanvragen, een document waarbij je veel rechten verliest, maar nog wel een huis mag bezitten. Alleen is die blauwe kaart nu ook een punt van discussie: de regering ziet steeds meer rijke Russen en Syriërs vastgoed kopen en vreest dat het eigen volk verdrongen zal worden. Het is niet uitgesloten dat de huidige leiders binnenkort gaan beslissen dat buitenlander geen huizen, kantoren en winkels in Turkije mogen kopen en bezitten.
Er zijn Turkse Nederlanders die nu heel populistisch in het openbaar roepen dat ze hun Turkse paspoort niet gaan verlengen. Dat is niet alleen dom, maar bovenal vooral voor de bühne. Wat de meeste mensen niet weten, is dat je bij het opzeggen van je paspoort je nationaliteit toch wél behoudt en daarmee ook alle rechten die je in het land hebt. Om van de Turkse nationaliteit af te komen moet je een heel andere procedure beginnen.
Ik heb mijn Nederlanderschap omarmd en maak me tegelijkertijd zorgen om wat er in het geboorteland van mijn ouders gebeurt. Want over dertig jaar wil ik daar nog steeds vakantie vieren, het graf van mijn moeder bezoeken en mijn (klein)kinderen laten zien waar hun wortels voor een deel liggen. Turkije is van alle Turken, niet alleen van de president die toevallig op dat moment aan de knoppen zit.
Özcan Akyol