Schitterend, maar ver buiten ons bereik

Beste Prince, In 2004 was ik op pad met de Nederlandse band Caesar. Ze speelden in Tivoli, op de Oude Gracht in Utrec...

Beste Prince,

In 2004 was ik op pad met de Nederlandse band Caesar. Ze speelden in Tivoli, op de Oude Gracht in Utrecht. Een zeer belangrijk optreden voor ze; hun grootste eigen clubshow tot nu toe. Maar vanaf een dag voor dat optreden maakte jij duidelijk dat er een verschil is tussen bekend in eigen land en wereldberoemd. Je speelde namelijk dezelfde avond in de vijftien keer zo grote Jaarbeurs, en had laten weten dat je misschien daarna nog zin had om een clubshow te geven in Tivoli. Misschien ook niet; dat zou afhangen van je bui die avond. Maar indien wel, dan moest Tivoli beschikbaar zijn. En dus kreeg Caesar te horen dat in dat geval ze op tijd moesten stoppen, en hun publiek meteen de zaal zou moeten verlaten. Caesar was een generaal. Maar jij was Prince. Baas boven baas.

En een baas, dat was je en bleef je. Terwijl de Caesar-fans, allemaal twee gratis muntjes voor het ongemak op zak, zo snel mogelijk na het laatste nummer de zaal moesten verlaten, kwam jouw witte verlengde limo voorrijden, in het volle zicht van de rij die zo lang leek als de Oude Gracht zelf. Hier arriveerde een wereldster.

Een hit had je toen al jaren niet meer gehad en had je erna ook niet meer, maar dat gaf niet: die hit was je inmiddels zelf, in al je onvoorspelbaarheid een van de beste live-performers ter wereld. De man die soms al zijn hits speelde, en soms geen een. Dan kreeg het publiek een jamsessie van een paar uur, in de meeste gevallen zonder gemor, want ook van je improvisaties droop het perfectionisme af.

Je was ook de man bij wie zóveel mensen de afgelopen herinneringen deelden van seksuele aard, dat mijn indruk is dat je niet zozeer de soundtrack bij veel jeugdjaren heb verzorgd, maar vooral bij veel pril geneuk. Dat moet je hebben behaagd, als de geile kabouter die je was. Dat je de laatste jaren van je leven ook als een getuige van Jehova leefde: slechts een van die vele wonderlijke contradicties die passen bij iemand die even geniaal als gecompliceerd leek. Toen ik deze week het bloedgeile Darling Nikki weer eens draaide (‘I knew a girl named Nikki / I guess u could say she was a sex friend / I met her in a hotel lobby / Masturbating with a magazine’) zag ik die Nikki zoals zo vaak voor me, maar nu met een Wachttoren in haar hand.

Je hebt sterren wiens roem voor een groot deel is gebaseerd op herkenbaarheid: ik denk dat in Nederland André Hazes daarvan het beste voorbeeld was. De man in wie alle fans een deel van zichzelf terugvinden, met al zijn geleefde en bezongen imperfecties. En je hebt de sterren naar wie we slechts kunnen staren, verbijsterd over al dat talent waarvan we niet eens durfden dromen. Waarvan nooit selfies met fans zijn opgedoken, onaanspreekbaar als ze waren. Die we ook nooit echt hebben begrepen. Letterlijke sterren: schitterend, maar ver buiten ons bereik.

Van de drie larger than life supersterren van de jaren tachtig is alleen Madonna nu nog over; van de twee supersterren die van zelfvernieuwing hun handelsmerk hadden gemaakt, geen een meer. Dat stemt verdrietig, vooral omdat popmuziek lijkt samen te hangen met een eeuwige jeugd. En precies dat opnieuw een van de grote illusies ervan blijkt.

Die avond in Tivoli eindigde trouwens met jou ?s nachts op het podium. En een zaal vol dansende mensen, onder wie de leden van Caesar.

Leon Verdonschot