James Worthy

‘Ik ben geen alcoholist, maar een fijnproever’

Hij is nooit een thuisdrinker geweest. Maar alles wat James Worthy nooit is geweest, is hij in dit krankzinnige jaar wel geworden.

James Worthy

Er staat een rij bij de glasbak. In de rij staat niemand die ik ken, dus ik ga erin staan. Hoofdschuddend kijk ik naar de lege flessen die uit mijn allergrootste boodschappentas steken. Als er een app zou bestaan die mijn slokken in plaats van mijn stappen telt, zou die app mij vandaag vertellen dat ik deze week nog meer dan vorige week heb gedronken. Ik ben nooit een thuisdrinker geweest, maar alles wat ik nooit ben geweest, ben ik in dit krankzinnige jaar wel geworden.

De flessen die bovenop liggen, zijn toevallig de duurste flessen. Nee, hier is niets toevalligs aan. De coronacrisis doet gekke dingen met een mens. De crisis heeft niet alleen een thuisdrinker van me gemaakt, maar ook een glasbaksnobist. Glasbaksnobisme, ik lijd eraan. Iedereen die in mijn tas kijkt, ziet dat ik goed leef. Rum uit Guatemala en whisky uit Japan. Zo, die neemt het ervan, hoor ik de student die achter me in de rij staat denken. Inderdaad, meneertje, ik zou deze hele glasbak kunnen kopen.

Er bestaan twee soorten glasbakgebruikers. Je hebt de glijders en je hebt de duwers. De man die nu aan de beurt is, is een duwer. Na elke duw brengt hij zijn oor naar de ronde glasbakopening toe. Hij wil de scherven horen dansen. Ik hoop dat hij daarom zoveel drinkt. Dus niet om te vergeten, te verdringen of te verbloemen, nee, ik wil dat hij zoveel drinkt, omdat hij stapelverliefd is op glasbakgeluiden. Dat wonderschone gerinkel. Dat herkenbare geluid. Veel mensen zijn momenteel gebroken van binnen en de glasbak klinkt precies zoals die mensen zich voelen.

Ik staar nogmaals in mijn tas. Ik moet stoppen met drinken. Ik kan ermee stoppen. Ik zou ermee kunnen stoppen. Volgende week maandag stop ik.

De man die aan de beurt is, haalt een plastic fles uit zijn tas. Hij weet dat een plastic fles niet in de glasbak thuishoort, maar niemand die in deze rij staat, gaat er iets van zeggen. En de glasbak ook niet. Niets of niemand op deze aardbol ziet zoveel door de vingers als een glasbak.

Nadat ik alle flessen in de bak heb gekukeld, loop ik naar de slijterij. Het zijn maar 37 passen. Hier is over nagedacht. Er gaat werkelijk niets boven de Nederlandse infrastructuur.

Ik kijk bij de slijterij naar binnen en zie de man van de plastic fles bij de kassa staan. Voor hem staan vier flessen witte wijn, drie flessen rode wijn, een fles whisky, een fles wodka en twee flessen rum. De jongen die achter de balie staat schrikt, maar zegt niets. Hij moet er iets van zeggen. Hij kan er iets van zeggen. Hij zou er iets van kunnen zeggen. Volgende week maandag gaat hij er iets van zeggen. Dit is niet zijn oorlog.

Ik zet een fles Guatemalaanse rum van 60 euro op de balie. De jongen haalt opgelucht adem. Tegen mij hoeft hij helemaal niets te zeggen. Ik ben geen alcoholist, maar een fijnproever.

Column
  • iStock