‘We hebben de betrekkingen met El Salvador verbroken. Er komt een oorlog.’ Het is de oorlogsretoriek van de Hondurese kolonel Armando Velásquez op 26 juni 1969. Kort voor zijn uitspraak verbrak de Salvadoraanse minister van Binnenlandse Zaken José Guerrero op zijn beurt de diplomatieke betrekkingen met Honduras. Aanleiding? Een winnend doelpunt van José Antonio Quintanilla, waardoor El Salvador en niet Honduras naar het WK van 1970 in Mexico gaat. Drie weken na het laatste fluitsignaal breekt er een 100-urige oorlog uit, waarin beide legers elkaar bestoken met luchtaanvallen en troepen op de grond. Een oorlog met enorme gevolgen. El Salvador betreurt negenhonderd oorlogsslachtoffers, Honduras 2250. Duizenden anderen eindigen dakloos. Rond de honderdduizend in Honduras wonende Salvadoranen slaan op de vlucht. Beide economieën storten volledig in elkaar. Toch ontgaat het velen; alle media-aandacht gaat naar de maanlanding van Neil Armstrong. Hoe konden de voetbalwedstrijden voor zo’n bloederige oorlog zorgen?
Immigratie
Om dat te begrijpen, moeten we verder terug in de tijd. El Salvador is een klein land in Midden-Amerika, maar heeft in de jaren 60 een grote bevolkingsdichtheid – meer dan 155 mensen per vierkante kilometer. Het grootste deel van het land is in handen van veertien machtige grondbezitters. Twee derde van de dorpsbevolking staat hierdoor met lege handen. Zonder grondbezit geen toekomst, beredeneren veel Salvadoranen. Hierom emigreren veel van hen naar buurland Honduras, dat bijna zes keer zo groot is en waar nog grote lappen braak land te vinden zijn. Jarenlang tolereert de Hondurese regering de immigratie. Salvadoraanse boeren beginnen er een nieuw leven, stichten dorpen en voelen zich thuis in hun nieuwe land. In totaal vestigen zo’n 300.000 Salvadoranen zich in Honduras.
In 1963 is generaal Oswaldo López Arellano door een staatsgreep aan de macht gekomen in Honduras. Tijdens zijn regime ontstaat er onrust onder Hondurese boeren. Volgens hen pakken de Salvadoranen hun banen en land af. Dit zwengelt een nationalistische stemming aan onder de Hondurezen; ze eisen ‘hun’ land terug. Onder grote druk voert Arellano een nieuwe eigendomswet door, waardoor duizenden illegale Salvadoranen hun land kwijtraken. Hun grond wordt herverdeeld en toegewezen aan Hondurezen of grootgrondbezitters, waaronder het Amerikaanse United Fruit Company, het huidige Chiquita. Door de onteigening zijn veel Salvadoranen genoodzaakt terug te keren naar hun geboorteland. Alleen al tijdens de kwalificatiewedstrijden trekken zo’n twaalfduizend boeren terug. Maar de Salvadoraanse regering zit helemaal niet te wachten op deze volksverhuizing – het land is veel te klein om iedereen een plek te geven.
Buskruit
Binnen deze context vindt op zondag 8 juni 1969 de eerste wedstrijd van het drieluik tussen Honduras en El Salvador plaats. Vol goede moed is het Salvadoraanse team een dag voor de wedstrijd in Tegucigalpa geland. Maar van een goede voorbereiding in de broeierige hoofdstad is geen moment sprake. Gewiekste Hondurezen zijn al snel op de hoogte waar het elftal de nacht zal doorbrengen. Binnen een mum van tijd wemelt het er van de Hondurese fans. Gewapend met trommels omsingelen ze het hotel. Hun enige missie is de voorbereiding van het elftal van de Argentijnse coach Gregorio Bundio te ontregelen. Tot diep in de nacht slaan de Hondurezen hun handen blauw op het membraan, steekt een groepje buskruit af en leunen autobezitters tegen hun claxon. Ook vliegen er stenen richting het hotel, die de enigszins lakse politie ternauwernood weet te ontwijken. De methode van de Hondurezen werkt, het team doet geen oog dicht. Zichtbaar uitgeput vertrekken ze de volgende dag naar Estadio Nacional.
Hoewel de Salvadoranen met wallen tot aan hun oksels op het veld staan, houdt het lang stand. Pas in de slotminuut weet Leonard Wells Myveth de bevrijdende 1-0 te maken. Een stand die de Hondurezen niet meer weggeven, het wint en zet een belangrijke stap richting het WK. Na afloop steekt de thuisaanhang, volgens goed Latijns-Amerikaans gebruik, een deel van het stadion in brand.
In San Salvador, de hoofdstad van El Salvador, kijkt de 18-jarige Amelia Bolanos het – op een kleine zwart-wittelevisie – met lede ogen aan. De voetbalgekke tiener richt zich tot de hemel en vraagt zich af waar haar land dit aan verdiend heeft. Uit pure wanhoop loopt ze naar de slaapkamer van haar ouders, pakt in de la van haar vaders bureau een pistool, richt de loop op haar gebroken hart en vuurt. Ze is op slag dood. Krant El Nacional meldt de dood van Bolanos op haar voorpagina. ‘Het meisje kon het niet aanzien dat haar vaderland op de knieën werd gebracht,’ tekent de redactie op. Heel El Salvador voelt met de familie mee. Haar begrafenis zendt de staatstelevisie live uit. Op militante wijze marcheert het leger achter de kist van Bolanos door de straten van San Salvador. Snikkende nabestaanden worden geflankeerd door de president en de voltallige ministerraad, in hun kielzog het Salvadoraanse voetbalelftal.
Afgeranseld konijn
Ondertussen bereiden de autoriteiten zich voor op de tweede wedstrijd op 15 juni in San Salvador, zeven dagen na het echec in Tegucigalpa. Na de nederlaag broeit het in de steden en dorpen van El Salvador – er heerst een mengelmoes van rouw en wraak. Over de dood van Bolanos, maar bovenal over de behandeling van hun landgenoten in Honduras. Wanneer het Hondurese team het vliegveld in El Salvador landt, wacht er een warm onthaal door een bataljon aan Salvadoranen. Vooral sterspeler José Enrique Cardona – die zijn bijnaam ‘het konijn’ dankt aan zowel zijn snelheid als zijn ruim bemeten voortanden – moet het ontgelden. De menigte bespuugt Cardona en houdt een spandoek omhoog waarop een konijn is afgebeeld die hem afranselt.
De avond voor de wedstrijd leidt generaal José Alberto Medrano de fans van El Salvador in een uitbundige mars door de straten, in de hoop de nachtrust van het Hondurese team te verstoren. Schreeuwende fans slaan op de hotelramen en gooien rotte eieren, dode ratten en stinkende vodden naar binnen. ‘We stopten watten in onze oren, maar zelfs toen konden we niet slapen,’ vertelt de Hondurese aanvoerder Marco Antonio Mendoza later tegen de Los Angeles Times.
Tijdens het spelen van het Hondurese volks lied hij sen de gastheren, onder luid gejuich, een vuile vaatdoek in de vlaggenmast
In de stad zijn meegereisde Hondurese fans opgejaagd wild. Er breken rellen uit, waarbij twee supporters zo erg worden toegetakeld dat ze overlijden. Zeven anderen raken gewond, waaronder een aantal aangerande vrouwen. Verder vliegen er honderdvijftig auto’s van de bezoekers in brand. Als reactie op de ongeregeldheden gooit de Hondurese president Arellano de grensovergangen met El Salvador dicht. Te midden van de chaos wordt de return gespeeld in het Flor Blanca-stadion. Begeleid door een striemend fluitconcert beginnen de uitgebluste Hondurezen hun warming-up. Het opgehitste thuispubliek eist wraak voor Bolanos en hun gevluchte landgenoten. Om ongeregeldheden te voorkomen, staat op het veld een cordon van soldaten, bewapend met geweren. Tijdens het spelen van het Hondurese volkslied hijsen de gastheren, onder luid gejuich, een vuile vaatdoek in de vlaggenmast.
De Hondurezen spelen een verloren wedstrijd – El Salvador wint eenvoudig met 3-0 dankzij doelpunten van Juan Martinez (2) en Elmer Acevedo. Met behulp van zware pantservoertuigen kan het elftal het land ontvluchten. ‘We hebben ontzettend veel geluk gehad dat we verloren,’ zegt een opgeluchte coach Mario Griffin bij thuiskomst tegen de pers. ‘Ik denk dat we anders niet levend waren weggekomen.’ Griffin maakt zich niet druk om de zeperd in San Salvador; het doelsaldo telt niet mee. Daarom moet er een beslissingswedstrijd gespeeld worden op neutraal terrein, want de veiligheid van zowel de spelers als de toeschouwers is in beide landen niet te garanderen.
‘Snij die Salvadoranen open’
En dus trekt het hele circus naar Mexico-Stad voor de wedstrijd op 26 juni. Ondertussen is de sfeer tussen Salvadoranen en Hondurezen nog grimmiger geworden. Na de nederlaag en het geweld tegen hun landgenoten in San Salvador, reageren de Hondurezen hun frustratie af op winkels, auto’s en bedrijven van in Honduras wonende Salvadoranen. Graffiti grossiert het straatbeeld van Tegucigalpa, met weinig verhullende teksten gericht tegen plaatselijke Salvadoranen. De Poolse correspondent Ryszard Kapuscinski tekent de volgende leuzen op in zijn boek Soccer War: ‘Snij die Salvadoranen open’ en ‘Wij zullen de 3-0 wreken’.
Tijdens de wedstrijden is de media in beide landen, die sterk gereguleerd worden door de overheden, bedruipt met propaganda. Nazi’s, dwergen, dronkaards, sadisten, dieven; het zijn allemaal termen die kranten, politici en journalisten in de mond nemen om het volk op te hitsen. In een Salvadoraanse krant vind je bijvoorbeeld teksten als: ‘El Salvador zou Honduras met geweld moeten beschaven.’
Wekenlange provocaties van beide zijdes bereiken een climax tijdens het beslissingsduel op 26 juni 1969 in het Estadio Azteca. De Hondurese fans zitten aan de ene kant van het stadion, Salvadoraanse fans aan de andere kant en in het middengedeelte maar liefst vijfduizend Mexicaanse politieagenten, uitgerust met knuppels zo dik als tafelpoten. El Salvador komt al vroeg op een 2-0-voorsprong dankzij twee doelpunten van Juan Ramón Martínez. Maar Honduras vecht zich terug. Rigoberto Gomez en de geplaagde Enrique Cardona trekken de stand weer gelijk. Uiteindelijk sprint in de verlenging Mauricio ‘Pipo’ Rodríguez van El Salvador het strafschopgebied in om een haarfijne voorzet af te leveren op José Antonio Quintanilla, die de bal eenvoudig langs de Hondurese doelman Jaime Varela schuift. Dankzij het winnende doelpunt kwalificeert El Salvador zich voor het WK in 1970. Zelden maakt een doelpunt zoveel impact als deze intikker van Quintanilla. Beide landen verbreken direct na de wedstrijd hun betrekkingen, met enorme gevolgen.
Genocide
Krap drie weken later, op 14 juli 1969 rond 18.00 uur, voert de Salvadoraanse luchtmacht bombardementen uit op de luchthaven van Tegucigalpa in een poging de Hondurese luchtmacht uit te schakelen. Tevens bombardeert het zeven steden, waaronder Nueva Ocotepeque, Santa Rosa de Copán en Choluteca. Gelijktijdig trekken grondtroepen Hondurees grondgebied binnen om de ‘genocide’ van hun landgenoten te stoppen. Ze veroveren de grenssteden Ocotepeque, El Amatillo en Goascorán, waarmee het de landsgrens zo’n 10 kilometer oprekt. El Salvador droomt er even van Honduras te veroveren, wat zou betekenen dat het nietige land een twee-oceaanmacht zou worden. In allerijl probeert het overdonderde Honduras stand te houden. Het krijgt van de Nicaraguaanse dictator Anastasio Somoza wapens en munitie, maar dat houdt de Salvadoraanse opmars in de eerste uren van de oorlog niet tegen.
Echt zware wapens hebben beide legers niet. Zowel El Salvador en Honduras beschikt over zo’n vijfduizend soldaten. Het Salvadoraanse leger is beter georganiseerd, maar vergaloppeert zich in het bergachtige terrein. Hierdoor weet Honduras verder terreinverlies te voorkomen. Vlak achter de frontlinie houden Salvadoraanse bendes huis, die al plunderend in het oorlogsgebied rondtrekken en veel Hondurese vrouwen verkrachten. ‘In handen vallen van de Salvadoranen was waar ik het meest bang voor was. Het was een brutaal leger, blind van woede en schoot iedereen dood die het te pakken kreeg,’ vertelt een Hondurese burger later. Als antwoord op de vijandelijke bestorming doet Honduras een strategische zet: het bombardeert de olie-installaties in El Salvador, waardoor het Salvadoraanse leger zonder brandstof komt te zitten. Omdat bij beide strijdmachten de munitie al snel opraakt, vragen ze tevergeefs om militaire bijstand van de Verenigde Staten.
Staakt-het-vuren
Na een wervelend begin in de oorlog van El Salvador, waarin de Hondurezen compleet overrompeld worden, weten de stugge Hondurezen de opmars van hun buurland de kop in te drukken. Voor veel soldaten is eigenlijk onduidelijk waar ze voor strijden. Een Hondurese soldaat vertelt achteraf: ‘Wij soldaten trokken ten strijde zonder te weten waarom of waarvoor. Ze zeiden dat we de nationale eer moesten verdedigen.’ Nadat er steeds meer slachtoffers vallen en de Hondurese luchtmacht ook de Salvadoraanse energiecentrales plat bombardeert, vloeien de krachten weg bij de Salvadoranen. Op 18 juli komt er na zo’n honderd uur een einde aan de machtsstrijd, mede dankzij de bemiddeling van de Organisatie van Amerikaanse Staten (OAS). Twee dagen later kondigen beide partijen officieel een wapenstilstand af.
In handen vallen van de Salvadora nen was waar ik het meest bang voor was. Het was een brutaal leger, blind van woede en schoot iedereen dood die het te pakken kreeg
Hoewel de oorlog maar vier dagen duurt, zijn de gevolgen groot. Naast duizenden doden en veel materiële schade, moet El Salvador zo’n honderdduizend uitgezette landgenoten opvangen. Zij vervolgen hun leven in grote armoede in het overbevolkte El Salvador. Tegelijkertijd kondigt de OAS diplomatieke en economische sancties af. De sociale onrust die hierdoor in El Salvador ontstaat, leidt tot een bloedige burgeroorlog, die van 1979 tot 1992 duurt. Hoewel het land de oorlog militair gewonnen lijkt te hebben, zijn de economische verliezen enorm. Bovendien is het grensgebied tot de dag van vandaag niet veilig. Nog steeds vinden er schietpartijen, moorden en brandstichtingen plaats.
Ook in Honduras maakt de economie een vrije val. Mede door de vertrokken Salvadoranen, die belangrijk waren voor de welvaart. Als gevolg hobbelt het land van de ene naar de andere politieke crisis en is het nog steeds een van de armste landen van Latijns-Amerika. Corruptie is er aan de orde van de dag. Niet voor niets wordt het land vaak bestempeld met de weinig flatteuze bijnaam ‘bananenrepubliek’, een verwijzing naar de Chiquita-plantages. In 1980 is er voldoende onderhandeld voor het ondertekenen van een vredesverdrag, waarna in 1998 een verdrag over grenscorrecties volgt. Uiteindelijk krijgt Honduras twee derde van het betwiste grensgebied toegewezen. Pas in 2006, 37 jaar na de oorlog, wordt de vrede echt getekend door beide landen. Beide presidenten willen de strijdbijl begraven, zeggen dat ze willen samenwerken en niet meer terug willen kijken op wat er is gebeurd.
En de toenmalige spelers? ‘We zijn nog steeds vrienden,’ zegt Salvador Mariona, toenmalig international van El Salvador. ‘Nadat een aardbeving met een kracht van 7,6 El Salvador in 2001 trof, speelden we als veteranenteams uit 1969 liefdadigheidswedstrijden om geld in te zamelen voor de slachtoffers van de aardbeving. Ze hebben ons geweldig behandeld en wij hen toen ze hier kwamen.’ Aangever van het winnende doelpunt in de beslissingswedstrijd Mauricio ‘el Pipo’ Rodríguez, is van mening dat de wedstrijd niets te maken had met de oorlog. ‘Ik had nooit gedacht dat een van mijn assists zoiets zou ontketenen. Maar ik ben ervan overtuigd dat de oorlog al geregeld was. Voetbal heeft die oorlog niet uitgelokt, het was een excuus.’
Online onbeperkt lezen en Nieuwe Revu thuisbezorgd?
Abonneer nu en profiteer!
Probeer direct- ANP