‘Ze zien er behoorlijk fucked up uit’
Dierenvriend Jerry Hormone besluit enkele gepensioneerde leghennen onder zijn vleugels te nemen. Dat gaat echter wel gepaard met de nodige uitdagingen. 'Ik loop om het huis, als een malloot ‘Kom, kippie-kippie-kippie!’ roepend'.
L. wilde kippen. Wat is er idyllischer dan ’s zondagsochtends een zachtgekookt, kakelvers scharreleitje uit eigen tuin? Dus wij een hok van Marktplaats gesleept en een ren in mekaar getimmerd. L. houdt van kneusjes. Eerder haalde ze al twee kneuzige konijntjes (waarvan een blind én doof) en twee kneuzige hondjes (lief, maar lélijk) uit het asiel. En ik ben uiteraard ook een beetje een kneus. Dus die kippen, dat moesten ook kneusjes zijn. L. naar de stichting Red een Legkip waar je voor een schamele 7,50 euro het stuk gepensioneerde leghennen het lot van het slagersmes kunt besparen.
Ik weet niet of onze vier dames in het 3-, 2- of 1-sterrensegment van de bioindustrie hebben gearbeid, maar ze zien er behoorlijk fucked up uit. Ze missen veel veren, hun buiken kaal zoals bij hun minder fortuinlijke zusters in de koeling van de Albert Heijn. Die arme beessies hebben mekaar natuurlijk helemaal verrot gepikt van de stress, maar in een relaxte omgeving met veel ruimte, aldus de mevrouw van de stichting, groeien de pluimen vanzelf weer prachtigmooi terug.
L. heeft ze Crosby, Stills, Nash en Young genoemd. Hun hok heet ‘Our House’. Het hek van de buitenren bleek met 1,20 meter net niet hoog genoeg. Young – de meest solistische van het viertal – fladderde erop en erover. Een beetje kippenschijt in m’n tuin maakt me niet uit, maar ik heb die omheining niet voor Jan met de korte lul gebouwd. ‘Kortwieken moet je ze,’ zei de buurvrouw die er verstand van heeft. ‘Van één vleugel de veren knippen, dan zijn ze asymmetrisch en kunnen ze niet meer vliegen.’ Ze zou het ’s avonds voor komen doen. Ondertussen zag ik Young alweer over dat hek flappen.
Hardleerse kip. Vier, vijf keer op het beest lopen jagen en ’r terug in de ren gezet. Ik ga maar weer eens kijken of ik ze nog allemaal in toom heb. Ik tel één kip, twee kippen, drie kippen. Kijk in het leghok. Geen kip, wel een eitje. Het is nog warm. Ik houd het in m’n hand als ik in de tuin tussen de struiken en achter het schuurtje bij de compostbak zoek. Ik loop om het huis, als een malloot ‘Kom, kippie-kippie-kippie!’ roepend.
Dan zie ik Young. In de sloot. Alleen d’r kop, zijlings, drijvend op het krooswater. De snavel open en het oog dicht. Verzopen, godverdomme. Heel je kippenleven onder erbarmelijke omstandigheden opgesloten zitten, against all odds niet in de soep belanden, maar in een buitenren van dik 20 vierkante meter je oude dag kunnen slijten, en dan dit. Zo sneu. Ik troost me met de gedachte dat het ook voor een leghen beter is in vrijheid te sterven, dan in gevangenschap te leven. Ondertussen is het ei in m’n hand koud geworden. Ik moest maar eens een gat gaan graven.
- Stichting Red een Legkip