Golden Earring-drummer Cesar Zuiderwijk: 'George is een diehard'

Een levende legende die lekker door blijft (t)rommelen, dat is Cesar Zuiderwijk (73). Nu de Golden Earring noodgedwongen moet stoppen, geeft hij vol gas met z’n nieuwe project Sloper. Een gesprek over koken, coke, guns, drummers en vrouwen. ‘Als we een stel schuinsmarcheerders waren geweest en constant onder de drugs zaten, dan was dat algemeen bekend geweest.’

Cesar Zuiderwijk

Wat heeft u gedaan voorafgaand aan ons telefonische interview?

‘Ik stond net even te koken.’

Om half elf ’s ochtends al?

‘Ja, dat komt soms zo uit. Alles staat lekker te pruttelen nu.’

In traditionele relaties kookt de vrouw vaak.

‘Mijn vrouw heeft vóór mij relaties gehad met mannen die heel goed konden koken, dus ze is erg verwend geweest in dat opzicht. Toen we een relatie kregen, bleek dat ze zelf niet zo goed kan koken. Toen heb ik het maar op me genomen. Bovendien verbouw ik m’n eigen groente, fruit en kruiden. Sinds de coronalockdown zijn we vertrokken naar ons huisje in Brabant, waar we een grote moestuin hebben. We zijn eigenlijk niet meer teruggekeerd naar Den Haag, hooguit om de post op te halen. Dat huisje in het bos heb ik al dertig jaar, want ik woonde met mijn eerste vrouw in het centrum van Den Haag, waar weinig recreatiemogelijkheid is voor kinderen. Het huisje in Brabant was voor de kinderen leuker om buiten te kunnen spelen.’

Niet echt wat je van een rockster zou verwachten, een drummer met groene vingers en een schort voorgebonden in de keuken.

‘Ik vind het heerlijk om te doen, want het is ontspannend en het houdt je even weg van de heel serieuze zaken.’

Waar komt uw culinaire belangstelling vandaan?

‘Toen ik in 1973 voor het eerst met Golden Earring meeging naar Amerika, maakte ik kennis met heel andere culturen en gerechten. In Nederland werd in die tijd louter sufgekookte groente gegeten met gekookte aardappels en een worstje, gehaktbal of stuk speklap. Ik vond laatst het kookboek van mijn moeder van de huishoudschool, je lacht je rot. Sperzieboontjes moest je vijftig minuten koken; volgens mij zie je dan het verschil tussen de boontjes en het water niet meer, haha. Ik kook de groenten beetgaar of halfrauw, lekker knapperig. Maar in die tijd werden groenten en fruit nog nauwelijks bespoten. Ik kom uit een groenteboerenfamilie van mijn moeders kant en vroeger zat er in elke appel wel een wurm. Bloemkolen zaten vol rupsen. Daarom moest je alles extra gaar koken, anders werd je ziek. Het was op woensdag gehaktdag, want de slager had nog niet eens een gekoelde vitrine en woensdag was de dag dat hij het kwijt kon. Maar ik heb best weleens achteromgekeken in de toiletpot, dan zag ik van alles krioelen. Eigenlijk was dat logisch; er werd heel anders omgegaan met hygiëne dan tegenwoordig.

Maar goed, even terug naar het verhaal over de optredens in Amerika met de Earring. We kwamen terecht in China Town, Greek Town en Little Italy, waar we in restaurants dingen aten die we zo lekker vonden, dat we weleens op de deur van de keuken klopten om aan de chef te vragen hoe hij het maakte. De Japanse benihana’s, mán wat was dat lekker met die grillplaten, dat hadden we nog nergens gezien. Als we in een Amerikaanse stad kwamen, checkten we als eerste in het telefoonboek waar de dichtstbijzijnde benihana zat. In Londen kwamen we eens in restaurant Golden Duck terecht. De eigenaar was een Engelsman die zeven dialecten Chinees sprak. Daar gingen we heel vaak eten, het was er fantastisch. Toen er later in Scheveningen ook een Golden Duck opende, ben ik naar de keuken gegaan om naar de chef te vragen. “That’s me,” zei een Chinees die uit Engeland was overgekomen. “My name is William, but you can call me Willem.” Hij is een van m’n leukste vrienden geworden in de loop der tijd. Hij heeft me kookles gegeven en dankzij hem kan ik de hele Chinese kaart van de Golden Duck maken, haha.’

‘Ik heb best weleens ­achteromgekeken in de toiletpot, dan zag ik van alles krioelen’

Als u niet zo’n lekker moppie muziek had kunnen maken, was u chef-kok geworden.

‘Wie weet. Ik heb er ooit bijna wel iets meer mee gedaan. Ik woon hoofdzakelijk in Den Haag en voorheen zat er een heel groot restaurant onder mij. Dat werd opgesplitst. Aan de ene kant kwam een kleiner, Italiaans restaurant en met het andere deel hadden ze nog geen plannen. Intussen had ik aardig wat vrienden om me heen die chef-kok waren, waardoor ik op het idee kwam om een kookschool te beginnen. Die bestond begin jaren 90 nog niet. Maar toen iemand me vroeg of ik ook drumlessen gaf en we de kelder onder die ruimte daarvoor geschikt achtten, werd het idee geboren om muziek te gaan maken in het pand. Er meldde zich een gitaarleraar en zo ontstond Music Station; een muziekschool in plaats van een kookschool.’

Van koken naar coke, het scheelt maar een paar letters, maar het is een verdraaid makkelijk bruggetje naar de wilde tijd die u meemaakte met Golden Earring. Hoe wild was u echt?

‘Je wilt nu de juicy details horen zeker, haha.

Lees het boek van Barry Hay maar. Hij is de frontman en de meest extraverte van de groep; hij vertelt in zijn boek heel open over wat hij allemaal heeft uitgevreten en gedaan.’

Dat is handig afgeschoven, maar we willen zo graag van ú weten of u cokesnuivend met een bed vol blote vrouwen woeste nachten op hotelkamers doorbracht.

‘Haha, nou, laat me het zo schetsen: ik was in sommige periodes vrijgezel en als we dan in Amerika waren op allerlei party’s, dan nam ik het niet zo nauw. Maar als ik een relatie had, dan was ik heel erg monogaam, zeg ik je in alle eerlijkheid. Dat hadden we allemaal trouwens. Vreemdgaan is matennaaien, en daar hou ik niet zo van. Op het gebied van seks en drugs is over ons in die tijd ook niet veel geschreven, simpelweg omdat er ook niet zoveel gebeurde. We waren muzikanten die altijd bezig waren met muziek. We reisden veel, zaten vaak in hotels, deden onze soundchecks en speelden op feestjes. We maakten het niet te bont, want dan had iedereen het wel geweten. Als we een stel schuinsmarcheerders waren geweest en constant onder de drugs zaten, dan was dat algemeen bekend geweest. Want de muzikanten die dat wel deden, daar wist je het van. Dat kun je niet geheimhouden. Je kunt niet dronken op een podium gaan staan, want dan weet de hele wereld het de volgende dag. In de pers verschenen reviews van onze platen en optredens, maar geen shit over onze persoonlijke levens.’

U heeft nooit een lijn cocaïne gesnoven.

‘Ja, natuurlijk wel. In die tijd waren de mensen ook al heel los en alles was voorhanden. Het was goed spul wat er te krijgen was en natuurlijk dronk ik wel wat. Zeker in de tijd dat we met The Who tourden. Maar we waren zo jong, het deerde ons niet. En we wisten wel dat we niet te ver moesten gaan. Coke was voor mij meer een partydrug, maar ik was niet verslaafd, of zo. Niet dat ik ’s ochtends wakker werd en er al meteen weer heel nodig een lijntje in moest. Want als we dat hadden gedaan, was de band naar de klote gegaan. Onze bassist Rinus Gerritsen heeft trouwens nog nooit iets van drugs aangeraakt en drinkt geen druppel alcohol, hij was altijd de reddende engel als we terug moesten rijden van optredens. Op het podium zelf waren we trouwens nooit onder invloed. Op één keer na, dan. We kregen in Almere een straat naar ons vernoemd. We moesten daar om 10.00 uur zijn voor de onthulling van de Golden Earringstraat en om 22.00 uur moesten we optreden. Op een gegeven moment liep ik daar met een straatnaambord onder mijn arm en iemand zei dat die voor mij was: “Gooi ’m lekker in je auto, joh.” Dat deed ik dus, maar die man bleek achteraf niks met de organisatie te maken te hebben en de volgende dag was op het nieuws dat het bordje van de Golden Earringstraat al was verdwenen. Dat hing dus inmiddels bij mij aan de muur. Maar goed, de overbrugging van ’s ochtends tien tot ’s avonds tien was me echt te lang, dus ik had aardig wat gedronken bij de lunch en bij het diner. Ik zat achter m’n drumstel en dacht: shit, ik hoop dat de jongens me erdoorheen helpen.’

Bij een drummer, de leider van de band, valt het toch meteen op als die niet scherp is?

‘Ach. Een drummer valt nooit om, hè?’

U werd in 1970 gevraagd te komen drummen bij Golden Earring, die in 1961 was opgericht. Heeft u getwijfeld of u het wel moest doen?

‘Nooit. Geen seconde. Het was een heel snelle beslissing, want het was voor mij liefde op het eerste gezicht. Het was mij zo duidelijk dat ik dat moest doen; die mannen wisten wat ze wilden en waar ze naar toe zouden gaan. Ik kende ze eigenlijk helemaal niet, maar ik voelde dat ik het moest doen.’

Als drummer bracht u een stuk extra entertainment door een groot showelement aan uw drumspel toe te voegen.

‘Daar heb ik eigenlijk nooit zo over nagedacht.

Toen ik mijn eerste optredens ging spelen met de Earring, kwamen ze net terug uit Amerika waar ze voor veel mensen hadden gespeeld. De bandleden hadden daar al gemerkt dat het goed werkte om te bewegen, om show te maken en kracht uit te stralen. Ik had ze nog nooit op die manier live gezien en we hadden alleen nog maar gerepeteerd in een kleine setting. Meteen bij het eerste nummer dat ik live met hen speelde, begonnen ze als gekken te bewegen, rennen en met gitaren te gooien. Rinus gooide er een bas-solo uit die ongelooflijk was. Ik kon niet achterblijven en voelde dat ik ook heel fysiek wilde zijn: grote bewegingen maken, flink zweten en me niet verschuilen achter grote bekkens, maar zichtbaar zijn. Ik sprong aan het einde van een drumsolo ook geregeld over mijn drumstel heen. Ik heb veel gesport vroeger, ook geturnd, vandaar dat springen. Door mijn sportachtergrond vind ik het nog steeds heerlijk om flink te bewegen achter mijn drumstel. Kijk, het moet wel bij je act passen. Als iedereen met dezelfde energie speelt, klopt het. Maar als je je in je eentje zo zit uit te leven, slaat het nergens op. Als je wilt lachen, moet je eens googelen op “Koreaanse drummer My Way”. Je ziet een Koreaans bandje met een keurig zangeresje My Way spelen, maar wat die drummer daar allemaal doet, is pure slapstick, je gaat helemaal stuk hoe die gozer daar tekeergaat.’


U heeft de opkomst van de band richting de status van wereldberoemd meegemaakt. Was dat een lange, trage weg of ging het in uw ogen redelijk eenvoudig met knoeperds van hits als Radar Love, Twilight Zone en When the Lady Smiles?

‘Toen ik bij de band kwam, waren ze in Nederland al best heel bekend. Het hing er in die tijd wel vanaf in welke streken je bekend was; men kende je vooral in gebieden waar je optrad. Nu word je als muzikant bekend door de enorme popzalen als de Ziggo Dome of grote festivals, plus de invloed van internet, social media en de diverse streamingsdiensten is enorm. Vroeger was het veel kleinschaliger en dus ging het langzamer. Maar op de radio had de Earring voor mijn komst al grote hits als Just a Little Bit of Peace in My Heart en Dong-dong-di-ki-di-gi-dong. Als je doelt op het succes in Amerika, ja, dat heb ik van dichtbij meegemaakt. Golden Earring deed tussen 1969 en 1984 tien grote tournees van drie maanden door de VS en we gaven concerten in meer dan veertig staten. We verkochten wereldwijd miljoenen albums en genoten in de jaren 70 en 80 een internationale sterrenstatus, met name dus in Amerika. Dat je hits hebt die overal worden gedraaid en die iedereen kent, versnelt je succes natuurlijk als een malle.’

Bij een van jullie tournees door Amerika nam u een souvenir mee, dat u uiteindelijk een maand cel opleverde. Hoe zat dat nou precies?

‘We waren met de band in Texas en daar hadden we goede vrienden, die ons meenamen naar een wapenbeurs. Alles was daar te koop. Toen zei een van die vrienden: “Kijk nou eens wat daar ligt, een snub nose.357 magnum met combat grip en ook nog chrome plated! Als ik jou was, zou ik ’m kopen!” Tja, mooi ding inderdaad, maar hoe neem ik dat mee naar Nederland? Iemand kwam op het idee om ’m in een drumkoffer te stoppen. Ik was er een beetje bang voor en heb er nooit mee geschoten, dat interesseerde me niet heel erg. Het was een soort jongensachtig, bravoureachtig ding. We hebben ’m gebruikt in de clip van Twilight Zone. Na die clip heb ik ’m verpakt en ergens achteraan op zolder weggestopt. Ik heb helemaal nooit meer aan dat ding gedacht, totdat een paar inbrekers mijn hele huis doorzochten en dat ding ook meenamen. Dat wist ik eerst niet eens, ik dacht dat ze alleen de bandrecorder en de Betamax-videorecorder hadden gejat. Op een dag werden ze gepakt en vertelden ze dat ze die gun bij Zuiderwijk vandaan hadden. Ze schoven me ook een doos met ammunitie die uit de kazerne was gestolen, in de schoenen. Daar had ik niks mee te maken. In een roddelblad kwam te staan dat er veel meer was gevonden, zoals honderden kogels in de apparatuur van de Earring, maar dat was dus helemaal niet waar.’

Toch werd u wel veroordeeld voor verboden wapenbezit.

‘Ja, ik moest een maand de cel in.’

Benieuwd naar de rest van het interview? Je leest het op Blendle.

Interview
  • BrunoPress, Hugo Tomassen