Iedere Nederlander die vóór het jaar 1990 ter wereld kwam, vermoedelijk 100 procent van het kleurrijke lezerspubliek van ons mooie blaadje, is op een zeker moment in zijn of haar leven, op een zekere manier, in aanraking gekomen met de grootste, actiefste en meest omstreden jeugdcultuur die Nederland ooit heeft gekend. ‘Gabber ben je niet voor even, gabber ben je voor het leven,’ galmde het dertig jaar geleden in nagenoeg alle lagen van onze samenleving. Op de talloze illegale raves, vunzige huisfeestjes en op de oorverdovende festivals, maar ook in keurige Vinex-wijken en op speelpleintjes van katholieke scholen.
Ook deze journalist, met bouwjaar 1988, heeft de gabbercultuur vanaf de voorste rij mogen aanschouwen. Een beknopte samenvatting: in 1996 was ik zelf nog een jaar of tien te jong om te raven, maar mijn oudere broer schoor in dat jaar, zonder enige vorm van aankondiging, plotsklaps de zijkantjes van zijn hoofd kaal. Wat overbleef was een 12-jarige, bozige puber in bloempotkapsel en glimmend Aussie-trainingspak. Net als alle kinderen uit ons buurtje, zijn beste vriend van Surinaamse komaf incluis, transformeerde mijn broer in de belichaming van de grootste hype in onze moderne geschiedenis. Synchroon met de onschuldige straten van Amstelveen-Noord noemde grofweg een derde van de Nederlandse jeugd zichzelf tegen het einde van de ninetees een gabber. Los van de krankzinnig hoge beats per minute die uit de kamer van mijn broer beukten, afgewisseld met iets dat klonk als een Duits luchtalarm, weet ik eigenlijk nog steeds niet wat hij in die jaren precies uitspookte. Gabbers waren op het oog geen toegankelijke, vriendelijke mensen.
Deskundigen waarschuwen tegen deze rage, waarbij je niet alleen lichamelijk, maar ook geestelijk kan worden beschadigd
Aanvoerder popcultuur
Toch domineerde deze markante muziekstroming alle lagen van de entertainmentindustrie. Wat ooit begon als een dubieuze niche in smoezelige kraakpanden en afgelegen tunnels in Rotterdam, was tien jaar later uitgegroeid tot de aanvoerder van de Nederlandse popcultuur. De eerste editie van Thunderdome trok in 1992 nog 3000 bezoekers en leidde verlies; vijf jaar later gold het festival als de allergrootste van het land, met tienduizenden hakkende Aussies en bomberjacks in het publiek. Gabberplaten verkochten beter dan huidige artiesten als Justin Bieber en John Mayer. Festivalorganisatoren en muzieklabels als ID&T en Masters of Hardcore groeiden met recordomzetten uit tot miljonairs. In de schappen van de supermarkt lagen tijdschriften als Thunder Magazine en Strobe, wekelijks volgden honderdduizenden liefhebbers de live-beelden van hardcore feesten op TMF Hakkeeh en op de radio hoefde je de frequenties nooit lang af te speuren voor de beukers van Neophyte, Paul Elstak en King Matthew. Gabber was werkelijk overal. Zelfs in de Bakker Bart. ‘Nu te koop: appelgabbers! Heftûg lekkûr!’
Niet iedereen vond de invasie van tienduizenden kale koppen in trainingspakken, de onnavolgbaar snelle en vooral kneiterharde hardcoremuziek en het discutabele imago van pillen slikkende en pep snuivende feestbeesten even gezellig. Het eerste tegengeluid kwam er, niet verrassend, vanuit de conservatieve hoek. In hun poging om de groeiende gabbercultuur af te schilderen als een satanistische subcultuur, produceerde de Evangelische Omroep talloze documentaires over de ‘intense gevaren van housemuziek en de randverschijnselen ervan’. De aankondiging van de presentator in een toenmalige aflevering van EO Tijdsein is veelzeggend: ‘Urenlang dansen op een oorverdovend ritme. Uit je dak gaan totdat je er letterlijk dood bij kunt neervallen. Deskundigen waarschuwen tegen deze rage, waarbij je niet alleen lichamelijk, maar ook geestelijk kan worden beschadigd. In Engeland zijn op een houseparty al vijftien mensen overleden. House-muziek bestaat nu vijf jaar en wordt steeds extremer. Dat is duidelijk te zien aan de uitnodigingen voor houseparty’s, waarop afbeeldingen staan van agressieve, vreemde wezens met namen als Immortality en Hellraiser.’
Vervolgens somt een medewerker van verslavingskliniek Jellinek die levensbedreigende risico’s op van gabberfeestjes. ‘Door xtc-gebruik stijgt je lichaamstemperatuur en blijf je langer dansen, vaak in slecht geventileerde ruimtes. Als mensen dan niet de tijd nemen om even af te koelen, loop je het risico op een soort zonnesteek, waaraan je kan overlijden.’
De opmerkelijkste – en meest veroordelende – uitspraak komt van een heuse newagekenner. ‘De korte, snelle en eentonige herhalingen van deze muziek, die wij ook vaak zagen bij primitieve volkeren, brengen mensen in een soort trance waarbij je letterlijk demonische machten over je heen ziet komen. De gevaren van deze feestjes zijn zo ontiegelijk groot, daar moet heel serieus tegen worden gewaarschuwd.’
Dat er medio jaren negentig, volgens een toenmalig onderzoek onder jongeren, een ‘geur van extreemrechts rondom de kaalkoppen’ hing en zij in ‘maar liefst drie van de vier krantenartikelen met racisme geassocieerd worden’, kwam het gabber-imago ook niet ten goede.
Gabbertje
Toch zijn veel prominente gabbers tot op de dag van vandaag unaniem over de zogeheten doodsteek, die hun cultuur rond 1998 deed instorten als een kaartenhuis: de gabbercultuur zelf. Althans: de onvermijdelijke stroom aan persiflages en karikaturen die genoeg bleken om binnen enkele maanden de populariteit van de eens wereldveroverende muziek en levensstijl om zeep te helpen. Eerst was daar het parodienummer Gabbertje van Hakkûhbar, een gelegenheidscollectief van Raggende Manne-frontman Bob Fosko en komiek Ruben van der Meer. Op de aanstekelijke melodie van Swiebertje werden gabbers voor de eerste keer op de hak genomen. Het publiek smulde ervan. Gabbertje voerde in 1996 alle hitlijsten aan, kreeg de platina-status en kreeg zelfs een Duitstalige remake.
Het domino-effect van de gabberparodie kwam uit onverwachte hoek; een geliefd boegbeeld uit de eigen scene, genaamd Gabber Piet. Of, zoals een Amerikaanse journalist hem eens omschreef: ‘een schreeuwende ariër met piratenoorbellen en de meest glanzende kale kop’. Het is goed denkbaar dat Piet van Dolen, zoals Gabber Piet tegenwoordig weer door het leven gaat, voor de grootste groep tv-kijkers in 1996 een soortgelijke omschrijving werd aangemeten, toen hij twee maanden na Gabbertje zijn eigen gabberparodie lanceerde. Hakke & Zage, een kindvriendelijke gabberversie van de Peppi en Kokki- melodie, werd in een opwelling gemaakt in een lunchpauze, steeg naar plek 2 in de Top 40 en wordt er 25 jaar later nog altijd van beschuldigd de gabbercultuur terug de underground in gejaagd te hebben.
Door de populariteit van Gabbertje en Hakke & Zage was de ridiculisering van gabbers niet meer te stoppen. Platenlabel Mecado werd zelfs speciaal opgericht voor het produceren van gabber-persiflages en ‘kleuterhardcore’. Voor hardstyle-zwaargewicht DJ The Prophet was het zo klaar als een klontje. ‘Acts zoals deze waren de oorzaak van de teloorgang van de gabber.’
Waar nagenoeg alle satirische uitspattingen van acteurs van ‘buitenaf’ kwamen, werd de teleurstelling en woede rondom Hakke & Zage gevoed door het feit dat ‘het gezicht van de hardcore-scene’ zelf hiervoor verantwoordelijk was.
Bij mijn generatie, kinderen op basisscholen, kon gabber piet niet meer stuk. Maar ik merkte ook dat hij door de notoire gabbers werd uitgekotst
Als plugger voor mediamerk ID&T Records, de grootste Nederlandse hardcorefabrikant, had Van Dolen een respectabele staat van dienst opgebouwdindegabberscene.‘Zevondenmemaar een rare daar in Hilversum, met mijn kale kop, drie oorringen en een bomber, maar ik was wel een graag geziene gast,’ zei hij vorig jaar in een interview met de VPRO. Als binnenkomer lanceerde hij de single Burnin’ Love van happy hardcoregroep Critical Mass tot Alarmschijf in de ether en op de frequentie. ‘En dat terwijl ID&T in die tijd nog absoluut niet serieus genomen werd. Dat waren boeven uit Wormerveer, met hardcore en drugs. Ze noemden me lief kozend Gabber Piet in Hilversum. Ik was Piet en ik bracht gabber.’
Als gastheer op de grootste raves van het land en pronkend met zijn kale hoofd op de gestaag verkopende verzamelalbums van ID&T groeide Van Dolen snel uit tot een grote naam in de wereld van de Nederlandse hardcore. Voor het kijkcijferkanon TMF Hakkeeh reisde hij als expert stad en land af om, onder invloed van aanzienlijke hoeveelheden pils, verslag te doen van de oneindige dansmarathons op de grootste hardcore-feesten. Nooit eerder werden gabbers en hun capriolen zo publiekelijk tentoongesteld.
In Nieuwe Revu 50 lees je meer over hoe Gabber Piet hardcore de nek omdraaide. 'Deskundigen waarschuwen tegen deze rage, waarbij je niet alleen lichamelijk, maar ook geestelijk kan worden beschadigd.' Nu in de winkels!
- ANP