Indehangarsenhetkantoortjevanvliegschool Ambassador Airways aan de kust van Florida is het op 11 september 2001 een dinsdagochtend zoals alle andere. Eigenaar Rudi Dekkers, een geboren Apeldoorner, is al sinds 08.00 uur aanwezig om op te starten. Vanuit de andere kant van zijn kantoor hoort hij plots een van zijn werknemers, in paniek. ‘Er is een vliegtuig in het World Trade Center gecrasht! Een enorm ongeluk!’
De Nederlandse vliegmeester kijkt zijn werknemer aan met bedenkelijke blik. ‘Dat is veel te laag voor een vliegtuig. Dat kan niet kloppen.’ Twintig minuten later, om 9.03 uur Nederlandse tijd,
doorboort United Airlines-vlucht 175 de tweede WTC-toren en valt voor Rudi, samen met de rest van de wereld, het kwartje. Verbijsterd volgt hij met zijn collega’s via de radio hoe de grootste terroristendaad uit de geschiedenis zich van minuut tot minuut afspeelt, op zo’n 2000 kilometer ten noorden van zijn vliegschool.
De volgende ochtend, rond 05.00 uur, krijgt Rudi een telefoontje van zijn assistent Susan. ‘Baas, je kan maar beter snel komen. De FBI staat voor de deur en willen twee van onze dossiers inzien.’ Als een blikseminslag dreunt het bij Rudi diezelfde seconde binnen: Mohamed Atta en Marwan al-Shehhi. Twee vliegcursisten van de Nederlander, die moeten iets te maken hebben met de aanslag. Een aantal seconden zweeft Rudi tussen realiteit en, zoals hij het zelf noemt, een buitenlichaamstreding. ‘Ik zag mijzelf op dat moment van buitenaf.’
Rudi herpakt zich en krijgt de FBI-agent zelf aan de lijn, die de Nederlander met waarschuwende toon verzoekt vooral niet met de media te praten zodra hij dadelijk op zijn vliegschool arriveert. Eigenwijs als hij is, wijst Rudi dat beroep af. ‘Ik heb van mijn vader geleerd dat je moet praten als je niets te verbergen hebt. Meneer FBI, ik ga straks praten!’
Zoals verwacht arriveert Rudi op de vroege ochtend van 12 september op een bomvol terrein van zijn Ambassador Airways. Pers en autoriteiten vechten voor de ingang om iedere centimeter. Rudi kiest geen partij en staat zowel de FBI als de verslaggevers te woord. Hij heeft immers niets te verbergen. Van de dossiers, inclusief pasfoto’s, van oud-studenten Mohamed Atta en Marwan al-Shehhi nemen journalisten van omroep NBC 2 gretig foto’s, voordat de federale agenten alles meenemen voor vervolgonderzoek.
Atta was een enorme lul. Ik mocht hem niet. De instructeur klaagde steen en been over hem. Hij wilde alleen maar naar links en rechts sturen
Waar Rudi voor vreesde blijkt de bittere realiteit: Atta bestuurde de Boeing die zich in de noordelijke WTC-toren boorde, Al-Shehhi penetreerde even later de zuidelijke toren. Voor de camera’s van de Amerikaanse nieuwszenders herinnert Rudi zijn leerlingen maar al te goed. ‘Atta was een enorme lul. Ik mocht hem niet. De instructeur klaagde steen en been over hem. Hij wilde alleen maar naar links en rechts sturen. De rest interesseerde hem niet. Daar heb ik hem even op rechtgezet, meer niet. Wij dachten natuurlijk niet aan terrorisme. Het was gewoon een lul. Maar hij was ook een klant met geld en ik ben een slager die vlees verkoopt. Als ik had geweten dat hij een terrorist was, had ik hem wel met mijn eigen handen vermoord.’
Uit Rudi’s woorden blijkt geen enkele twijfel, maar bij een groot deel van de Amerikanen wil het er niet in. Al binnen 24 uur na de historische aanslag stromen de haatberichten en doodsbedreigingen binnen aan het adres van Rudi’s beide vliegscholen. Voor hen is het zo klaar als een klontje: deze Nederlander heeft willens en wetens terroristen opgeleid tot piloten en is daarmee net zo verantwoordelijk als Osama bin Laden himself. En hij spreekt ook nog eens met een verdacht, on-Amerikaans accent.
Stinkdier
Zo maakt 9/11 in één klap een einde aan een indrukwekkend succesverhaal, van een jongetje uit de Jordaan dat uitgroeide tot de belichaming van The American Dream. Als kleine jongen uit Apeldoorn belandt Rudi met zijn gezin in de Amsterdamse arbeiderswijk, waar hij als buitenstaander wordt geconfronteerd met geweld. ‘Ik werd dagelijks in elkaar geslagen.’
Thuis is Rudi’s leven evenmin een pretje. ‘Mijn vader heeft diverse malen gezegd: ik moet jou eigenlijk kapotschieten, want je geeft alleen maar ellende. Hij heeft mij zo vaak geslagen, op een gegeven moment deed het geen pijn meer. En we leefden arm. De Jordaan was een soort getto. Ons gezin had geen water of elektriciteit. Op school noemden ze mij stinkdier, omdat ik er iedere dag rondliep in een ongewassen, volgepieste onderbroek. Dat heeft mij lang achtervolgd. Ik douche nu twee keer per dag. Maar ik ben er wel sterk door geworden.’
Rond zijn achtste loopt Rudi steeds vaker weg van huis, zwervend door Amsterdam. ‘Op de kermis verzamelde ik gevallen muntjes en op de Dam poetste ik mijn eerste schoenen.’
Dat smaakt naar meer. Later verkoopt Rudi als makelaar in Ede ‘drie tot vier huizen per week, in een tijd dat de rente omhoog schoot, dat was heel veel’. Een oude zakenpartner zegt het zo: ‘Rudi heeft een bepaalde gave waar menig mens jaloers op is: vermogende mensen aantrekken om zijn handel aan te verkopen.’
De huizenmarkt wordt Rudi te saai. In 1983 ontmoet hij Bill Gates en duikt hij in de computers. Via een handelaar in Miami wordt hij een van de eerste verkopers in Nederland. ‘Ik verkocht er honderden per week. Honderden.’
Met dat kapitaal vertrekt Rudi begin jaren 90 naar Florida, voor de American Dream. De dag na 9/11 spat die droom uiteen. Vanaf die dag gaat het heel snel bergafwaarts met Rudi en zijn goedlopende vliegimperium. Zijn reputatie, vliegscholen en kapitaal storten als een kaartenhuis in elkaar. Niemand wil nog bij de omstreden Hollander leren vliegen. Vlieglicenties worden ingetrokken. Om uit de schulden te komen, verkoopt Rudi zijn hangars en vliegtuigen. Van zijn vermogen, een slordige 12 miljoen dollar, houdt hij een kleine 50.000 dollar over. Ook privé gaat het helemaal mis. Zijn vrouw Astrid vraagt een scheiding aan en vertrekt, terug naar Nederland. Ook Rudi’s dochters willen hem nooit meer zien. Binnen enkele weken is Rudi alles kwijtgeraakt. ‘Ik heb de overheid geholpen met alles wat ze nodig hadden en in plaats van mij te bedanken lieten ze mij keihard stikken,’ blikt een verbeten Rudi terug in de Videoland- documentaire Achtervolgd door 9/11. ‘Sterf dan maar lekker allemaal, ik zorg wel voor mijzelf.’
In relatieve anonimiteit bouwt Rudi aan een nieuw leven. Met zijn ondernemersgeest is hij succesvol in de zwembadenhandel. Onderwijl blijven de doodsbedreigingen van pissige Amerikanen binnenstromen. Twee jaar na de aanslag vliegt Rudi in een helikopter boven de Caloosahatchee-rivier in Florida, als hij kort na het opstijgen merkt dat zijn propeller in kracht afneemt. ‘De benzinetank was leeg. Ik stortte zo naar beneden.’ Met een gigantische klap slaat Rudi’s helikopter tegen het water. Op de bodem van de ijskoude rivier, 3 meter diep, weet hij zich uit zijn vliegersjas te wurmen en het wateroppervlak te bereiken. Hij overleeft ternauwernood en verslaat daarmee de statistieken. ‘80 procent van de helikopterpiloten overleeft een crash op het water niet,’ aldus auteur Miriam Jacobs, die het boek Guilty by Association, over Rudi’s leven, schreef. ‘Dit was een aanslag op Rudi’s leven.’
Dat de benzinetank tijdens de ochtendcontrole nog vol zat, zegt voor Rudi genoeg. ‘Tijdens de inspectie na de crash bleek een veiligheidskabeltje doorgeknipt. Dit was een aanslag. Wie het was, weet ik niet. Het kaartje hing er niet bij. Maar het is ze niet gelukt. Ik ben er nog.’
Zwart zaad
De financiële crisis bezorgt Rudi, inmiddels hertrouwd en opnieuw vader geworden, in 2008 een nieuwe klap. ‘Alles stortte in elkaar, dus ik ook.’ De druk om voor zijn nieuwe gezin te zorgen neemt toe. Via zijn schoonbroer raakt Rudi in contact met een piloot, die werk voor hem zou hebben. ‘Hij zocht een mannetje om de route Houston-Miami te vliegen.’ Veel meer informatie krijgt Rudi niet, maar hij accepteert de klus. ‘Het was een verschrikkelijke tijd. Ik zat op zwart zaad. Als vader voel je verantwoordelijk.’ Al snel beseft hij dat er iets niet in de haak is. ‘Die mannen kwamen bij mij aan boord met een heel klein koffertje en bleven dan een paar dagen weg. Dat viel op. Ik dacht: als die jongens drugs doen, prima. Zal mij een rotzorg zijn. Ik ben als piloot niet verantwoordelijk.’
Toch licht Rudi zijn vrouw in. Dat hij overweegt om de FBI in te lichten. ‘Ben je gek?!’ riep ze. ‘Je hebt eindelijk weer een baan. We kunnen eindelijk weer eten!’ Rudi gaat daarin mee. ‘Ik was bereid om alles te doen. Ik had geen kwartje meer. Als ik moet kiezen tussen buiten de wet treden en overleven om mijn gezin niet te laten verhongeren, is de keuze simpel.’
Die beslissing komt Rudi duur te staan. Tijdens een bijeenkomst met drugscriminelen blaast Rudi hoog van de toren. ‘Wat kan je vliegen?’ vroegen ze mij. Alles, antwoordde ik. Het ging over metalen en gereedschap, maar ik wist heus wel dat ze daar wapens mee bedoelde. Als ze mij op de man af hadden gevraagd om 100 kilo cocaine te vervoeren, had ik ook ja gezegd.’
Zijn vrouw Astrid vraagt een scheiding aan, ook Rudi’s dochters willen hem nooit meer zien. Binnen enkele weken is Rudi alles kwijtgeraakt
Dat bij het gesprek ook een politie-informant met opnameapparatuur aanwezig is, beseft Rudi niet. Achteraf blikt Rudi’s advocaat John Floyd terug: ‘Rudi was een belabberde crimineel, met ook nog eens veel pech in zijn leven. Hij ging sowieso gepakt worden.’ En zo geschiedt. Op het vliegveld van Houston wordt Rudi in 2012 aangehouden met 18 kilo cocaïne en bijna 1 kilo heroïne in zijn bezit. Een zwaar misdrijf, waar in Amerika al snel vijftien jaar celstraf op staat. Rudi onderhandelt met de FBI en weet daar op brutale wijze tien jaar vanaf te krijgen. ‘Ik zei tegen de FBI dat ik alles zou vertellen wat ik wist, in ruil voor een lagere straf. Ondertekend en wel. Ik ben niet dom, hoor.’
De autoriteiten komen geen steek verder met Rudi’s informatie, maar de deal is dan al gesloten. Na anderhalf jaar in voorarrest veroordeelt de rechter de Nederlander tot vijf jaar cel. Advocaat John Floyd is er nog altijd van onder de indruk. ‘Rudi heeft het mooi geflikt. Als hij moeilijk had gedaan en zijn mond had gehouden, had hij zo meer dan vijftien jaar kunnen krijgen. Er zitten veel mensen, die met dezelfde hoeveelheid drugs zijn gepakt, veel langer in de cel dan Rudi.’
Het leven in de gevangenis valt Rudi mee, erkent hij in zijn documentaire. ‘Ik heb totaal geen moeite gehad met de cel. Als je boeken leest en je ogen dicht doet, kan je overal ter wereld naartoe.’ Toch is er ook veel ellende. Vier jaar lang zit de voormalig vlieginstructeur opgesloten in een gevangenis met winstoogmerk, volgens Floyd eentje van het slechtste soort. ‘De voorzieningen zijn belabberd en de behandeling is ronduit slecht. Een vreselijke plek. Rudi heeft geleden. Het Amerikaans rechtssysteem is gestoeld op primitief strafrecht.’
Rudi kan het beamen. ‘Het eten was belabberd. Ik at alleen maar fruit.’ Tussen ‘tweeduizend Mexicanen en een paar blanken’ probeert Rudi te overleven. ‘Die Mexicanen wilden mij vertellen wat ik moest doen. Dat konden ze op hun buik schrijven. Dat deed Ruudje niet. Ik ben een Amsterdammer. Ik laat niemand mij vertellen wat ik wel en niet moet doen. Dan maar in elkaar geslagen worden. Geen probleem.’
Tot drie keer toe slaan Mexicaanse bendeleden de koppige Nederlander het ziekenhuis in. Tegen de bewakers houdt hij vervolgens zijn lippen stijf op elkaar over de vermeende daders, wat hem uiteindelijk veel respect oplevert bij de leider van diezelfde bende. ‘Ik moest bij hem langskomen. “Jij praat niet,” zei hij. “Wij hebben veel respect voor jou.”’
De Mexicaanse leider biedt Rudi bescherming tegen de Russische gevangenen, die hem het leven ook proberen zuur te maken. ‘Ik dacht: weet je wat, ik word gewoon lid van deze bende. Vanaf dat moment was ik een Paisa, een soort landgenoot voor het leven. Voor hen was ik een Mexicaan. Een soort eregast. De Paisa’s hebben de macht in Amerikaanse gevangenissen.’
Rudi groeit zelfs uit tot woordvoerder van de Paisa’s, een regelrechte machtspositie binnen de muren van een van de gevaarlijkste gevangenissen van Amerika. ‘Van die criminelen leerde ik wat respect echt betekent. Als je klaar bent met eten, sta je bijvoorbeeld niet zomaar op van tafel, want dan krijg je een mes in je lijf.’
Lees de rest van het verhaal in de nieuwste Revu of op Blendle.nl.
In de rest van dit artikel lees je onder andere hoe Rudi Dekkers werd gedeporteerd na het uitzitten van de straf. Gedesillusioneerd arriveert de voormalig miljonair met lege handen na 25 jaar terug in Nederland. ‘Ik had geen woning, geen baan en geen geld. De sociale dienst wilde mij niet helpen, omdat ik nog wel geld zou hebben uit mijn eigen vermogen. Belachelijk. Ik zat op zwart zaad.’ Hij belandde in een nieuw project: bolletjesslikken.
- AFP, ANP