Burgerjournalist Thomas factcheckt oorlogen achter zijn laptop

Met het letterlijk in kaart brengen van de Syrische burgeroorlog vergaarde onderzoeker Thomas van Linge (25) enkele jaren geleden bekendheid. Gedreven door sterke idealen en met behulp van open source-intelligence stort hij zich inmiddels op het checken van beeldmateriaal van allerlei conflicten: van Oekraïne tot Soedan en van Myanmar tot Libië. ‘We moeten ons altijd afvragen of het wel slim is om iets te publiceren.’

thomas

Sinds de eerste Russische tanks eind februari over de grens met Oekraïne rolden, is het voor Van Linge en de open source intelligence(osint)-gemeenschap waarvan hij deel uitmaakt een drukte van jewelste. De eerste 36 uur van de oorlog deed hij geen oog dicht, speurend naar beeldmateriaal om te verifiëren en te publiceren op zijn Twitter-account. Dat resulteerde in honderden tweets, waarvan er heel wat massaal gedeeld werden. Beelden van een Oekraïense drone die een Russisch konvooi uitschakelt, van een Russisch gevechtsvliegtuig dat raketten afvuurt op een appartementenblok met burgers erin, van talloze uitgebrande militaire voertuigen en van gevangengenomen Russische soldaten, bijvoorbeeld.

‘Omdat er nu zoveel te doen is, kan niemand alles meer doen,’ zegt de jonge Amsterdammer, die nog niet zo lang geleden afstudeerde in de politicologie en conflictstudies. ‘Daarom richt iedereen zich op iets anders. Iemand houdt bij hoeveel voertuigen de Russische invasiemacht kwijt is. Dat zijn er duizenden en die moeten allemaal geverifieerd worden, inclusief voertuigtype: een gigantische klus. Een ander richt zich weer op het zichtbaar maken van oorlogsmisdadigers en ik me focus me op het opduikelen en verifiëren van beeldmateriaal van de ontwikkelingen op het slagveld van minuut tot minuut.’

Van Linge bouwde in de loop der jaren een uitgebreid netwerk op van deskundigen, activisten, mensen ter plekke en collega-speurders en heeft tegen de 150.000 volgers op Twitter. Zo heeft hij toegang tot veel vers videomateriaal van het slagveld, dat hij doorgaans uit de krochten van de sociale media opdiept. Op Twitter gaat het er vervolgens om wie het snelste publiceert. Dat betekent dat de onderzoeker gevonden videomateriaal in hoog tempo moet zien te verifiëren met behulp van openbaar beschikbare informatie – daar draait het om bij open source intelligence.

‘In het begin van de oorlog in Oekraïne kon ik met videomateriaal verifiëren dat Russische soldaten Cherson waren binnengetrokken, een stad in het zuiden van Oekraïne. De plek die je op de video ziet, heb ik vergeleken met andere beschikbare beelden van Cherson, bijvoorbeeld via Google Maps, en dat kwam overeen. Ook de bewolking en de blaadjes aan de bomen op de video klopten met de beschikbare weersinformatie en de tijd van het jaar. In combinatie met de context van de video – er waren nooit eerder Russische troepen in Cherson – concludeer ik dan dat het beeld legitiem is. Ook al kun je nooit 100 procent zeker zijn, op dat moment besluit ik te publiceren op Twitter en moet ik door naar de volgende.’

Puzzelen

Zo snel mogelijk publiceren is niet altijd het devies, zegt Van Linge. ‘Omdat je alleen achter een laptop werkt, heb je soms het idee dat alles wat je voorbij ziet komen los van jou staat, alsof het werk wat je doet geen negatieve consequenties kan hebben in de echte wereld. Haast alsof je gewoon een beetje aan het puzzelen of gamen bent. Maar we moeten ervoor zorgen dat we ons werk niet in een bubbel doen en ons altijd afvragen of het wel slim is om iets te publiceren.’

Van de protesten in Soedan tegen de militaire machthebbers ziet hij bijvoorbeeld nogal wat schokkend materiaal langskomen, zoals videobeelden van een demonstrant die wordt neergeschoten en met een kogelgat in zijn borst langs de weg wordt achtergelaten. ‘De osint-wereld handelt vanuit goede bedoelingen en wil in dit geval mensenrechtenschendingen en buitensporig politiegeweld aan het licht brengen. Toch zou ik dit beeld niet zo snel publiceren, of alleen nadat ik in de video het slachtoffer onherkenbaar heb gemaakt. Van Soedanese activisten heb ik gehoord dat de familie van een dodelijk slachtoffer er via beelden op sociale media achter kwam wat er met hun familielid was gebeurd. Osint gaat om kwesties van leven en dood en daar moet je je altijd bewust van zijn.’

Niet zomaar alles op Twitter smijten, dus. En dat niet alleen uit respect voor slachtoffers en hun familie, ook omdat het vaak om gevoelige militaire informatie gaat. ‘Veel mensen binnen de osint-gemeenschap hebben aan het begin van de oorlog in Oekraïne gezegd: van Russische troepenbewegingen delen we alle beelden die we tegenkomen en kunnen verifiëren, maar troepenbewegingen van Oekraïense troepen houden we achter. We weten dat allerlei inlichtingendiensten ook op sociale media zitten en met alles meekijken. Als je een video deelt van een Oekraïense tankcolonne die een bepaalde kant op rijdt en daar ook nog eens een locatie op plakt, is dat goud waard voor de Russen. Je maakt die Oekraïense tanks daarmee een doelwit.’ Ingegeven door zijn idealen kiest Van Linge duidelijk kant voor Oekraïne, maar anderen binnen de osint-wereld staan er neutraler in. Zij vinden dat er zoveel mogelijk informatie verspreid moet worden, om welke partij het ook gaat.

In sommige gevallen wacht Van Linge een tijdje voordat hij publiceert, zoals met beelden van een Oekraïense olie-installatie die werd geraakt door een kruisraket. ‘Een minuut na de aanval verschenen die beelden al op Telegram, en dan weet je: het kan goed dat er nog een tweede of derde aanval komt. Als je door het publiceren van de video aan je achterban laat zien welk deel van de olie-installatie al geraakt is, dan laat je ook aan de Russen weten dat ze de volgende raketten iets meer naar links of rechts moeten richten. Soms kan gevoelige informatie meer schade aanrichten dan dat het iets goeds oplevert. Open source-intelligence is geen spelletje.’

‘In de Oekraïne-oorlog focus ik me op het opduikelen en verifiëren van beeldmateriaal van de ontwikkelingen op het slagveld van minuut tot minuut’

Opengereten lichamen

Dat besef is er wel bij de mensen die al langer met osint bezig zijn, ziet de onderzoeker. ‘Maar omdat iedereen met een laptop, een internetverbinding en een beetje vindingrijkheid het kan doen, gebeurt het ook dat nietsvermoedende jongeren aan de slag met osint gaan. Dat kan zowel voor de buitenwereld als voor henzelf een probleem zijn. Als je net iets te diep graaft kom je zomaar beeldmateriaal tegen met daarop opengereten lichamen of iets dergelijks. Dat kan een aanslag zijn op je mentale gesteldheid. Het zijn beelden van een echte oorlog, en oorlogen zijn gruwelijk, bruut en barbaars.’

Worden al die beelden van opengereten lichamen, gebombardeerde ziekenhuizen en brute executies hem zelf nooit te veel? Niet vaak, stelt Van Linge. ‘Ik doe dit werk nu al zo lang dat ik de neiging heb te zeggen dat ik alles al heb gezien. Aan de andere kant wordt er in de osint-gemeenschap keihard gewerkt en daarin kun je soms je eigen mentale welzijn uit het oog raken. Het is belangrijk je werk soms los te kunnen laten en er met mensen buiten het wereldje over te kunnen praten. Bij sommige universiteiten of onderzoeksinstituten hebben ze een soort mentoren waarmee je na het werk de dag doorspreekt, maar binnen de ongeorganiseerde osint-wereld ontbreekt zoiets en heeft iedereen zijn eigen manier van copen. Het oprichten van steungroepen waarin je bespreekbaar maakt welke impact al die heftige beelden hebben, zou ik een goede eerste stap vinden voor de osint-gemeenschap.’ De onderzoeker heeft voor zichzelf bepaald dat hij sowieso geen beelden van opengereten lichamen of andere gruwelijkheden meer deelt op Twitter, zelfs als zijn volgers daar om vragen.

Als hij de verschillende conflicten die hij volgt naast elkaar legt, merkt Van Linge op dat er ook onvermoede culturele verschillen zijn waarmee de osint-gemeenschap rekening mee dient te houden. ‘Voor de conflicten in Oekraïne en Sudan geldt dat je mensenrechtenschendingen wel kunt benoemen en laten zien, maar dat je de slachtoffers zo onherkenbaar mogelijk maakt. In de Syrische burgeroorlog is het juist gangbaar om slachtoffers duidelijk in beeld te brengen, met alle verschrikkelijke details van dien. De cultuur is daar meer: kijk naar ons lijden, kijk naar wat ze ons aandoen, naar hoe ze mijn kind hebben vermoord.’

De Syrische burgeroorlog was het eerste conflict dat Van Linge volgde. Als middelbarescholier begon hij vanaf eind 2013 kaarten te maken van de ontwikkelingen op het slagveld. ‘Daar begon ik mee omdat de militaire situatie zo complex was geworden en het nagenoeg onmogelijk was om de situatie te volgen zonder daar een duidelijke kaart bij te hebben. De kaarten die er al waren, zaten veel te eenvoudig in elkaar.’ Zin om allerlei moeilijke bewerkingsprogramma’s te leren had hij niet, dus Van Linge knutselde de gedetailleerde kaarten nota bene in Microsoft Paint in elkaar.

Na een aantal weken plaatste hij zijn kaart op Twitter, in de hoop wat feedback te kunnen krijgen. De kaart sloeg direct aan en mensen vroegen of hij er regelmatig updates van kon maken. Zo gezegd, zo gedaan, en zo volgden steeds meer kaarten van zijn hand, van allerlei conflicten. Bij zijn zoektocht naar informatie voor zijn kaarten rolt Van Linge steeds verder de osint-wereld in, leert hij Arabisch via YouTube en bouwt hij zijn netwerk in conflictgebieden uit. De jonge Amsterdammer begint op te vallen als autoriteit op het gebied van de Syrische burgeroorlog. Toen hij net eindexamen had gedaan, werd hij benaderd door iemand van het Amerikaanse weekblad Newsweek voor een interview, daarna volgde ook interesse van de Nederlandse media.

Benieuwd naar de rest van het artikel? Je leest het op Blendle.

In het artikel lees je meer over Thomas van Linge. ‘Op dit moment kan ik me in de journalistiek het beste nuttig maken, het past ook bij de fase waarin mijn leven nu zit. Het zou kunnen dat ik over een jaar of tien, vijftien uit de journalistiek stap en het ga proberen bij een mensenrechtenorganisatie.’