Jasper Demollin: 'De pijn die ik had, was nodig en goed'

Hij zingt, maakt tv, acteert, speelt gitaar en veel vrouwen dromen van hem. De vraag die rijst: is er ook iets wat voormalig Streetlab-opperhoofd Jasper Demollin (31) níét kan? ‘Klussen kan ik niet goed. En ordenen, daar ben ik ook niet goed in.’ En soms moet het hoofd van de alleskunner geordend worden. ‘Ik zat redelijk met mezelf in de knoop, door al die negatieve gedachtes die ik over mezelf had.’

Jasper Demollin

Waar is jouw drang om te entertainen geboren?

‘Bij de peuters werd ik al naar voren geroepen om het versje van een klein zigeunermeisje na te doen. Ik wilde dat eigenlijk niet, maar de juf van mijn klas vond dat ik zo realistisch kon huilen: “Doe het, doe het!” Ik stond ook iedere Koninginnedag in het Vondelpark moppen te verkopen. Mijn oom had het concept bedacht, voor mijn broer, maar al snel bleek dat ik het veel leuker vond dan hij. Volgens mijn moeder is mijn entertaindrang daarmee begonnen.’

Was je thuis het uitslovertje van de familie?

‘Ik was redelijk expressief, maar ik kon ook best ingetogen en timide zijn. De aandacht zocht ik niet op.’

Maar je wilde wel acteur worden.

‘Dat ik op de basisschool toneellessen ging volgen, kwam eigenlijk meer omdat een vriendje het wilde dan vanuit mijn eigen behoefte. Ik had er helemaal geen zin in, maar ik ging voor hem toch mee. Al na een paar lessen merkte ik dat ik het heerlijk vond om op te gaan in een rol, raar te doen en gekke typetjes te spelen. Toen was het hek van de dam.’

Zeiden je ouders niet: joh, kies een echt beroep?

‘Ze zijn altijd supportive geweest, vooral mijn moeder. Ze is yogalerares, mijn vader is net gepensioneerd en werkte als dierenarts. Mijn vader vond het altijd belangrijk dat ik financieel voor mezelf zou kunnen zorgen, maar hij heeft me nooit verboden mijn passie te volgen. Na het vwo ben ik de filmacteursopleiding bij FAAAM in Amsterdam gaan volgen, waar ik in 2014 ben afgestudeerd.’

Een jaar later brak je door met het televisieprogramma Streetlab, waarin ‘sociale experimenten’ werden uitgevoerd. Hoe ontstond dat?

‘Stijn van Vliet en ik zaten bij elkaar in de klas en Daan Boom en Tim Senders kende ik van de brugklasmusical. Daarna zijn we vrienden geworden en filmpjes gaan maken met de camera van Daan. YouTube bestond nog niet, wij deden het gewoon voor de lol: spijbelen met bruggers en kijken of je tijdens de les ongemerkt een frietje kon eten. Het waren al een soort kleine semiwetenschappelijke experimentjes, wat we vanaf 2014 met Streetlab voor een groter publiek zijn gaan doen. Dat was een soort rare rollercoaster waar we in kwamen: soms vijf dagen per week tien uur per dag bezig zijn met Streetlab, in het weekend optreden met onze karaokeband, Tante Joke Karaoke. We waren nog heel jong en alles wat we deden was een succes, dus iedereen wilde dat de trein bleef doorgaan. Hup, weer een nieuw seizoen verkocht, weekje vakantie en door. Het was een te gekke, maar achteraf gezien ook intensieve tijd.’

Het klinkt alsof je werd geleefd...

‘We waren er in die periode nog niet zo goed in om te zeggen: we gaan nu eerst onze rust pakken. Ook omdat het allemaal hartstikke leuk was wat we deden. Maar het was ook een tijd waarin ik mezelf heel erg tegenkwam. Na de middelbareschooltijd kreeg ik veel last van een negatief zelfbeeld: ben ik goed genoeg, zie ik er leuk genoeg uit? Die onzekerheid werd tijdens Streetlab in veel situaties enorm getriggerd, bijvoorbeeld als we een filmpje hadden gemaakt en ik mezelf op beeld terugzag. Ik was ook vaak vrolijk hoor, maar op sommige momenten kwam er dan zoveel pijn naar boven. We kregen ook heel veel reacties van mensen en 99 procent daarvan was positief, maar ik focuste me alleen maar op die ene procent die iets negatiefs zei. Dat kwam enorm binnen en deed heel veel met me. Ik heb momenten gehad waarop ik me zo ongelukkig voelde dat ik dacht: dan hoeft het voor mij niet meer.’

Hoe ben je daar voor jezelf uitgekomen?

‘In 2015 waren we zo bekend geworden dat het steeds moeilijker werd om het programma te laten slagen. Veel experimenten mislukten omdat mensen al wisten wie we waren. Dan kun je er geen grappig einde meer aan breien en moet je het hele item weggooien. We waren al jaren nonstop aan het werk geweest en hadden onze taks bereikt: we waren kapot. In diezelfde periode ging ik heel hard op mijn bek in een halfpipe, zo hard dat ik me van de dag zelf niets meer kon herinneren. Ik had een zware hersenschudding en moest noodgedwongen stoppen met het programma. Stijn zat tegen een burn-out aan en zei ook: ik stop ermee. Toen waren er nog maar twee van de vier over, dus werd de stekker – in eerste instantie tijdelijk – uit Streetlab getrokken. Ik geloof erin dat het universum op dat moment op de rem heeft getrapt en voor ons heeft besloten: nu moeten jullie even kalm aan doen. Dat is uiteindelijk voor ons allemaal goed geweest, want dat heeft ons de ruimte gegeven om ons eigen ding te gaan doen.’

Wat was jouw ‘ding’?

‘Ik zat redelijk met mezelf in de knoop, door al die negatieve gedachtes die ik over mezelf had. Het was heel heftig dat ik dat geen plek kon geven, maar het heeft me uiteindelijk ook verder geholpen in het leven. Mijn moeder is behalve yogalerares ook natuurgeneeskundig therapeut en heel spiritueel. Ik was zelf altijd heel nuchter en wilde niks weten van al dat gedoe van haar, maar ik had ook door dat er iets moest gebeuren. Via mijn moeder ben ik bij verschillende alternatieve therapeuten terechtgekomen die zoveel over mij persoonlijk konden vertellen zonder dat ze van tevoren iets van mij wisten, dat ik dacht: dit is zo bijzonder, hier zit meer in. Vanaf dat moment ben ik steeds meer in dat wereldje gerold: ik heb veel therapie gevolgd en heb daar veel aan gehad. In 2019 heb ik in Indonesië een tiendaagse meditatieretraite gedaan en samen met Stijn heb ik een podcast gemaakt over zelfhulpboeken. Ik denk dat de pijn die ik had, nodig en goed was voor mijn persoonlijke groei.’

Welke inzichten heeft je spirituele zoektocht je opgeleverd?

‘De belangrijkste is dat je niet je gedachtes en gevoelens bént. Je moet je hersenen eigenlijk zien als een soort computertje dat gedachtes produceert. De pijn ontstaat pas als je in die gedachtes gaat geloven en daarin blijft hangen. Maar wat wij doen als we een probleem ervaren, is meestal: eindeloos op dat probleem kauwen, erover nadenken, alle mogelijke scenario’s bedenken. Het negatieve zelfbeeld in mijn hoofd kon me op zulke momenten helemaal neersabelen: hoe lelijk ik was, dat ik niet talentvol was en ga zo maar door. Daar heb je niets aan, want je schiet niks op met zulke gedachtes. Dat moet je doorbreken, wat ik bijvoorbeeld doe door te mediteren, terug te gaan naar mijn ademhaling en me bewust te worden van mijn gedachtes: ik ben mezelf nu heel erg in de grond aan het trappen, laat ik dat niet doen en wat liever zijn voor mezelf.’

Benieuwd naar de rest van het interview? Je leest 't via Blendle of in de nieuwste Revu.

Interview
  • BrunoPress