Jullie nieuwe serie gaat over het duo Duco en Roy dat als ultieme droom heeft: beroemd worden. Hoe kwamen jullie op dat idee?
‘Wij vinden het leuk om iets te schrijven dat zich afspeelt in een klein universum. De serie Rundfunk was gesitueerd op een middelbare school, de film op een camping. In onze omgeving zien we veel mensen die op allerlei manieren proberen door te breken en mails naar ons sturen met de vraag: ik wil beroemd worden, heb je tips? Dat roem überhaupt een ding is voor mensen, vonden wij een grappig gegeven. We vinden het ook altijd leuk om underdogs te spelen, wat ons op het idee bracht van een serie over twee gasten van dertig die nergens goed in zijn, maar toch zo optimistisch zijn dat ze steeds denken: hier ga ik echt mee aan de poort rammelen. We hebben heel veel anekdotes verzameld van geweldige dingen die achter de schermen gebeuren op filmsets, toneelstukken en bij televisieprogramma’s. De wereld van film, tv en roem is er eentje die zich goed leent voor overdrijven en uit de bocht vliegen.’
Hopen jullie dat al die wannabe-BN’ers na het zien van Rundfunk: Duco en Roy denken: jezus, waar ben ik eigenlijk mee bezig?
‘Alles begint bij ons met een helder punt, in dit geval: de hang naar roem. Het zou wel leuk zijn als mensen zich daarin herkennen, maar de serie gaat al snel een echt absurde kant op. Op een gegeven moment bedenken Duco en Roy bijvoorbeeld dat ze ook bij een heel heftige ramp achterin het beeld van de NOS-camera kunnen gaan lopen, want dan hebben ze ook screentime. Gewoon een uur lang bij een enorme brand heen en weer lopen, zodat je met je kop op tv bent geweest. Ik denk dat er weinig mensen zijn die zo denken.’
‘Mijn vader kent als regisseur de andere kant, de kant van de werkloosheid, de afwijzing en de onzekerheid’
Is het verhaal van Duco en Roy ook een beetje het aangedikte verhaal van je Rundfunk-kompaan Tom van Kalmthout en jou?
‘Het is wel grappig om dit te zeggen in een interview met een tijdschrift, maar ik vind roem en herkend worden de minst leuke bijzaak van het mooiste beroep dat er is. Ik kan me haast niet voorstellen dat je dit vak gaat doen, theater en televisie, omdat je het leuk vindt als mensen op straat zeggen: hé, jij bent die gast! Ik heb daar zelf niet zo’n last van, want ik doe zelden tot nooit interviews en deel niet mijn hele leven op sociale media, maar er zijn genoeg artiesten die dat elke dag meemaken. Misschien dat sommige mensen daar lekker op gaan, maar ik kan me daar niets bij voorstellen. Het is ook niet de reden dat ik dit werk ben gaan doen. Wat ik wel altijd wilde, was verhalen vertellen. Ik vond het zo tof om in de bioscoop te merken wat een film met mij en andere mensen deed. Datzelfde had ik in het theater, als ik naar een cabaretier ging en zag hoe een hele zaal aan het lachen werd gebracht. Dan dacht ik: wat vet, dit wil ik ook.’
Je bent een nepobaby, want je vader is regisseur Jean van de Velde, bekend van films en series als Wild Romance, All Stars en Lieve Liza. Hoe voelt dat?
‘Mijn ouders namen me vroeger heel vaak mee naar de bioscoop. We hadden daar dan ook andere gesprekken over dan de kinderen om me heen. Het was niet van: dit was een leuke film, we gingen meer de diepte in. Als we thuis een film keken, dan spoelde mijn vader ook vaak dingen terug: kijk, dit is tof gedaan. Dat vond ik alleen maar leuk. Ik ben 100 procent deze kant opgegaan omdat film en tv mij met de paplepel zijn ingegoten, maar mijn vader stond niet echt te springen dat ik acteur wilde worden. Hij kent als regisseur de andere kant, de kant van de werkloosheid, de afwijzing en de onzekerheid. Zijn advies was: als je dan toch zo nodig moet acteren, zorg dan in ieder geval dat je ook leert schrijven, zodat je je eigen werk kunt maken. Daar heb ik goed naar geluisterd en dat is godzijdank gelukt. Ik ga met Tom onze derde theatervoorstelling maken, er komt weer een nieuwe tv-serie, op YouTube zijn we met van alles bezig. We hebben tot nu toe steeds de mazzel dat het kan en mag en dat we een podium krijgen.’
Waar kennen Tom en jij elkaar eigenlijk van?
‘We kwamen elkaar voor het eerst tegen bij de audities van de Toneelschool in Maastricht, later zagen we elkaar weer bij de audities voor de Toneelschool in Amsterdam. We kwamen bij elkaar in de klas en toen was het vanaf het eerste moment raak. Onze humor is hetzelfde en we kijken op dezelfde manier naar dit vak. We nemen het vak heel serieus, maar onszelf niet zo, dat was op school ook al zo. Bij alle lessen gingen we er volledig voor, of dat nu schrijven of klassiek ballet was, maar we keken ook met een zekere humor en relativering naar wat er om ons heen allemaal gebeurde. Het is best intens, zo’n Toneelschool. De ene week is dit de waarheid, de andere week is dat de waarheid. We deden hard ons best, maar we moesten ook heel hard lachen om alles wat we zagen.’
Benieuwd naar de rest van het interview? Je leest 't in de nieuwste Revu. Vanaf vandaag verkrijgbaar!
- Roeltje van de Sande Bakhuyzen