Oorlogsjournalist Rudi Vranckx: ‘De Derde Wereldoorlog is al een tijdje bezig’

Al 35 jaar doet Rudi Vranckx (63) verslag van oorlogen en conflicten die de wereld in hun greep houden. Tijdens de Egyptische revolutie was hij de laatste achtergebleven Europese journalist. In Syrië zag hij een collega sneuvelen door een granaatinslag. En eerder dit jaar ontweek hij ternauwernood een Russische rakettenregen in de loopgraven van Bachmoet. ‘Ik heb altijd een ontzettende drang gekend om naar plekken te gaan waar geschiedenis wordt geschreven.’

Rudi

Je meest recente boek, In Oekraïne, gaat in op de vraag of de Derde Wereldoorlog nu wel of niet al aan de gang is. Heb je daar een eenduidig antwoord op?
‘Simpel gezegd: ja. De gehele westerse wereld levert wapens, cyber-aanvallen worden intercontinentaal gecoördineerd, de energie- en voedselcrisis die uit deze oorlog voortkomen, raken de hele wereld. En bovenal: dit conflict is bepalend voor de huidige geopolitieke machtsverschuivingen in de wereld. Dus ja, de Derde Wereldoorlog is al een poosje bezig.’

Waar eindigt dit?
‘Dat is moeilijk te voorspellen. We leven in een onvoorspelbaar, explosief mengsel waarvan weinig mensen weten of en hoe die zal gaan ontsteken. Er is weinig voor nodig om deze oorlog op ieder moment volledig uit de hand te laten lopen. De grootste angst voor een kernoorlog, die er in de eerste maanden zo sterk was, is bij veel Europeanen langzaamaan weggeëbd, maar ik ben er niet zo gerust op. Neem nou die drone-aanvallen op de Krim van vorige maand. Dat riekt naar vuil spel van de Russen. Als excuus om de oorlog te laten escaleren. Hoe groot is de verleiding inmiddels wel niet voor Poetin om een klein, tactisch kernbommetje in te zetten? En dan moet je ook de vraag stellen: waar begint het en waar eindigt het? En dit hoef ik wellicht niet uit te leggen, maar een klein, tactisch kernbommetje is in 2023 vele malen desastreuzer dan Hiroshima.’

‘Hoe groot is de verleiding inmiddels wel niet voor Poetin om een klein, tactisch kernbommetje in te zetten?’

Verdeeld over drie reizen heb je van het afgelopen jaar ruim twee maanden doorgebracht aan het front in Oekraïne. Wat maakte op jou de meeste indruk?
‘Op een avond zat ik voor een hotel op een heuvel bij Charkov en keek ik uit op de volgende heuvel. Daar werd geschoten en werden raketten afgevuurd. Dat was spannend, maar tegelijkertijd viel er op dat moment een vreemdsoortige berusting over mij heen. Ik wist: ik ben precies op de plek waar wereldgeschiedenis wordt geschreven. Toen het vuurgeweld steeds verder naar de achtergrond verdween, vroeg ik de soldaten om bij die volgende heuvel te gaan kijken. Even later liep ik in loopgraven vol met Russische lijken, helemaal kapotgeschoten door westerse artillerie. Dat voelde alsof ik in een documentaire over de Eerste Wereldoorlog rondliep. Ten tweede: de bevrijde dorpen. De verhalen van mensen die maandenlang in angst leefden, gefolterd werden, slachtoffer waren geworden van oorlogsmisdadigers. In Boetsja sprak ik een man die zich, samen met zijn dochter, een week lang in de kelder had verscholen. Boven hun hoofd werden hun dorpsgenoten gemarteld. Zulke verhalen raken mij harder dan het zien van een massagraf. De waanzin en absurditeit daarvan verstommen mij, maar de persoonlijke verhalen van levende mensen blijven mij het sterkst bij.’

35 jaar lang geconfronteerd worden met onmenselijke, gruwelijke taferelen: dat moet wel iets met je doen. Hoe verwerk jij al die beelden, gesprekken en ontmoetingen?
‘Niets bijzonders. Ik ga een paar keer per jaar naar mijn tweede huis in Italië. Dan ga ik naar mijn vaste wijnbar, klets ik wat met de locals en geniet ik. Ik heb een vaste vriendin, maar met haar heb ik niet direct de behoefte om alles te vertellen wat ik heb gezien. Voor journalisten is het ook anders dan voor soldaten. Alles wat wij in een oorlog zien en meemaken, moeten wij bespreken, nabehandelen en monteren. Dat is meteen een soort verwerkingsproces. Ik was erbij toen Gilles Jacquier, een Franse collega-journalist, in 2012 in Syrië door een granaataanval om het leven kwam. Van psychologen kregen wij te horen dat wij het als team op de juiste manier hebben verwerkt. Door met mijn vaste team, jongens met wie ik al 35 jaar optrek en alles heb meegemaakt, erover te praten. Daar hebben wij geen draaiboek voor. Je moet zo empathisch mogelijk zijn in je werk, maar als de dag erop zit, ontkom je niet aan een beetje galgenhumor. Om maar niet door te draaien. Terwijl soldaten toch eerder geneigd zijn hevige ervaringen voor zichzelf te houden. Met alle gevolgen van dien.’ Na een korte stilte: ‘Er is trouwens wél een periode in mijn leven geweest dat ik het moeilijk had. In mijn Irak-periode, toen mijn fixer werd vermoord, werd ik regelmatig schreeuwend wakker. Ik leefde dag en nacht in angst.’

Waarom ben je oorlogsverslaggever geworden?
‘In mijn studententijd werden veel films uitgebracht over oorlogsverslaggeving, zoals The Killing Fields en Apocalypse Now. Daarmee begon het te kriebelen. Verslag doen van oorlogssituaties leek mij een nobele zaak. Ik dacht: ik ben niet groot of sterk, maar ben wel slim en handig genoeg om te laten zien wat er in de wereld gebeurt. Ik heb altijd een ontzettende drang gekend om naar plekken te gaan waar geschiedenis wordt geschreven. Ik móét erbij zijn, dacht ik altijd. Zo sterk, dat ik er psychisch onwel van wordt als dat niet lukt of mag.’ Lachend: ‘Dat is ook weer niet gezond, hè? Nu is dat wel minder, hoor.’

Benieuwd naar de rest van het interview? Je leest 't in de nieuwste Revu. Vanaf vandaag verkrijgbaar!

Interview
  • Belga Image, ANP