Schrijver Bart Chabot: 'Alles moet wijken voor mijn werk’

We gaan allemaal een keer dood, maar Bart Chabot besluit dat - op papier - nu al te doen in zijn nieuwe boek Engelenhaar. Slechts 79 pagina’s had hij nodig om zichzelf te kielhalen, terwijl hij in het echte leven de eeuwige jachtvelden vooralsnog net op tijd te slim af was. Een gesprek over geluk, worstelingen en nalatenschap. ‘Niet alles wat je schrijft wordt goud.’

Bart

Waar zitten we?
‘In een hotel tegenover de Haagse Zeestraat waar ik ooit op een postkamer kwam te werken toen ik met mijn studie Nederlands stopte. Ik had geen stuiver op zak en kwam elke dag langs dit terras, waar mensen met witte wijn aan de lunch zaten. Als je daar terecht komt, dan heb je het gemaakt in het leven, dacht ik. Dit hotel voelde onbereikbaar. Nu is het mijn tweede huiskamer. Senang, als mooie onderbreking van mijn drukke leven.’

Je levert met je nieuwe boek Engelenhaar opnieuw een dikke pil af.
‘En dan te bedenken dat er in de correctierondes nog zo’n 80.000 woorden uit zijn gegaan. Alleen daar heb je al een kloeke roman aan. Het verschijnt bij De Bezige Bij, die in 1996 nog mijn biografie over Herman Brood weigerde. Na vijf jaar schrijven was Broodje gezond klaar en ben ik doorgeschakeld naar Nijgh & Ditmar. Tijdens de eerste bespreking was ik direct duidelijk: “Jongens, hier hebben jullie 900 pagina’s en voor de goede orde, er gaat nog geen komma uit.” Nou, ik heb mijn woorden echt moeten opeten, want er is uiteindelijk een derde geschrapt. Aan corrigeren ben ik negen van de tien keer meer tijd kwijt dan aan het creëren zelf.’

Zinloze arbeid?
‘Verre van. Niet alles wat je schrijft wordt goud. Vroeger kon ik me daar nog weleens aan storen, omdat ik er niets van begreep. Nu weet ik dat schrijven in het begin voor een deel kladblok is. Dat sommige onderdelen in het grotere geheel niet werken. Haal overbodige stukken eruit en de rest gaat shinen. Doe je het niet, dan trekken ze de rest juist omlaag. Een fotograaf maakt tijdens een sessie ook 120 foto’s en publiceert er maar drie. De rest gaat op de plank.’

‘Ik sta op het punt 69 te worden, dat merk ik vooral als ik ’s ochtends opsta. Dan moet ik mezelf in mijn geraamte zetten’

Om nimmer het daglicht te zien?
‘Wellicht voor later gebruik. Zo haal ik weleens wat boven water voor bijvoorbeeld jubileumedities. De tiende druk. Ik ben nooit tevreden, blijf altijd verbeteren. En ik bewaak de grens. Als ik alles doorkras wat sommige van mijn redacteuren voorstellen, dan blijft er soms niet meer dan een novelle over. Uiteindelijk ben ik een autodidact die via zelfstudie, en dat is ook luisteren naar anderen, zijn kennis vergaart. Daar word je zelf alleen maar beter van. Het begint bij gevarieerd lezen en dan word je wijzer. Iedereen kan een boek schrijven, maar niet iedereen kan een goed boek schrijven. Daar liggen onze kansen.’

Werk je met een begin, midden en eind?
‘Het begin weet ik meestal wel, maar vooral het einde heb ik bij aanvang van een boek helder voor ogen. Ik ga niet uit van de ratio, maar van intuïtie en instinct en laat me graag verrassen door waar de fantasie mij brengt. Veel romanciers werken met complete schema’s en karakterschetsen aan de muur, maar dat zou voor mij voelen alsof ik braaf m’n huiswerk zit te doen. Vreselijk. Just go with the flow met de gedachte dat er in de kunst geen regels bestaan en je kunt blijven schaven. Zelfs als het boek al af is. Dan schrijf ik nieuwe ingevingen direct op voor toevoegingen in een herdruk. Ik ben een dinosaurus die dat niet in zijn telefoon zet, maar in doktershandschrift op bierviltjes, in boekjes of onderaan een kassabon. Dat moet ik dan snel uitwerken, want na een week kan ik het zelf al niet meer lezen.’

Benieuwd naar de rest van het interview? Je leest 't in de nieuwste Revu. Vanaf vandaag verkrijgbaar!

Showbizz
  • Bruno Press