James Worthy

James Worthy: 'Mijn zoon heeft recht op een aantal vechtpartijen'

‘Mijn zoon rent op de schopper af en schopt de schopper vol in zijn kloten. De jongen ligt muisstil op het schoolplein’

James Worthy

Ik ben te vroeg op school en sta in het tunneltje naast het schoolplein. In de verte kan ik mijn zoon zien voetballen. Zelfs als hij niet aan het keepen is, draagt hij keepershandschoenen.

Op schoolpleinen heb je drie soorten voetballers. Je hebt de voetballers die kunnen voetballen, je hebt de voetballers die niet kunnen voetballen en je hebt de voetballers die het graag zouden willen kunnen. Veel voetballers die niet kunnen voetballen, willen het ook helemaal niet kunnen. Ze willen gewoon dicht bij hun vrienden zijn en zo min mogelijk de bal aanraken. Mijn zoon wil het heel graag kunnen. Als hij scoort, juicht hij als Ronaldo. Ik heb hem vandaag nog niet zien juichen.

Dan gebeurt het. Iemand schopt hem neer. De schopper is twee koppen groter. Het is geen kwaadaardige schop, nee, eerder een lompe schop. Het gaat allemaal net iets te snel voor de schopper. Ook hij kan niet voetballen. Het was wel een harde trap. Ik kon hem horen. De trap klonk als het volkslied van onvermogen.

Mijn zoon springt huilend op. De tranen rollen over zijn wangen als knikkers over een knikkerbaan. Hij geeft de schopper een harde duw. De schopper duwt nog harder terug.

Mijn hart zegt dat ik moet ingrijpen, maar mijn hoofd denkt hier anders over. Mijn zoon heeft recht op een aantal vechtpartijen. Hij heeft het recht om te weten hoe het voelt. In mijn eigen jeugd heb ik drie keer gevochten. En dankzij deze drie vechtpartijen weet ik dat ik nooit meer wil vechten. Soms moet je iets meemaken om te weten dat je iets nooit meer wilt meemaken.

De schopper duwt nu op zijn allerhardst. Mijn zoon vliegt door de lucht als een badmintonshuttle van vlees en bloed. Ik wil ingrijpen. Ik moet de schopper net zo hoog laten vliegen. Nee, nog veel hoger. Als ik hem schop, vliegt hij zo hoog dat de mensen in de verkeerstoren van Schiphol een onbekend stipje op de radar zien.

Mijn zoon staat weer op. De tranen rollen nu nog sneller, maar de blik in zijn ogen is anders. Ik ken deze blik. Ik noem het mijn Engelse blik. Zo kijk ik als ik niets meer te verliezen heb. Als angst de benen heeft genomen en de vlammen mijn lichaam hebben gekaapt.

Mijn zoon rent op de schopper af en schopt de schopper vol in zijn kloten. De jongen ligt muisstil op het schoolplein met zijn handen op zijn ballen. Hij heeft een toque van zijn vingerkootjes gemaakt.

Aan de ene kant voel ik trots, maar aan de andere kant ben ik bang voor de toekomst. Mijn zoon is niet bang om te vechten. Bij hem gaat het niet bij drie keer blijven. Ik zag het in zijn ogen. Hij is anders.

‘Hoe was school, jongen?’ vraag ik twee minuten later.

‘Heel leuk. We hebben vandaag procenten geleerd.’

‘Goed zo, jongen. Goed zo,’ zeg ik, terwijl we het schoolplein verlaten.

Column
  • Adobe Stock