Deze week: meneer M., die na een overval met zijn handlangers in wildweststijl door een woonbuurt probeert te vluchten.
Er zijn vandaag nog maar weinig verdachten op komen dagen om hun weerwoord te geven in de rechtbank. Misschien is het het vroege uur, misschien is het het stralende zomerweer, of misschien zijn alle verdachten en publiek gewoon op het terras gaan zitten, omdat het nou eenmaal vakantie is. Maar het resultaat is hetzelfde: de rechtszaal is nogal leeg wanneer een lange grijze bode met een beetje een gekromde rug de zaak aankondigt. De 40-jarige meneer M. komt binnengestapt met zijn tolk in zijn voetsporen. Meneer M. ziet eruit als een enthousiaste surf leraar die met veel en grote gebaren aan kinderen de eerste dingen leert over gijpen, windrichting en overstag gaan. Zijn tolk, een soort kale kruising tussen Al Bundy en Danny Devito, lijkt er beduidend minder zin in te hebben, maar gaat toch ook maar gewoon zitten.
Ik hoef meneer M. niet uit te leggen wat er was gebeurd als hij die bakfiets wel had geraakt, omdat er twee kinderen in zaten
Parfumflesjes stelen
Meneer M. zit vandaag terecht omdat hij een gevaar op de weg is geweest: hij zou niet genoeg rechts gehouden hebben terwijl hij door een woonwijk heen scheurde, en op de linkerhelft van de straat bijna in botsing gekomen zijn met een bakfiets met een paar kinderen erin.
Als dat nou nog het enige was. Meneer M. wordt ervan verdacht dat hij de chauffeur was die weggereden is bij een overval: drie mannen, onder wie de verdachte, zouden op een dag vanuit Roermond naar Eindhoven gekomen zijn om daar parfumflesjes te stelen. Nadat de twee anderen met zakken vol parfum de winkel uitgestormd zijn, zou meneer M. met 65 kilometer per uur met hen door een woonwijk hebben proberen te vluchten. Na een paar straten zijn de mannen uitgestapt en weggerend. M. heeft bij de politie aangegeven dat hij niet op de vlucht was, maar gewoon naar het station wilde. De reden waarom meneer M. niet verdacht wordt van het helpen bij het vluchten van de overvallers wordt niet duidelijk tijdens de zitting, maar de aanklacht over het weggebruik blijft in elk geval wel staan. De rechter kijkt meneer M. eens een keertje aan.
‘Kloppen die aantijgingen een beetje, meneer M.?’ vraagt de rechter. De tolk vertaalt alles zo goed als hij kan.
‘Dat klopt niet,’ moppert M. ‘Ik reed wel wat harder dan toegestaan, maar ik reed niet links. Ik ben een heel voorzichtige chauffeur: ik rijd al twaalf jaar, en ik heb nog nooit onveilig gereden. Die dag reed ik gewoon voor het bedrijf waarvoor ik werk.’
‘Maar,’ gaat de rechter verder, ‘herinnert u zich die bakfiets dan niet? Ik lees hier dat u met 65 kilometer per uur van een parkeerplaats afreed.’ Ook daar is meneer M. het niet mee eens. Hij vertelt verongelijkt dat hij gewoon 30 reed, wat anderen ook mogen beweren. Ook als de rechter probeert uit te leggen dat er een getuige is die zijn auto op idiote snelheid op hem af heeft zien rijden, en pas drie meter voor zijn neus weer op de goede weghelft terechtkwam, blijft hij nee schudden. Als de rechter meneer M. wijst op het feit dat er ook nog andere getuigen zijn en dat er camerabeelden zijn die aantonen dat er inderdaad een bakfiets op dat stuk weg gereden moet hebben, blijft M. nee schudden. Hij wil er simpelweg niets van weten, van al die vervelende beschuldigingen.
Bakfiets met kinderen
‘De getuige vertelt dat uw auto daarna een straat inreed en dat er drie mannen uitstapten die wegrenden.’
‘Ik ben helemaal niet weggerend,’ moppert M. weer, miskend. De rechter zucht een keer en verduidelijkt dat hij ook helemaal niet verdacht wordt van het feit dat hij onveilig gereden heeft.
‘Ik wil helemaal geen problemen!’ bijt M. een beetje kribbig terug naar de rechter.
‘Ja, is het nou wel of niet gebeurd? Dat is de enige vraag, meneer M.?’
Even twijfelt meneer M. over wat hij zal antwoorden. Dan slaakt hij een zucht. ‘Ik heb nog nooit problemen gehad met justitie.’
De rechter is zichtbaar geïrriteerd over het feit dat M. de hele tijd dingen zegt die helemaal geen antwoorden zijn op zijn vraag. Na nog een paar keer proberen geeft hij het maar gewoon op.
‘Oké, volgende. Helder,’ moppert hij.
‘Oké,’ antwoordt M. goedkeurend. En legt daarna op verzoek van de rechter uit dat hij geen strafblad heeft, en ook geen woning, maar dat hij wel werk heeft.
Dan is het woord aan de officier van justitie, die vindt dat de filmbeelden en de verklaringen van de verschillende getuigen prima bewijzen dat meneer M. inderdaad in die auto zat, dat hij veel te hard reed én op de verkeerde weghelft, en dat hij tot overmaat van ramp ook nog eens bijna een bakfiets aangereden heeft.
‘Ik hoef meneer M. niet uit te leggen wat er gebeurd was als hij die bakfiets wel geraakt had, omdat er twee kinderen in zaten. Dit rijgedrag is absoluut ontoelaatbaar.’
De officier gaat er met gestrekt been in, en blijft vurig haar betoog voeren, met een strenge ondertoon in haar stem. Normaal gesproken, legt ze uit, wil het OM voor dit soort misdrijven een forse geldboete, maar omdat M. geen woning en geen geld heeft, gaat dat eigenlijk niet. Omdat hij geen Nederlands spreekt heeft een taakstraf ook weinig zin, dus eist ze een geheel voorwaardelijke gevangenisstraf van tien dagen, met een proeftijd van een jaar.
De rechter knikt goedkeurend en gaat mee in de redenering en de eis van de officier van justitie. M. knikt minzaam bij het horen van zijn straf, staat dan op en draait zich om naar de uitgang. Het is voor de mensen op de parkeerplaats bij de rechtbank te hopen dat meneer M. vandaag in elk geval wél met de trein is.
Online onbeperkt lezen en Nieuwe Revu thuisbezorgd?
Abonneer nu en profiteer!
Probeer direct- Jeroen de Leijer