James Worthy

James Worthy: 'De buurman bleef maar doorademen, tot vorige week donderdag'

‘De kist van de buurman staat in een zaaltje en het zaaltje is leeg. Ik had nog wel wat andere mensen uit willen nodigen, maar dat voelde niet goed’

James Worthy

De dood zat al een tijdje achter de buurman aan, maar de buurman bleek glibberiger dan de meeste 88-jarigen te zijn. Hij viel van de trap, werd aangereden door een scooter, kreeg voor de vijfde keer corona, maar de buurman bleef maar doorademen. Tot vorige week donderdag.

Op de eettafel stond een schoenendoos. In de doos zat genoeg geld voor een kist en een afscheid. Ik moest het regelen. Hij had geen familie en geen kinderen. In de schoenendoos zat ook een briefje. Op dit briefje stond dat ik zijn enige vriend in de kroeg kon vinden. En in de kroeg vond ik hem ook.

‘Het spijt me, maar de buurman is er niet meer,’ zei ik, terwijl ik een barkruk pakte.

‘Ik ben blij voor hem. Niet voor mezelf hoor, maar wel voor hem. Hij was zo eenzaam.’

‘Hij straalde nooit echt eenzaamheid uit. Hij verzorgde zichzelf goed.’

‘Maar hij was het. Hij kon uren praten over kunstmatige intelligentie. Dat was zijn lichtpuntje. Op zijn laptop had hij allemaal systemen en programma’s geïnstalleerd waarmee hij kon praten. Dat waren zijn vrienden, zei hij. Dat was de toekomst, zei hij,’ vertelde de vriend.

‘Daar geloof ik ook in, meneer. In de toekomst hoeft niemand meer eenzaam te zijn. AI komt wat dat betreft als geroepen. Toen mijn vader overleed, kreeg ik veel berichten van mensen. Ze leken allemaal op elkaar. Ik vertelde het ook aan de chatbot van een webwinkel en die zei Het spijt me van uw verlies. De chatbot was vriendelijker en creatiever dan veel mensen.’

‘Ja, maar Frans was volgens mij echt verliefd op al die stemmen die uit zijn laptop kwamen.’

‘Prima, toch? Vlinders zijn vlinders,’ zei ik.

‘Ja, vlinders zijn vlinders,’ mompelde de vriend in zijn halfvolle bierglas.

De kist van de buurman staat in een zaaltje en het zaaltje is leeg. Ik had nog wel wat andere mensen uit willen nodigen, maar dat voelde niet goed. Zijn afscheid moest wel enigszins overeenkomen met zijn leven. Hij was niet populair. De mensen hebben nooit aan zijn lippen gehangen.

Zijn enige vriend draagt een net jasje boven een oude spijkerbroek. Samen draaien we de schroeven in zijn kist. De schroeven zijn met meer.

‘Heeft u kinderen?’ vraag ik.

‘Nee. De buurman en ik zijn laatbloeiers. Nee, om eerlijk te zijn hebben we nooit echt gebloeid. Nooitbloeiers dat zijn we. Was hij. Ben ik. Maar ik denk ook niet dat we wilden bloeien. Bloeien kost kracht. Misschien zijn we daarom wel zo oud geworden. We hadden misschien een gebrek aan bloesem, maar nooit een gebrek aan tijd. Begrijp je?’

Ik zet de opengeklapte laptop op de kist.

Wat vind je van de kist? vraag ik aan het slimme besturingssysteem van mijn buurman.

*Het is een krappe, maar gezellige woning,* zegt een lieve vrouwenstem.

Column
  • Adobe Stock