James Worthy

James Worthy: 'Bidden voor wereldvrede is toch geen boete waard?'

'Hij is zo klaar,' zegt de oude man, 'hij is aan het bidden.'

James Worthy

Een ruzie op straat. Iemand staat op de invalidenparkeerplaats van de ander geparkeerd. ‘Waarom sta je op mijn parkeerplaats? Dit is mijn eigen parkeerplaats. Ik ben gehandicapt,’ zegt de oude meneer, terwijl hij met zijn wandelstok op de stoep tikt.

‘Ik ga zo weg, meneer. Ik moet even bidden. Zo klaar,’ zegt de jongen die geknield op een kleedje naast zijn auto zit. Zijn schoenen staan naast het kleedje.

‘Je moet bidden? Maar denk je dat die hogere macht waar je naar gaat bidden blij is met het feit dat jij op een invalidenparkeerplaats geparkeerd staat? Zo kom je toch nooit in de hemel, jongen.’

‘Er is nergens plek. Dit is de enige plek die vrij was, meneer. Geef me een paar minuten.’

‘Niet meer dan een paar minuten, oké? Ik heb verse kibbeling voor mijn vrouw gehaald. Koude kibbeling is niet lekker.’

De man met de wandelstok parkeert zijn auto even op de stoep. Hij gaat netjes wachten tot het bidden klaar is. Voor even is er geen haast. Geen ruzie. Maar gewoon een jongen die vijf keer per dag wil bidden, omdat anders zijn gebeden niet geldig zijn. Dit is het namiddaggebed.

De oude man zit in zijn auto. De raampjes beslaan door de warme kibbeling. Hij draait zijn raampje open en kijkt naar de biddende jongen. Het is ontroerend om te zien hoe iemand de rust kan vinden in deze chaotische stad. Het is ook ontroerend om te zien hoe iemand hem die rust gunt.

Een politieauto rijdt de straat in. Een agent met een ouderwetse politiesnor stapt uit en loopt naar de auto van de oude man toe. ‘Waarom staan we op de stoep geparkeerd, meneer?’ vraagt de agent. Zijn stem is een combinatie van echte vermoeidheid en gespeelde vrolijkheid.

‘Die jongen daar staat heel even op mijn plek. Hij moest bidden. Wie ben ik dan, weet je wel? Hij is zo klaar,’ zegt de oude man.

‘Hij is aan het bidden?’

‘Ja, het namiddaggebed. Als hij dit niet doet, worden zijn gebeden niet verhoord.’

‘Dat is hartstikke mooi, maar wie geen geldige gehandicaptenparkeerkaart heeft en wel op een invalidenparkeerplaats parkeert, krijgt hiervoor een boete van 370 euro, plus 9 euro administratiekosten. En u staat zomaar op de stoep geparkeerd. Dat kost 110 euro.’

‘Maar ik sta niet zomaar op de stoep, agent. Ik sta hier, omdat hij kortstondig op mijn plek staat.’

‘Dat is superaardig, maar wetten zijn wetten en regels zijn regels.’

‘En mensen zijn menselijk,’ zegt de oude man.

‘Ik ben klaar hoor,’ zegt de foutgeparkeerde jongen.

‘Gasten, wat hebben jullie er een onwijs potje van gemaakt met z’n tweeën. Dit kan toch niet? Jij staat op zijn parkeerplek en hij staat op de stoep. Waar heb je in godsnaam om gebeden dan?’ vraagt de agent.

‘Om vrede natuurlijk. Het moet klaar zijn met die oorlog. Daarom moest ik bidden, man. Ik moest wel,’ zegt de jongen.

‘Daar ben ik het hartgrondig mee eens. Dit is toch geen boetes waard? Bidden voor wereldvrede is toch zeker niet strafbaar?’ zegt de oude man.

De agent knikt en loopt zonder iets te zeggen terug naar zijn auto.

‘Is de kibbeling nog warm, meneer?’ vraagt de bidder.

‘Warm genoeg, jongen. Warm genoeg.’

Column
  • Adobe Stock