James Worthy

James Worthy: 'Ik ben bang dat ik zelf niet meer naar buiten mag als ik eenmaal binnen de Psychiatrie-afdeling ben'

'Vandaag ga ik voor het eerst bij mijn vriend op bezoek, hij is in de veertig, maar ziet eruit als een onbegrepen, Amerikaanse tiener'

James Worthy

Een goede vriend van mij is vorige maand op de afdeling Psychiatrie opgenomen. Vandaag ga ik voor het eerst bij hem op bezoek. ‘Waarom kom je nu pas op bezoek?’ vraagt hij, terwijl hij hard aan de touwtjes van zijn rode capuchontrui trekt. ‘Ik durfde niet te komen. Niet vanwege jou hoor, maar ik ben altijd bang dat ik zelf niet meer naar buiten mag als ik eenmaal binnen ben. Ik ben zelf ook niet bijzonder stabiel. De binnenkant van mijn hoofd is als seks in een hangmat. Alles schommelt.’

‘Ik ben blij dat je bent gekomen. Hoe zie ik eruit?’ vraagt mijn vriend. Hij ziet er bang uit en ik zie dat hij niet weet hij hoe met deze angst om moet gaan. Hij ruikt naar zweet en zijn nagels zijn lang. Hij is in de veertig, maar ziet eruit als een onbegrepen, Amerikaanse tiener. Zo iemand die met een sporttas vol handgranaten en jachtgeweren naar school loopt. ‘Je huid is rustig en je ogen staan goed,’ verzin ik, maar zijn ogen staan verre van waterpas. ‘Ik ben nog nooit zo diep gegaan als dit jaar. Serieus, ik zit bijna bij de binnenkern van onze aarde. Weet je hoe het altijd bij mij begint? Eerst voel ik alles en op een dag voel ik helemaal niets meer. Alsof al mijn zintuigen zijn versteend. Alsof Medusa in mijn bloedbaan heeft gekeken. Jij hebt hier toch ook een keer gezeten?’ vraagt hij.

‘Ja, lang geleden. Toen er nog geen wachtlijsten waren. Maar ik heb veel aan mijn opname gehad. Het was een hoopvolle tijd. Dit is sowieso een hoopvolle plek. Het is een soort pitstop voor de geest.’

‘Ik heb twintig weken op deze plek moeten wachten. Weet je nog wat ik op de muren van mijn huis had geschilderd?’ vraagt hij.

‘Ja, op elke muur stond de zin: IK KOM NIET OP JE AF.’

‘En toch kwamen de muren op me af. Als hongerige straathonden kwamen ze op me af.’

‘Maar je ziet er beter uit. Rustig. En je ogen staan goed,’ zeg ik. Dit keer lieg ik volgens mij niet.

‘Ik voel me ook wel beter. Hier hoef je niets te doen. Hier is het veilig. Ik begin ook weer iets te voelen. Zie je die vrouw daar?’ Hij wijst naar een vrouw met grijze dreadlocks. ‘Ze is kunstschilder. Maar op een dag had ze geen geld meer voor verf en toen ging het al snel mis. Ze voelde zich als een inktvis zonder inkt. Als een regenboogvis zonder kleuren. En toen ging ze dus volledig Van Gogh,’ vervolgt hij. ‘Ze heeft vriendelijke ogen,’ zeg ik. ‘Dat vind ik dus ook. Haar ogen oordelen niet.’

Ik sta op, schrijf een zin op mijn telefoon en laat mijn vriend de zin lezen.

‘IK KOM OP JE AF,’ leest hij van het scherm af.

‘Ja, om je een knuffel te geven,’ zeg ik.