James Worthy: 'Zes jaar geleden sprak ik voor het laatst af op het Leidseplein om te feesten met mijn vrienden'
'De jongste van het stel vertelde dat hij ongeneeslijk ziek was en nog één keer wilde knallen. Soms kijk ik naar boven en zie ik hem dansen. Mijn vriend is de discolamp geworden'
Soms kom ik vrienden van vroeger tegen. Oude vrienden. Vrienden die overduidelijk andere keuzes hebben gemaakt. Die anders in het leven staan. Nog steeds leunend tegen de bar aan om precies te zijn.
Zo’n twintig jaar geleden gingen we bijna elke nacht uit. Dan spraken we af op het Leidseplein om een uurtje of twaalf. Kennelijk hadden we de maan nodig om elkaar te kunnen zien. In de nacht waren we onafscheidelijk. Vier man sterk. Acht handen op één buik. Het maanlicht was het plakband dat ons bij elkaar hield.
Als de maan boven de stad hing, was de stad van ons. We klommen op elkaars schouders en droegen de maan als kroon. Soms mis ik dat gevoel. Als we samen waren, kon niemand ons iets maken. Waren we onoverwinnelijk. Onsterfelijk. Althans, zo voelde het als we de nachtclubs binnenliepen. We hadden niets te verliezen, dus wat we ook deden, we hadden al gewonnen.
De laatste keer dat we op het Leidseplein afspraken was een jaar of zes geleden. De jongste van het stel had een mail rondgestuurd waarin stond dat hij ongeneeslijk ziek was en nog één keer wilde knallen. Drie dagen later was de nacht weer eventjes van ons. Hij zat in een rolstoel op het Leidseplein. We tilden hem op en de maan stond hem prachtig. En voor heel even waren we weer onsterfelijk. We waren onsterfelijk, totdat iemand een week later stierf.
Als ik aan feesten denk, denk ik aan die nacht. Aan de discolampen die op het frame van zijn stoel reflecteerden. Aan de nacht die nog jong was en aan hij die nog veel te jong was. Tussen hemel en hel staat een tuinhek en in die nacht hebben we op dat tuinhek gedanst.
Ik weet nog dat we hem kwijt waren en dat ik hem ging zoeken. Uiteindelijk zag ik hem voor de deur staan. Hij was met een vrouw aan het praten. Hij vroeg aan haar of ze misschien een sigaret voor hem had. De vrouw haalde een platgedrukt pakje uit haar jaszak en gaf hem haar laatste sigaret. Het was zo’n kromme. Dat zijn veruit de mooiste. Ik keek naar mijn doodzieke vriend en naar zijn kromme sigaret. Het was alsof hij een boemerang aan het roken was. Maar toen hij klaar was met roken en de sigaret op zijn linkerwiel uitdrukte, wist ik dat deze nacht nooit meer terug zou komen.
Hij wilde niet naar huis, en dat begrepen we. Dus keken we samen naar hoe de zon boven het Leidseplein opkwam. De zon scheen het plakband kapot, maar we bleven op het bankje zitten. We aten broodjes shoarma en bulderlachten de vogels wakker.
Een week na het mooiste feestje ooit, vertrok onze vriend naar een betere plek. Een mooiere plek. Soms kijk ik naar boven en zie ik hem dansen. Hij draagt de zon als kroon. Mijn vriend is de discolamp geworden.
- NL Beeld