Nigel Hasselbaink was deze maand de eerste, en de verwachting is dat er snel meer zullen volgen. ‘Er zijn genoeg spelers van Surinaamse origine actief in het buitenland die een wereldteam zouden kunnen vormen.’
Als Nigel Hasselbaink op 19 november de 2-0 tegen Nicaragua tegen de touwen schiet, weet bondscoach Dean Gorré: we gaan ons plaatsen voor de Gold Cup van 2021. Het is voor het eerst sinds 1985 dat Suriname er weer bij is, bij het belangrijkste landentoernooi van Noord- en Centraal-Amerika en de Cariben.
Het was een speciale wedstrijd voor Hasselbaink, die de eerste profvoetballer met een Nederlands paspoort is die voor Suriname uitkomt. De aanvaller van Hapoel Beer Sheva heeft namelijk als eerste Nederlander met behulp van een zogenaamd sportpaspoort Suriname mogen vertegenwoordigen. Hiermee is de langgekoesterde wens van Gorré en de Surinaamse Voetbalbond (SVB) verwezenlijkt. De Nederlandse profvoetballer van Surinaamse af komst Kelvin Leerdam (Seattle Sounders) is hoogstwaarschijnlijk de volgende. Hij heeft al meegetraind met de nationale selectie, maar het is nog niet duidelijk wanneer hij mag uitkomen voor het elftal, omdat hij nog wacht op zijn internationale vrijgave.
Ze hebben wel het talent van Rijkaard, Gullit of Seedorf, maar niet de opleiding. Ze spelen puur op talent
In de kijker spelen
Ik spreek Dean Gorré (48) eerder, aan de vooravond van het vertrek van de Surinaamse selectie naar Nederland voor een oefenstage. Tijdens het trainingskamp wordt met succes de basis gelegd voor plaatsing van de Gold Cup en opname in de A-divisie van de Concacaf, de Noord- en Midden-Amerikaanse voetbalbond. Gorré, oudspeler van onder meer Feyenoord, FC Groningen en Ajax, staat dan alweer voor de tweede periode langs de lijn als bondscoach van zijn geboorteland Suriname.
‘Vorig jaar ging de selectie al naar Nederland voor enkele oefenduels tegen Sparta, Jong Feyenoord en FC Den Bosch,’ vertelt Gorré. ‘De jongens hebben de mogelijkheid om zich in de kijker te spelen. Ze vallen dan op en ze worden benaderd door zaakwaarnemers. Ze krijgen in één keer attentie.’
Zo tekende Ivenzo Comvalius onlangs een driejarig contract bij AS Trencin in Slowakije, de club van oud-Ajacied Tscheu La Ling. ‘Dat is het succesverhaal van het traject waarmee we vorig jaar zijn begonnen,’ zegt bondscoach Gorré. ‘Als ik niet met ze naar Nederland was geweest, dan hadden ze niet geweten wie hij is. En wat dan helpt zijn die Concacaf Nations League-wedstrijden waar hij het ook goed heeft gedaan. Want een wedstrijd als Transvaal-Papatam is geen graadmeter. Als je zegt dat je tegen een Nederlands team hebt gespeeld en een Nations Leagueinterland hebt afgewerkt, verhoogt dat je waarde. Dan bieden ze een oefenstage aan, en als je het goed doet, krijg je een contract. Het geloof is bij die andere jongens groter geworden, want ze zien dat het werkt. Ze zien wat hun teamgenoot heeft bereikt en ze willen dat ook. Als je dan weer naar Nederland gaat, zijn ze dubbel gemotiveerd om te laten zien wat ze kunnen.’
Suriprofs
Gorré zit in zijn kantoor op het Owru Cul, een multifunctioneel sportcomplex tegenover het hoofdkantoor van de SVB aan de Letitia Vriesdelaan in Paramaribo. De straatnaam verwijst naar een van Surinames weinige internationaal succesvolle sporters – de hardloopster nam vijf keer deel aan de Olympische Spelen. Met Gorré gaan we terug naar het begin van zijn bondscoachschap in 2015, dat op een niet-alledaagse manier tot stand kwam. Hij was in het land met Nederlandse voetballers van Surinaamse komaf, de zogeheten Suriprofs, om met een gecombineerd team mee te doen aan een vriendschappelijke wedstrijd tegen W Connection, de kampioen van Trinidad & Tobago. De wedstrijd vond plaats in december, en het Surinaamse publiek was zo enthousiast over het spel dat Gorré door de SVB gelijk werd gevraagd om bondscoach te worden. Er zou een budget worden vrijgemaakt door het ministerie van Sport en Jeugdzaken om hem te kunnen betalen. Gorré had interesse, maar wilde niet fulltime in Suriname wonen.
Er werd een compromis bereikt: hij zou elke maand zeven à tien dagen in Suriname zijn. Hoewel hij deze constructie zelf niet vermoeiend vond, kwam hij steeds in tijdnood om zijn programma af te werken: hij wilde veel doen, maar er was niet genoeg tijd voor. Het werd uiteindelijk geen succes; in het WK-kwalificatietraject verloor Suriname beide duels van Nicaragua.
Weinig succesverhalen
Volgens Gorré was zijn eerste periode als bondscoach misschien niet succesvol, maar wel leerzaam. ‘Ik kon zien dat Suriname goede spelers had, maar ze kenden een aantal tekortkomingen. Op alle aspecten van het voetbal lopen ze hier achter; balbeheersing, conditie, fysieke gesteldheid, technisch en tactisch... Alles, eigenlijk. Maar vooral in de mentale weerbaarheid schieten ze tekort. Zodra er druk op ze komt te staan, worden ze een ander soort voetballers. In Europa zijn we toch meer gewend om daarmee om te gaan, want we staan constant onder druk. Daar word je elke dag op de proef gesteld.’
In zijn eerste termijn werkte Gorré tegen een minimale vergoeding, maar voor zijn tweede termijn heeft de voetbalbond een budget voor de bondscoach kunnen vrijmaken. Daarnaast was deelname aan de Nations League, de internationale voetbalcompetitie voor landen die lid zijn van de Concacaf waarin plaatsing voor de Gold Cup in 2021 verdiend kon worden, voor hem aantrekkelijk als doel. Hij kon ergens naartoe werken en dat was doorslaggevend om terug te keren als bondscoach.
Communicatie is voor Gorré belangrijk en dat is in het afgelopen jaar goed ontwikkeld tussen hem en de spelers. Waar de spelers vroeger vaak te laat op de training kwamen, weten ze nu dat ze daarmee niet meer weg kunnen komen. Gorré: ‘De tijd dat er dat soort fouten worden gemaakt is voorbij. Iedereen wil erbij horen en ze weten dat als ze een fout maken er iemand anders staat te wachten om hun plek in te nemen. Dat geeft mij de kracht om door te gaan waarmee ik bezig ben. Als ik in een dip zit wanneer zaken niet zijn gegaan zoals ik had gewild, motiveert de positieve attitude van de jongens mij. En dat zie je nu ook, ze zijn bereid om alles te doen. Fysiek en mentaal zijn ze vooruit gegaan en ze geloven nu in het team. Daarvoor was dat geloof er niet echt.’
Op de vraag waarom dat geloof ontbrak, antwoordt Gorré dat het verleden van het Surinaamse voetbal weinig succesverhalen kent. Ja, in 1971, toen Pelé in het land was om zijn duizendste profwedstrijd te spelen... Maar verder?
En toen was er het sportpaspoort. Het is bijna vijf jaar geleden dat de SVB een wetsvoorstel over de dubbele nationaliteit van voetballers indiende bij het parlement. Rond verkiezingstijd riepen politici vaak dat zij zich er sterk voor zouden maken, maar daarna gebeurde er niks meer. Volgens Gorré is Suriname het enige land ter wereld waar dit niet kan. ‘Het kleine Suriname geeft geen sportpaspoort uit, en waarom weet niemand. Want als je er mensen individueel over spreekt, zegt iedereen: “Ja, waarom niet?” Er zijn genoeg spelers van Surinaamse origine actief in het buitenland die een wereldteam zouden kunnen vormen, maar die we niet kunnen gebruiken. Al onze goede spelers gaan naar het buitenland, en dan zijn we ze kwijt, want die krijgen een paspoort van het andere land.’
Vaderlandsliefde
Een groot verschil met zijn aanstelling in 2015 is dat Gorré zich ditmaal voor twee jaar in Paramaribo heeft gevestigd. Hij heeft zijn gezin – zijn vrouw en drie zonen – in Engeland achtergelaten, om zijn missie in Suriname te verwezenlijken. Het is niet makkelijk voor zijn vrouw, maar zij steunt hem omdat ze weet dat hij het uit vaderlandsliefde doet. Zijn missie is niet om wereldkampioen te worden, maar om het Surinaamse voetbal op het niveau te brengen waar het moet zijn. En dat is volgens hem niet alleen de kwalificatie voor de Gold Cup, maar ook meedoen om de winst én om zoveel mogelijk Surinaamse spelers in buitenlandse profcompetities te krijgen. Dat is voor hem belangrijk.
Gorré was 2 jaar oud toen hij met zijn familie vanuit Suriname naar Nederland vertrok, net als vele andere Nederlandse spelers van Surinaamse origine. Inmiddels woont hij al bijna twintig jaar in Engeland. Frank Rijkaard, Ruud Gullit, Edgar Davids, Patrick Kluivert en Clarence Seedorf zijn volgens de bondscoach dé voorbeelden van spelers die het nooit zover zouden hebben geschopt als ze in Suriname waren gebleven.
Loopt er in zijn nationale team nu ook een Rijkaard, Gullit of Seedorf rond? ‘Ze hebben het talent, maar hebben geen voetbalopleiding doorlopen zoals hun voorgangers. Ze spelen puur op talent, en met wat ze hebben geleerd op de voetbalvelden hier. En dat is niet op het niveau van wat het zou moeten zijn. Zet deze jongens van jongs af aan op dezelfde opleiding die Rijkaard, Gullit of Seedorf hebben genoten en dan krijg je een volwaardig nationaal elftal. Nederland heeft een topjeugdopleiding, kijk wat ze produceren. Er is talent en ze weten de weg om het talent naar boven te halen. Je moet die formule kennen, maar die formule is hier helaas onbekend.’
Geen geheimen meer
Voor zijn tweede jaar heeft Gorré een beter beeld hoe het team in elkaar zit. ‘De jongens kennen me nu, ik ken hen allemaal, ik ken alle clubs. Voor mij zijn er geen geheimen meer, geen verrassingen. De spelers die in aanmerking zijn gekomen voor het nationaal elftal willen ook graag voor Suriname uitkomen. Ze vinden mijn manier van spelen prettig, net als ik het prettig vind om met ze te werken.’
Hier wil men het liefst contra. Ze willen het juist anders gaan doen, waardoor er nauwelijks vooruit gang wordt geboekt. Mensen moeten hun denkwijze veranderen
Toch loopt de bondscoach nog regelmatig tegen cultuurverschillen tussen Nederland en Suriname aan. Zoals: de buitenlander komt weer vertellen hoe ze het hier moeten doen. Gorré vindt het jammer dat er Surinaamse trainers zijn die zich geschoffeerd voelen omdat de bond voor een buitenlander heeft gekozen. Hij voelt zich geen buitenlander, maar een Surinaamse trainer met internationale ervaring. ‘Je ziet dat er veel strijd geleverd moet worden om iets gedaan te krijgen. Heel veel strijd, dat is moeilijk. Het afgelopen jaar is niet makkelijk geweest om bepaalde dingen voor elkaar te krijgen zonder tegenstand. Ik ga ermee om als onwetendheid, in de zin van: ze weten niet beter. Ik sprak met mijn vader hierover, hij is hier opgegroeid en woont weer in Suriname. Hij zegt dat wij Surinamers gewoon zo zijn, maar ik ben niet zo. Ik weet waar het succes ligt, waarom moeten we vasthouden aan oude gewoonten terwijl die ons nooit vooruit brengen? Neem nieuwe gewoonten aan van iemand die gewerkt heeft in andere landen. Ik ben momenteel de enige die weet hoe het eraan toegaat in de profvoetballerij en wat ervoor nodig is om een professionele training te draaien. En dan denken bepaalde trainers dat ze het beter weten, zonder dat ze ooit elders hebben gewerkt. Ik vind juist dat we samen gebruik kunnen maken van wat ik heb geleerd. Ik ben hier ook om dat over te dragen. Dat heb ik ook meegekregen van andere trainers. Ik sprak met Louis van Gaal toen hij coach was van Manchester United, hij zei dat kennisoverdracht niks kost voor die mensen die je het gunt. Kennisoverdracht is heel belangrijk. Als ik zie dat iemand op een hoog niveau speelt of heeft gespeeld, dan probeer ik zo dicht mogelijk bij hem te komen om wat mee te pikken. Maar hier wil men het liefst contra. Ze willen het juist anders gaan doen, waardoor er nauwelijks vooruitgang wordt geboekt. Mensen moeten hun denkwijze veranderen, hun ogen moeten geopend worden zodat ze zien welke weg ze moeten inslaan voor succes.’
Online onbeperkt lezen en Nieuwe Revu thuisbezorgd?
Abonneer nu en profiteer!
Probeer direct- PRO SHOTS