Deze week meneer B. die verhaal ging halen bij zijn ex, maar stuitte op haar nieuwe vriend.
Het is altijd moeilijk, zo niet onmogelijk, om van tevoren aan verdachten te kunnen zien waar ze voor komen. Aan iemands gezicht valt amper af te lezen of het om een mishandeling, een verkeersdelict of een diefstal van een paar flessen oude graanjenever gaat. Behalve als er ghb in het spel is. Dan komt er direct een allesverstikkende deken over de rechtszaal te liggen. Een deken die geweven is uit draden van ongemak, verzuchting en medelijden, gevoelens die de partydrug nu eenmaal oproept.
Zo ook bij de 27-jarige meneer B. die met gekromde rug en armen een beetje wiebelig de zaal binnenstapt, gevolgd door zijn moeder, een oud, mager en gerimpeld dametje, met een constante blik in haar ogen die verraadt dat ze het eigenlijk ook allemaal niet meer weet. B. praat binnensmonds en dus vrij onverstaanbaar, als de eerste formaliteiten worden besproken.
Een mes? Nee, dat waren mijn autosleutels die hij gezien heeft
‘Ik steek je kapot’
Wat blijkt, meneer B. is zijn ex-vriendin gaan opzoeken, die bij haar nieuwe vriend in huis zat, om verhaal te gaan halen. Daar heeft hij op het raam gebonsd, heeft hij de nieuwe vriend, die naar buiten kwam, tegen de deur gegooid en bedreigd met een knipmes en de woorden: ‘Ik steek je kapot!’
Toen even later meneer B. met zijn auto staande werd gehouden, bleek hij onder invloed te zijn, maar weigerde hij mee te werken aan een bloedonderzoek, en rende weg. Later, toen de politie meneer B. toch nog te pakken had gekregen, bleek dat hij óók nog eens mdma in zijn bezit had, en dat het knipmes tot overmaat van ramp ook nog eens in zijn auto werd aangetroffen. Het was al met al niet bepaald een goede dag voor meneer B.
‘Goed,’ valt de rechter maar meteen met de deur in huis. ‘U werd staande gehouden omdat u gevaarlijk weggedrag vertoonde. De politie wilde dat checken, maar u gaat ervandoor op dat moment. U dealde?’
B. schudt een keer met zijn hoofd. Automatisch schudden zijn schouders een klein beetje mee.
‘Nee, het was een vriendendienst. Mijn geld was op, ik had verkeerde vrienden, ik heb het een maandje zo geprobeerd. Ik had gewoon geld nodig.
‘Maar,’ vraagt de rechter door. ‘Er is een aantal bekenden ondervraagd. Een vriendin van u en twee vrienden, die bij u drugs kochten. Een van die twee vrienden noemde u geen dealer, maar wel een handelaartje. Wat verkocht u?’
‘Speed, ghb, xtc, amfetamine.’
‘En dat ging allemaal via via?’
‘Ja, ja.’
De rechter is nog niet echt overtuigd. Ze zegt dat de getuigen die gehoord zijn allemaal over een half jaar praten en niet over een maandje. Ze vraagt hem toch maar eens wat hij daar nou zoal mee verdiende.
‘Niet zoveel in elk geval. Het was allemaal net genoeg om rond te komen.’
‘En gebruikt u zelf dan ook?’ stelt de rechter uiteindelijk toch de vraag maar waar ze eigenlijk allang het antwoord op weet. B. knikt.
‘Ja, in die tijd wel, ja. Maar toen ik aangehouden werd, was ik niet onder invloed.’
Gespannen kaken
Dat lijkt de rechter sterk. Ze vertelt dat de politie constateerde dat hij druk was, onsamenhangend praatte, zeer gespannen kaken had, veel te hard reed en wijde pupillen had, maar B. wil er niets van weten. Dan grijpt de rechter toch nog even terug naar het moment waar de ellende allemaal begon: de aanvaring met zijn ex en haar nieuwe vriend. ‘Er speelde wat met uw ex? Zij kreeg een nieuwe relatie, toch?’
‘Ja, ik heb daar aangeklopt om te praten met haar, maar híj kwam naar buiten. Hij duwde me, ik duwde hem, en, ja, nou ja, het slachtoffer viel toen door de deur. Maar daarna wordt er gezegd dat ik allerlei dingen vernield zou hebben, maar ik héb niets vernield.’
‘Heeft u wel dingen geroepen?’
‘Misschien.’
‘En het slachtoffer zegt dat u een mes had.’
‘Een mes? Nee, dat waren mijn autosleutels die hij gezien heeft.’
‘Uw ex zegt ook dat ze een mes had gezien bij de bedreiging. En later wordt er ook een mes in uw auto aangetroffen. U zou: “Ik steek je kapot” geroepen hebben. Klopt dat?’
‘Nee, nee, sowieso niet. Ik heb misschien geroepen dat ik ze dood zou maken, maar zeker niet in die bewoordingen.’
Toch blijft het bewijs tegen meneer B. zich opstapelen. In zijn auto zijn ook nog kogelpatronen aangetroffen, maar B. zegt daarover dat hij dacht dat het lege hulzen waren, die hij ergens gevonden had. Het mes in zijn auto, dat wil hij ook nog wel even uitleggen, had hij voor het vissen. Als hij een vis had gevangen, kon hij die daarmee aan stukken snijden.
‘Ach, ja,’ verzucht de rechter. ‘Het is allemaal niet zo handig, meneer B.’
‘Nee,’ antwoordt B. beteuterd. Zijn hoofd en zijn bovenlijf schudden een klein beetje mee. Hij probeert zijn situatie nog te redden door te zeggen dat hij goed bezig is, werk heeft, zijn foute vrienden gedag heeft gezegd én dat zijn moeder streng op hem let, maar eigenlijk heeft het allemaal weinig zin.
Uiteindelijk is de officier niet mals voor meneer B. Hij vindt dat B. schuldig is aan bedreiging, vernieling, het achterhouden van drugs, het op zak hebben van drugs en het niet meewerken aan een bloedonderzoek. De eerste dingen vindt hij eigenlijk nog wel het allerkwalijkst. ‘Het is jaloers gedrag, meneer B.,’ zegt hij erover.
‘Jaloers gedrag dat uit de hand gelopen is en tot geweld is gekomen.’
De rechter gaat een heel eind mee met het OM en geeft meneer B. in totaal tweehonderd uur taakstraf, een gevangenisstraf van 31 dagen, waarvan dertig voorwaardelijk, negen maanden rijontzegging, 200 euro boete voor het mes en hij moet een nieuwe deur betalen, à raison van 194,21 euro.
Online onbeperkt lezen en Nieuwe Revu thuisbezorgd?
Abonneer nu en profiteer!
Probeer direct- Jeroen de Leijer