Terwijl ik bij Apeldoorn de verharde weg verlaat, de bossen in, op weg naar Wenum-Wiesel, dwalen mijn gedachten af naar Sander Boom, die ik straks zal gaan ontmoeten. Sommige mensen zijn goed in origami, anderen kunnen goed overweg met een soldeerbout. Al priegelend en frunnikend komen dat soort mensen hun dagen door. Zo niet Sander. Sander is de koning van de kettingzaag, de beste woodcarver van Nederland.
Tot een paar dagen geleden had ik nog nooit van woodcarving gehoord en sindsdien razen mijn gedachten voort over wat het in ’s hemelsnaam is. In mijn hoofd zie ik mannen van twee kubieke meter, met baarden tot hun knieën, die al schreeuwend, zware shag rokend en whisky drinkend omgevallen eikenbomen tot portretten van Noorse goden verzagen.
Maar laten we wel wezen: mijn eerste uil, daar heb ik twee volle dagen opgezaagd
Achterpoten van een edelhert
Toch valt het mee. Als ik Sanders erf opdraai, word ik achtereenvolgens aangestaard door een levensgrote houten ninja turtle, een paar houten roofvogels, wat houten leeuwenkoppen, wat houten paarden en een houten haan. Even blijf ik staan en kijk ik naar het huis, waar hij met zijn gezin woont en dat grotendeels van hout lijkt te zijn. Ernaast staat Sanders houtwerkplaats, een enorme open houten schuur, ook weer vol houten dieren. Erachter liggen wat boomstammen opgestapeld, wachtend om uiteengescheurd te worden. Uit de muur boven een werkbank steken twee afgezaagde poten van een edelhert. Heel even denk ik geschrokken aan mijn eerste beeld van een kettingzaagkunstenaar. Blijkbaar gebruikt een woodcarver geen tandenstokers, maar de achterpoten van een edelhert als er een stukje everzwijn tussen zijn kiezen geschoten is. Dan komt Sander naar buiten. Als hij me ziet kijken naar de uitgestoken beenderen, begint hij meteen te lachen en neemt hij mijn twijfel weg.
‘Ja, die gebruik ik voor cursisten, als ze een hert willen carven. Dit zijn de achterpoten van een enorm edelhert, moet je kijken hoe dun die eigenlijk zijn. Dat verwachten de mensen meestal niet. Kom, we gaan naar binnen. Wil je koffie?’
Lachend schudt hij mijn hand. Hij is geen twee bij twee meter, heeft geen baard tot zijn knieën, ruikt niet naar whisky en heeft in de eerste paar minuten eigenlijk alleen nog maar enthousiast gelachen. Ik haal opgelucht adem en volg hem naar binnen, waar zijn vrouw televisie kijkt op de bank. Als de koffie klaar is gaan we, huiselijker kan het bijna niet, aan de keukentafel zitten.
Carvingfestival
Hé, maar Sander. De meeste jongens en meisjes gaan in hun vrije tijd gewoon op voetbal. Wat dacht jij op je tiende? Ik vraag gewoon een kettingzaag van een meter hoog voor Sinterklaas en dan ben ik er wel?
‘Nou ja, eigenlijk hangt het allemaal van toevalligheden aan elkaar, als ik heel eerlijk ben. Ik kom oorspronkelijk uit Vaassen, en daar hadden ze vroeger elk jaar een grote markt. Veehandel, alles. Maar goed, na de mond-en-klauwzeeruitbraak was dat natuurlijk helemaal klaar, dus toen moesten ze wat anders met die jaarmarkt. Toen hebben ze daar een soort carvingfestival georganiseerd, waar ze de beste kettingzagers van de wereld uitgenodigd hadden. Ze hadden in Limburg dat mergelcarven gezien, maar ja, hier hebben we geen mergel, dus dachten ze: hout, daar hebben we veel van.’
En daar ben jij eerst de koffie in gaan schenken, en voor je het wist had je een ninja turtle?
Sander begint te lachen. Eigenlijk moet Sander de hele tijd lachen als hij over het houtzagen praat. Zoals een jongetje van negen de hele tijd moet lachen als hij over zijn voetbalplaatjesverzameling praat: hij wil het wel onderdrukken, maar zijn trots en zijn enthousiasme staan het niet toe.
‘Een beetje wel. Ik was eigenlijk timmerman, maar ik zag al die woodcarvers bezig, en ja, nou ja, dan krijg je het virus wel te pakken, natuurlijk.’
Maar goed, dan word je dus op een zondagmiddag wakker, en dan denk je: weet je wat, ik heb toch zo’n zaag liggen, ik ga gewoon eens kijken, oh, er ligt hier toevallig nog een oud stuk boom, laat ik er eens een paardenkop van maken.
‘Ja, nou ja, zo ongeveer. Je begint eens een keer met een uiltje.’
Oh? Een uiltje is het instapniveau?
‘Lekker herkenbaar toch? Twee grote ogen erin en dan ben je eigenlijk al een heel eind. Dan roept iedereen al dat het een uil is. Maar laten we wel wezen: mijn eerste uil, daar heb ik twee volle dagen op gezaagd, maar daar moet je een bordje bijzetten waarop staat dat het een uil is, hoor.’
En toen?
‘Dat eerste uiltje ging naar mijn ouders, en een paar weken later kwamen die terug van, ehh: “Ome zus en zo is jarig, kun je daar niet ook zo’n ding voor maken? Oh, en de buurman van twee deuren verder is twintig jaar getrouwd, kun je niet...” Nou ja, en zo gaat dat dan door.’
En voor je het weet heeft half Vaassen zijn zolder vol liggen met gezaagde houtjes.
‘Ja, zoiets. Ja, ik sluit ook niet uit dat mijn pa er een aantal in de kachel gegooid heeft, hoor.’
In de mensfigurenhoek
We praten verder over hoe Sander langzaam maar zeker bij de betere zagers van de wereld terecht is gekomen. Hij vertelt dat er meerdere soorten zagers zijn: mensen die liever abstracte dingen zagen, mensen die graag sportwagens zagen, maar dat hijzelf toch meer in de dieren en mensfigurenhoek zit. Het gesprek gaat verder over de verschillende soorten hout die je kunt gebruiken en wat Sanders persoonlijke favoriet is. Ik denk dat ik nog nooit iemand heb gesproken die zo enthousiast lachend over een blok eikenhout kan vertellen.
Heb je nog ambities in het carven? Of denk je: ik heb hier mijn landje, mijn huis, mijn schuur, mijn opeenstapeling uilen en leeuwenkoppen, ik vind het wel goed zo?
‘Moeilijk, ik heb niet specifiek iets dat ik denk: als ik dát heb gedaan, dan stop ik maar. Ik wil gewoon mijn enthousiasme overbrengen op andere, nieuwe woodcarvers. Als ik op het NK rondloop, en ik zie allemaal andere, jonge, nieuwe zagers die net zo glimlachend rondlopen als ik, dat vind ik het allermooiste.’
Online onbeperkt lezen en Nieuwe Revu thuisbezorgd?
Abonneer nu en profiteer!
Probeer direct- Alexander Schippers