Premium

‘Ik geloof het NOS Journaal niet meer’

Voor Nieuwe Revu was Arnold Karskens (64) jarenlang oorlogsverslaggever, tegenwoor­dig staat hij ook aan een ander front: dat van het nepnieuws.

Arnold Karskens

Op zijn website The Karskens Times houdt hij een Zwartboek NOS Journaal bij, waarin hij de in zijn ogen eenzijdige of partijdige journalistiek ont­ maskert. ‘Er woedt een slag om de waarheid.’

Waarom ben je oorlogsverslaggever geworden?

‘Ik reisde altijd al heel graag. In de jaren 70 ben ik als jongeman van ergens in de twintig gaan reizen door Latijns-Amerika, dat was ten tijde van Videla, Pinochet en Somoza, the great dictators. Ik werkte wel al voor de Pacifistisch Socialistische Partij, een linkse partij dus. Voor de PSP schreef ik stukjes over het slechte en gewelddadige van de Latijns-Amerikaanse dictaturen. Dat deed ik met veel plezier, maar zonder te weten dat er zoiets bestond als het vak van journalist.’

Je reisde destijds dus op eigen beweging en schreef over je belevenissen?

‘Ja, helemaal uit eigen beweging. Ik kwam onder andere in Chili, Nicaragua en El Salvador. Ik ben zelfs nog gearresteerd tijdens “de smerige oorlog” in Argentinië (tussen 1976 en 1977, red.) onder het Videla-regime. Eigenlijk ging ik naar Latijns-Amerika om er iets goeds te doen.’

Je was een ideologische jongeman die het wel even allemaal op kwam lossen?

‘Ja, ik was die linkse rakker die het goed wilde doen. Toen ben ik dus stukjes gaan schrijven. In een bibliotheek in Willemstad, op Curaçao, vond ik een brochure van de School voor Journalistiek in Utrecht. Toen dacht ik: yes, het is dus een vak! Terug in Nederland heb ik die opleiding in twee jaar doorlopen omdat ik een bepaalde voorsprong had en gedreven was. Daarna ben ik weer gaan reizen in Zuid-Amerika, en toen waren er meer oorlogen. Ik kreeg door dat als je in een gebied bent waar weinig andere journalisten durven te komen, je ook nog een foto kan nemen, en je doet het een paar keer, je dan al snel een oorlogsverslaggever bent. Zo ben ik er ingerold, en sindsdien ben ik het altijd gebleven.’

Je hebt ongelofelijk veel conflictgebieden bezocht in de ruim dertig jaar dat je oorlogen verslaat. Heb je een death wish?

‘Nee, maar als je dood wil in een oorlog is dat heel eenvoudig hoor! (lacht) Ik ken wel de verhalen van journalisten die een death wish hadden. Maar als je een keer gewond bent geraakt en je hebt dus een keer over de rand gekeken, dan denk je daar heel snel anders over.’

We kennen nog allemaal het lot van de Nederlandse cameraman Stan Storimans, die in Georgië stierf door een Russisch bombardement. Ben je daar niet bang voor?

‘Dat was gewoon pech hebben. Hij zat in een gebied waar eigenlijk niet echt gevochten werd, dan landt er toch zo’n raket in je buurt en belandt er zo’n minuscuul kogeltje in je achterhoofd. Tragisch. Maar je kan ook achter de zandzakken schuilen voor AK47’s en dan overleef je het wel. Je hebt een goede voorbereiding nodig, maar uiteindelijk ook gewoon mazzel.’

Heb je een bepaald protocol dat je voor jezelf handhaaft in gevaarlijke situaties?

‘Tja... Je voelt het een beetje aan je water, hè. Je kan een situatie nooit exact inschatten, anders zouden er natuurlijk nooit doden vallen in een oorlog. Je weet nooit waar de mortiergranaat neer gaat komen, maar je weet wel dat je niet een plein moet oversteken als er gevuurd wordt, want dan ben je een ideaal doelwit. Je moet even de tijd nemen om te kijken welke routes mensen gebruiken om er zeker van te zijn dat het veilig is. Als een straat angstig stil blijft, dan moet je niet gokken. Maar er zijn zeker weleens close calls geweest. Iedereen maakt fouten.’

Je hebt onlangs in een boek geschreven dat je je afvraagt hoe het voor je kinderen moet zijn om een vader te hebben die zomaar eens niet meer thuis kan komen. Heb je antwoord op die vraag gekregen?

‘Ik heb het mijn kinderen nooit direct gevraagd. Er zijn een paar heikele punten in het vak: je hebt te maken met relaties en je hebt te maken met kinderen. Dat zijn de mensen die echt van je houden en die kunnen weleens denken: straks gaat hij weer weg en komt hij nooit meer terug. Je kan jaarlijks één- of tweemaal dat soort reizen maken, maar als je er tien per jaar maakt, dan verwacht je wel heel veel van die anderen. Ik ben nog steeds getrouwd met mijn eerste vrouw, dus voor een oorlogsverslaggever heb ik het heel aardig gedaan, hoor. Een gezin legt wel een claim op je, maar ik zie wel dat ze onvoorwaardelijk van me houden. Misschien houden ze zelfs wel extra veel van me omdat ze juist het gevoel kennen dat ik misschien op een dag niet meer terugkom.’

Er zijn close calls geweest. Iedereen maakt fouten. Je hebt een goede voor bereiding nodig, maar uit eindelijk ook gewoon mazzel

Zijn de momenten die je met je gezin doorbrengt daardoor intenser?

‘Er is veel wederzijdse warmte omdat ik de vergankelijkheid van het leven heb gezien. Er zijn ook mensen die niet met de stress kunnen omgaan van een partner die naar gevaarlijke plekken vertrekt. Ik heb het voordeel dat ik mijn vrouw heb ontmoet in Noord-Ierland en we zijn ook vaak samen op pad zijn geweest, dus weet ze hoe het is. Ze weet dat de meeste kogels over je heen vliegen. Ikzelf heb me af en toe weleens ongerust gemaakt tijdens een hele zware oorlog, zoals met de bombardementen op Sarajevo in de jaren 90, maar ben steeds heelhuids thuisgekomen.’

Wat zou je ervan vinden als je kinderen zouden gaan doen wat jij doet? Oorlogen verslaan in conflictgebieden.

‘Daar ben ik heel sterk op tegen. Ze moeten sowieso nooit journalist worden, daar zijn ze veel te intelligent voor. Als ik kijk naar de huidige journalistiek, dan zie ik dat ze op een kluitje in een stad allemaal dezelfde tank staan te fotograferen of filmen. Ze vertellen allemaal hetzelfde verhaal zonder risico te durven nemen. Je moet kritisch kijken naar je eigen werk.’

Waarom ben je erop tegen dat je kinderen specifiek aan oorlogsverslaggeving zouden doen?

‘Omdat je je altijd kan afvragen of jouw berichtgeving het verschil maakt. Kijk, als je hersenchirurg bent, red je iemands leven. Ik ben er niet van overtuigd dat mijn verhalen levens redden. Je draagt hooguit bij aan wat bewustwording, maar zelfs dat betwijfel ik. Onderzoek doen naar oorlogsmisdaden, daar geloof ik wel in. Degenen die alle ellende hebben veroorzaakt, als je die achtervolgt, dan lever je dus wel een echte bijdrage aan een betere samenleving.’

Wat drijft jou dan om dit werk wel te blijven doen dan? Wat onderscheidt jou van de rest?

‘Vroeger zei ik altijd: ik doe het voor het geld, het mooie weer en het avontuur. (lacht) Voor het geld hoef je het niet te doen, het mooie weer is afhankelijk van waar je zit, maar het avontuur is absoluut waar. Als je niet avontuurlijk ingesteld bent, dan moet je dit werk niet doen. Ik heb altijd al de drang gehad om achter de horizon te willen kijken. Ik liftte al op mijn zestiende in mijn eentje door heel Europa. Ik zag de journalistiek op een gegeven moment als een ideale manier om te reizen. Het reizen blijf ik het leukste vinden van het vak, daar waar ik mijn hoofd neerleg is mijn thuis.’

Ik ben er niet van overtuigd dat mijn verhalen levens redden. Je draagt hooguit bij aan wat bewustwording, maar zelfs dat betwijfel ik

Je zegt dat je een man met een missie bent. Wat bedoel je daarmee?

‘Dat ik het verhaal kan vertellen, zoals ik denk dat het in elkaar zit.’

Het draait dus wel altijd om jouw visie op het verhaal?

‘Ja, absoluut. Ik ben geen persbureauman, ik ben een bladenman. Ik beslis zelf graag waar ik over wil schrijven en dat probeer ik zo helder mogelijk naar voren te brengen. Dat is mijn missie. Sommige mensen willen de beste buschauffeur worden of de beste kok, ik wil de beste oorlogsverslaggever zijn van Nederland. Ik denk dat je dat gevoel wel moet hebben om met de beste resultaten te komen.’

Wat heeft je het meest aangegrepen in die ruim dertig jaar van oorlogen verslaan?

‘Ik ben in 1983 een keer gearresteerd in Libanon door de Syrische geheime dienst, dat was niet leuk. Ik hoorde hoe gevangenen werden gemarteld. Dat was een van mijn eerste ervaringen en daar heb ik best een tijdje van wakker gelegen. Voor Nieuwe Revu heb ik twee keer in Bagdad gezeten, in 1991 en in 2003. Beide keren zat ik als enige aan de Irakese zijde van het front. De meeste journalisten waren embedded, veilig schuilend achter de Amerikaanse troepen. Wat dat betreft mogen we best trots zijn op dit blad en dat ze me dat toestonden. In 2003 waren er in Irak ongeveer twintig Nederlandse journalisten, maar zodra de oorlog losbarstte, vertrok de een na de ander achter de Amerikaanse troepen. Ik bleef. Vanaf mijn balkon zag ik de kruisraketten zo langs fluiten. Dat is best scary en je wist natuurlijk ook nooit hoe de Irakese geheime diensten tegen je aankeken. Die konden zomaar binnenstormen en me tegen de muur zetten.’

Waarom wilde jij voor Nieuwe Revu werken?

‘Derk Sauer heeft me destijds binnengehaald. Zowel Sauer als Hans Verstraaten zijn hele goede bladenmakers. Er was ook geld in die tijd. De eerste reportage die ik voor ze maakte, was dat ik door het door oorlog verscheurde El Salvador liftte. Doordat ik met alles en iedereen meeliftte – met boeren op de ossenwagen, met de guerrilla’s, het leger, de gewone mensen – kreeg je al reizend een heel goed beeld van wat de mensen daar op dat moment dachten. Die reportage staat nog steeds als een huis omdat je iedereen aan het woord laat: links, rechts, arm, rijk. Dat zet de lezer aan het denken. Dat soort reportages wilde Nieuwe Revu graag hebben, en ik wilde ze graag maken omdat ik een travelling man ben. Ik spreek niet met de president, maar juist met de gewone man op straat, zo krijg je hele mooie sfeerreportages. Wat dat betreft pasten Revu en ik heel goed bij elkaar. Ik kon bij wijze van spreken met Verstraaten een praatje maken bij de deuropening van z’n hok, en dan vroeg ik: “Moeten we niet iets in Rwanda maken over de genocide?” Dan zei Hans: “Mwah... Moesten we maar eens doen!” Zo had ik binnen twee minuten weer een nieuwe opdracht.’

Zo makkelijk?

‘Ja, zo makkelijk. Ik hoefde niet eens een begroting te maken, ik ging gewoon. Ze wisten dat ik goed op de centen paste omdat ik altijd freelancer ben geweest, en ik kwam altijd terug met een verhaal. Het was ook zo dat ik me meer verantwoordelijk voelde omdat ik zelf het verhaal kon bepalen. Als ik dan andere journalisten van bijvoorbeeld de Volkskrant sprak, die kregen een heel klein budget mee en hadden maar een beperkt aantal dagen. Zij toerden rond in een kleine kut-Panda en ik in een Audi. Die gasten zaten continu in de stress, dat had ik bij Revu totaal niet. Uiteindelijk moest er natuurlijk wel een goed verhaal afgeleverd worden, maar daar had ik de tijd voor. Al met al heb ik denk ik zowel als freelancer als in vaste dienst zo’n 25 jaar voor Nieuwe Revu gewerkt.’

Wat vind je van het huidige medialandschap?

‘Ik woon in België, dus ik volg het Nederlandse medialandschap maar voor een deel.’

Je opdrachtgevers zijn toch grotendeels Nederlands?

‘Ik werk eigenlijk hoofdzakelijk voor de stichting Onderzoek Oorlogsmisdaden. Wat ik tegenwoordig zie in het Nederlandse medialandschap? Nou, vroeger las ik bijvoorbeeld graag uitgebreide reportages in het NRC, die waren heel erg goed. Nu is het vooral veel duiding en columnisten, lieden die tweehoog achter een stukje mogen schrijven over een onderwerp waar nog tien andere columnisten over schrijven omdat ze allemaal naar dezelfde televisieprogramma’s kijken. Het is me een verschraling! Ik zeg altijd: je moet de straat op en om je heen kijken, dan krijg je de originele verhalen. In dat soort reportages zijn mensen geïnteresseerd, niet het zoveelste columnpje over wat er in een talkshow wordt gezegd.’

Je hebt een eigen website: The Karskens Times, waarop je als een soort factchecker ageert tegen in jouw ogen gecorrumpeerde media.

‘Ja, de eenduidige Nederlandse media. Ik heb met name mijn pijlen gericht op het NOS Journaal.’

Waarom?

‘Omdat het een staatsonderneming is die wordt betaald met jouw belastinggeld. Of je het nou wil of niet, je betaalt. Dat is het grote verschil met een krant. De Telegraaf moet je kopen, het NRC moet je kopen, en het is juist goed dat al die verschillende kranten er zijn, want daardoor is er meer keuze. Het NOS Journaal is geen keuze, het is een staatsonderneming die belastinggeld ontvangt. Ze hebben de verplichting om onafhankelijk, objectief nieuws te verspreiden en dat vanuit alle hoeken te belichten. Als je goed kijkt bij de NOS, dan is dat gewoon niet zo. Het is een zeer vooringenomen, discriminerende, antiblanke, anti-christelijke, anti-Israël manier van nieuws verspreiden. Dat irriteert me.’

Wat is dat NOS-zwartboek dat je hebt gemaakt op je website?

‘Ik berichtte een jaar lang over journalistieke misstanden in mijn NOS-zwartboek. Een voorbeeld uit de tien afleveringen van mijn zwartboek gaat over het milieu. Dan laten ze drie politici uitgebreid aan het woord van partijen waar ze sympathiek tegenover staan, en van andere partijen helemaal niet of ze vatten het kort een beetje samen. Ze kiezen niet per se partij, maar als jij drie voorstanders aan het woord laat en één tegenstander, dan kies je onbewust partij. De kijker wordt zo toch een bepaalde hoek ingeduwd.’

Maar dit kun je toch niet echt bewijzen?

‘Jawel. Ik duid bijvoorbeeld verschillende keren heel goed aan dat ze met statistieken over migratie liegen. Ze laten een staatje met cijfers zien, maar dat is dan niet het staatje waar alles in wordt verteld. Ze hebben het dan over hoeveel mensen met een bootje zijn overgestoken vanuit Libië naar Europa. Dan zie je een enorme daling in hun statistieken, maar ze vergeten er dan bij te vertellen dat – en dan heb ik de cijfers van de Europese Unie gezien – dat je ook de nareizigers nog hebt. Dan kom je op cijfers over wat er Europa binnenkomt die drie of vier keer hoger liggen! Dat wordt dan weer niet verteld. Ze doen geloven dat het allemaal wel meevalt met die nieuwkomers, maar de andere cijfers geven een hele andere realiteit. Het is een stiekeme manier om mensen een vertekend beeld van de situatie te geven.’

Wat zou dan het belang van de NOS hierbij zijn?

‘Het is een staatsonderneming.’

Bedoel je dat het politiek gevoede informatie is?

‘Ja, ze weten waar het geld vandaan komt. Je kent het spreekwoord: wiens brood men eet, wiens woord men spreekt, dat geld absoluut voor het NOS Journaal. Ik ben niet de enige die dat ziet, er zijn ook een hoop andere mensen die zich hieraan ergeren. Ik ben best voor een nationale nieuwszender want in het geval van een ramp of oorlog moet iemand dat coördineren, maar het gevaar is dat niemand meer het NOS Journaal gelooft. Ik geloof het niet meer.’

Je hebt gezegd dat je tegen Nederlandse militaire interventie bent in landen als Afghanistan, Irak of Mali. Waarom?

‘Omdat je met je hypermoderne leger niet kan vechten tegen mensen die geen officieel leger hebben en je bestrijden op hun sandalen met een oude AK-47. We moeten lering trekken van de Russische oorlog in Afghanistan, de Amerikaanse oorlogen in Vietnam en Irak. Er vallen in Afghanistan aan Nederlandse zijde, Amerikaanse zijde, Afghaanse zijde onnodig veel slachtoffers, dat is nergens voor nodig. Daarom spreek ik me uit tegen vredesafdwingende operaties, en ik denk dat ik het ook bij het juiste einde heb gehad. Ik ben wél voor vredesbehoudende missies waar men meer als een soort scheidsrechter functioneert.’

Is het dan zo dat wij vanuit een soort neo-paternalisme en het gevoel van verhevenheid over de volkeren in het Midden-Oosten wel even gaan ingrijpen, maar dan ineens muurvast komen te zitten in het kruisvuur van tribale oorlogen waar we niets van snappen?

‘Ja, dat is zo, en ik vertel dus dat andere verhaal. Niet het embedded verhaal dat moet aantonen dat we alleen maar goed aan het doen zijn. Dat heeft meer van propaganda weg dan van journalistiek. Door dit soort gepruts zitten we nu ook met een gigantische vluchtelingenstroom.’

Je bent zelf ook op een vluchtelingenboot gaan zitten.

‘Klopt, twee keer. Een keer tussen Libië en Malta en een keer tussen Turkije en Griekenland, in 2015. Ik kwam in Turkije in contact met een groep Iraniërs die niet afhankelijk wilden zijn van de mensensmokkelmaffia en zelf een tocht aan het ondernemen waren. Maar ’s middags lagen ze gewoon aan het zwembad hoor. Turkije is ook nog eens een volkomen veilig land voor vluchtelingen. Ze vertrokken vanuit Bodrum, een soort Torremolinos. Als ze dan van Turkije naar Europa reizen, zijn ze geen oorlogsvluchtelingen meer maar migranten. Begrijp me niet verkeerd: echte oorlogsvluchtelingen moet je helpen, maar als ze aankomen in Turkije zijn ze dus veilig, want daar loopt niemands leven gevaar. Libië is een heel ander verhaal.’

Het is nogal wat om als zwarte Afrikaan naar Libië af te reizen. Ze lopen groot risico om beroofd te worden, vrouwen worden vaak verkracht of tot seksslavin gemaakt.Waarom nemen ze dat risico?

‘Het is de dood of de gladiolen. Het is die hele slechte linkse politiek, met het NOS Journaal als propagandamachine, waardoor mensen hun leven riskeren voor een beter bestaan. Als de EU zou zeggen dat wie illegaal Europa binnenkomt, geen kans op een verblijfsvergunning maakt, zoals in Australië, dan komen ze niet meer. Dit EU-beleid is medeplichtig aan de verdrinkingsdood van meer dan 16.000 mensen sinds 2014. Men heeft het maar over Trump en zijn muur, maar ze zwijgen over de grootste humanitaire ramp aan de Europese grens sinds de Joegoslavische burgeroorlog. Iedereen zwijgt erover, het is een groot schandaal! Ik heb Frans Timmermans (als eerste vicevoorzitter van de Europese Commissie is hij medeverantwoordelijk voor het bepalen en uitvoeren van het Europese migratiebeleid, red.) en de ngo-schepen aangeklaagd wegens het schenden van de rechten van de mens en voor mensensmokkel.’

Dat is niet niks.

‘Nee. De ngo’s voelden al nattigheid en die zijn er ook mee gestopt, maar Timmermans is verantwoordelijk. Ik doe de aanklacht namens mijn stichting en tien families uit Mali, de nabestaanden van verdrinkingsdoden. Er wordt door de EU een politiek gevoerd die letterlijk catastrofaal is voor een hele hoop mensenlevens.’

Wat vind je van het pact van Marrakesh?

‘Daar ben ik altijd op tegen geweest.’

In bepaalde omstandigheden zouden wij ook een beter bestaan zoeken.

‘Natuurlijk, ik ook. Maar we kunnen in West-Europa niet vijftig miljoen Afrikanen onderhouden. Onze samenlevingen raken ontwricht en je destabiliseert de Afrikaanse landen, want mensen investeren niet meer in hun eigen landen omdat ze in Europa alles cadeau kunnen krijgen. Een woning, gratis inkomen, zorg, noem maar op. Die linkse politiek maakt de problemen aan alle kanten alleen maar groter.’

Waarom zijn zoveel mensen zo bereid om alles en iedereen te helpen?

‘Het is business, natuurlijk, de ngo’s verdienen eraan. Er worden miljarden verdiend aan het vluchtelingenprobleem, maar niet aan de oplossing. Het is ook een beetje het misplaatste linkschristelijke denken waar men nog steeds last van heeft.’

Gaan we gebukt onder kuddegedrag? Zijn we vergeten hoe we zelf moeten nadenken?

‘Daarom blijf ik mijn werk doen, om altijd de keerzijde te belichten.’

NIEUWE REVU ­ONTMOET ARNOLD KARSKENS

Waar? In de studio van de Radiofabriek op het Hilversumse Mediapark, voor Vechten Met Moszkowicz, dé podcast voor mannen. Iets gedronken? Coffee with a smile. Verder nog iets? Een open en eerlijk gesprek met een Nieuwe Revu-veteraan.

VERDER LUISTEREN?

Dit interview is een ingekorte versie van de Vechten met Moszkowicz podcast op New Business Radio. Bekijk het hele interview op Youtube.com/c/vechtenmetmoszkowicz.

Vechten met Moszkowicz wordt mede mogelijk gemaakt door Nieuwe Revu.

Premium
Je hebt zojuist een premium artikel gelezen.

Online onbeperkt lezen en Nieuwe Revu thuisbezorgd?

Abonneer nu en profiteer!

Probeer direct