Sommige mensen sparen treinstellen, andere mensen sparen bitcoins, maar er zijn maar weinig mensen die zo bedreven zijn in het sparen van peper- en zoutstelletjes als René en Anja Hut uit Apeldoorn. Sinds een paar jaar verzamelen ze het tweedelige keukenservies, de teller staat inmiddels ergens rond de vierduizend.
Terwijl ik de trein uitstap en naar het huis van de familie Hut wandel, vraag ik me af wat ik aan zal treffen: stapels dozen en kistjes met porseleinen peper- en zoutvaatjes? Vitrines tot aan het plafond? Kasten vol stoffige boeken over de opkomst van het pepervaatje in Midden-Nederland?
‘Ik wil nog wel een beertje erbij, maar dan moet het wel een heel móói beertje zijn’
Als ik aanbel, staat René bijna direct aan de deur.
René is zo iemand die eigenlijk helemaal geen grapje nodig heeft om in lachen uit te barsten. Lachend wijst hij me de weg naar de keukentafel, waar Anja net een pak koeken openmaakt. René en Anja drinken koffie, ik een glaasje water. Tussen de keuken en de woonkamer staan een paar vitrinekasten vol peper- en zoutstellen, maar het overgrote deel staat boven, in een speciaal daarvoor ingerichte kamer.
Ik laat de band meelopen, René. Ik wil niet dat ik jullie verkeerd citeer en dat je de hele peper- en zoutwereld achter je aankrijgt.
‘Nou,’ lacht René, ‘die is zo groot niet meer, hoor. Iedereen wil van zijn verzameling af.’
Oh?
‘Het is voor een heleboel mensen toch wel een hele oubollige hobby. En, nou ja, er zijn natuurlijk ook gewoon wel echt een heleboel oubollige peper- en zoutstelletjes. Je moet je voorstellen: je opa en oma overlijden, en die hebben van die dingen...’
En bij wie kun je dan terecht? Ja, bij jullie, natuurlijk.
‘Nee, joh, niet eens. We hebben al zoveel,’ valt Anja haar man bij. ‘Veel van dat standaardwerk nemen we al niet meer aan.’
Kippetje
René knikt en vult zijn vrouw aan. ‘Cilindervormpjes, kippetjes, kikkertjes, groenten en fruit, dat soort spullen, daar hebben we al zóveel van.’
‘Nou, voor een kippetje willen we nog weleens een uitzondering maken,’ wijst Anja haar man de les.
‘Ja, als het een heel mooi kippetje is, vooruit.’
En wat zoeken jullie nog wel dan? Los van de eventuele kippetjes?
‘Toch wel de speciale dingen,’ antwoordt René, terwijl hij naar de vitrinekast wijst. ‘Kijk daar bijvoorbeeld, een serie van Betty Boop. Dat is een serie van vijf. Betty Boop op een motor, Betty Boop in een auto, er hoort er nog één bij van Betty Boop die uit een taart springt – enfin, dat is dus een serie van vijf. Maar we hebben er maar vier. Dat is voor een verzamelaar natuurlijk ongelofelijk frustrerend.’
Dat snap ik helemaal.
‘Hier hetzelfde. Van Jan Snoek. Daar hebben wij er zeven van, maar dat zijn er eigenlijk acht.’
Dan ben je overgeleverd aan de willekeur van of het ooit nog een keer op je pad komt. Gekmakend moet dat zijn.
‘Ja, precies. Ze zijn ook niet meer te koop. Ik heb die van Jan Snoek nog een keer voorbij zien komen voor 85 euro. Ik dacht: dat vind ik te duur. Dat is me te gek.’
En?
‘Oh, daar heb ik nu zo’n spijt van. Dat had ik gewoon moeten doen. Ik ben hem nooit meer ergens tegengekomen.’
Maar, even voor mijn begrip: waarom gaat een mens peper- en zoutstellen verzamelen?
‘Omdat iemand iets mooi vindt, iets interessant vindt. We begonnen met het stelletje dat we hadden, en die was eigenlijk heel mooi, heel grappig.’
Want wat was jullie eerste?
‘Dat waren eigenlijk twee hele eenvoudige: een zwart en een wit cilindertje, met twee oogjes die open en dicht kunnen, zeg maar.’
Toekomstmuziek
Even valt het gesprek stil. Dan glimlacht René een keer. ‘Weet je wat het ook is: sommige stelletjes zijn zo mooi dat je niet eens meer kunt bedenken dat het voor peper en zout is. Als ik die van Betty Boop hier op tafel zou zetten, verwacht niemand dat je er zout uit kunt strooien, snap je?’
En op een dag word je wakker en heb je vier vitrines vol staan, en dan denk je: ik wil door.
’Oh nee, oh nee,’ verzucht Anja. ‘Wij hebben meteen afgesproken dat we niet het hele huis vol gaan zetten. Boven hebben we een kamer en de mooiste dingen staan hier. We willen ooit nog wel een keer een museum in de kelder, maar dat is nog een beetje toekomstmuziek.’
’Kijk,’ valt René zijn vrouw bij, ‘in het begin wil je alleen maar meer en meer en meer, en dan heb je op een gegeven moment veertig verschillende soorten beertjes en honderden soorten groenten en fruit. Maar, laten we zeggen, de vijfde bloemkool en het zeventiende beertje hebben gewoon niet meer zoveel toegevoegde waarde. Dus dan ga je op een gegeven moment zeggen: ik wil nog wel een beertje erbij, maar dan moet het wel een heel móói beertje zijn. Dan ga je meer letten op wat je koopt. Dat het mooi is, of uitzonderlijk.’
Anja knikt. ‘Ja, en wij bepalen met zijn tweeën wat dan mooi is. Iemand anders mag dat natuurlijk oerlelijk vinden.’
En welk peper- en zoutstel gebruiken jullie zelf?
René begint te lachen en staat, zich verontschuldigend, op om naar het keukenkastje te lopen. Hij trekt een deurtje open en er valt een plastic wegwerpzoutvaatje van de supermarkt uit. ‘Tja, voor dagelijks gebruik hebben we natuurlijk gewoon zoiets,’ glimlacht Anja nu ook. René laat voor de vorm ook nog even zijn pepermolentje zien, van vergelijkbare kwaliteit. Anja legt voor de volledigheid uit dat sowieso het zout echte zoutvaatjes van aardewerk aantast, op den duur.
Is dat dan de tip voor de beginnende zoutvaatjesverzamelaar?
René knikt. ‘Nooit het zout erin laten zitten.’
Tenzij het van glas is, en je erdoorheen kunt kijken natuurlijk.’
Online onbeperkt lezen en Nieuwe Revu thuisbezorgd?
Abonneer nu en profiteer!
Probeer direct- Alexander Schippers