Het is rustig in Meerhoven, een nieuwbouwwijk van Veldhoven, onder de rook van Eindhoven. In alle woonkamers wordt de vaatwasser ingeruimd, de Senseo aangezet en de rest van de voorbereidingen van de doordeweekse avond getroffen. Ik parkeer mijn auto en wandel, door de lichte regen en het vroege donker, naar het huis van Hilde van Spelde, de beste kerstdorpjesbouwer van Zuid-Nederland. Afgelopen jaar werd ze derde op het Westlandse Kerstdorpjeskampioenschap, maar onder de rivieren is ze alleenheerser als het aankomt op plastic kerstelfjes, miniatuursparren en poedersneeuw.
Als ik het paadje richting de voordeur oploop, kijkt een lichtgevend rendier in de vensterbank me lachend aan. In het raam flikkeren de lampjes gezellig en warm. Dit moet het zijn. Het huis van de grande dame van de Nederlandse Kersthuisjesbranche. Direct nadat ik op de bel heb gedrukt, beginnen er in de woonkamer twee kleine hondjes te keffen. Een mannenstem probeert de dieren te sussen, terwijl Hilde breeduit lachend opendoet. Binnen drie zinnen vraagt ze enthousiast of ik koffie wil – en loopt naar de keuken.
Het huis van de 51-jarige Hilde en haar man Gert is een minder grote kerstchaos dan ik verwacht had. Er staan drie grote kerstlandschappen, en één los kersthuis op een kastje, maar in tegenstelling tot de beelden die je doorgaans ziet, van volledig volgeduwde huizen, zijn deze kerstdorpjes – hoewel best groot – wel heel strak, en keurig binnen de lijntjes gebouwd. Behoorlijke ruzie
Het valt me eigenlijk mee, Hilde, met je kerstdorpen. Ik was op het ergste voorbereid. Ik dacht, de op twee na beste op het NK Kerstdorpen, die heeft haar hele huis tot het plafond volstaan!
Meteen komt Hilde met een bezorgd gezicht terug de woonkamer in. Ze zet mijn koffie neer en gaat al pratend zitten. ‘Wacht, ho, wacht,’ verbetert ze me. ‘Je moet wel opletten wat je zegt, hoor.’
Oh?
‘Ja, nou, je mag het niet het NK Kerstdorpen noemen.’
Niet?
‘Nee, nee, dat ligt allemaal heel gevoelig. Het zit zo. Vroeger werd het NK altijd georganiseerd door twee mensen, maar die hebben behoorlijk ruzie gehad over de organisatie van die wedstrijd.’
Oh jee, wat een ellende. En nu?
‘Nou ja, de man die het organiseerde dit jaar, dat was dus niet de man die de naam NK Kerstdorpen mocht hanteren. Dus nu is er dit jaar een Westlands Kampioenschap Kerstdorpen georganiseerd. Een ehh, ja, ehh, een WKK, dus eigenlijk.’
Oké, maar er is dus geen NK meer?
‘We weten het natuurlijk niet zeker, want we weten niet waar die andere man van het NK mee gaat komen, volgend jaar. Dat is altijd maar afwachten. Misschien is er volgend jaar weer een NK, maar voorlopig ben ik blij dat ik derde ben geworden op het WKK.’
Ik knik, en zeg dat ik haar begrijp. Dan staat ze op en pakt ze haar derde prijs erbij. Het is een bronzen kersthuisje, op een stuk boomstam gelijmd. ‘Kijk, dit heb ik dus gewonnen.’
Mooi! En is dat dan ook met een bepaalde stijl? Waaraan herken ik een echt Van Spelde-kerstdorpje?
‘Nou, het is je misschien al wel een beetje opgevallen, maar ik ben dus best wel netjes in mijn dorpen. Alle voetjes moeten netjes weggewerkt zijn door poedersneeuw, en alle poppetjes en huisjes moeten echt heel erg netjes recht staan. Dat het zo netjes en zo recht is, dat is wel echt mijn stijl van kerstdorpjes, denk ik.’
We kijken samen naar de drie kerstdorpen die ze thuis heeft staan. Twee iets kleinere en één hele grote, onder de televisie.
Het is nogal een hoop jolijt zo, hè?
‘Ja, zeker. Ja, het is echt mijn hobby. Ik vind het echt prachtig om hier mee bezig te zijn. Samen met een andere kerstdorpjesbouwer maak ik ook voor allerlei tuincentra kerstdorpjes, in mijn vrije tijd. Ja, dat is natuurlijk écht geweldig, want dan kun je helemaal uitpakken. Dan kun je met alle nieuwste collecties van kersthuisjes en kerstmannetjes werken. Dan kun je het zo gek niet bedenken of je kunt het bouwen.’
Is zo’n dorp duur?
‘Nou ja, toch best wel, hoor. Voor één zo’n ding betaal je al snel 50 euro. Dus je kunt gaan tellen, wat er hier allemaal beneden staat. Dat gaat toch al snel over de 1000 euro heen.’
Wat hier allemaal beneden staat?
‘Ja, boven heb ik natuurlijk ook nog wel wat oude spullen staan, die ik dit jaar niet meer gebruik. Oudere collecties, huisjes en wagentjes en poppetjes die ik niet zo leuk meer vind, zeg maar.’
Even staan we zwijgend naar een besneeuwde minidraaimolen te kijken, die volledig in de Van Spelde-stijl, precies op de goede plaats, netjes recht is neergezet op de tafel.
Heb je nog ambities, nog dromen? Het WK winnen, of het NK?
Weer kijkt Hilde verschrikt op. ‘Je moet het echt niet het NK noemen hoor, want daar is echt veel gedoe over.’
Pardon, natuurlijk. Het WK winnen?
‘Het wereldkampioenschap? Dat bestaat niet, voor zover ik weet.’
Oh. Nou, wie weet kun je het oprichten?
Even glimmen Hildes ogen. Dan schudt ze haar hoofd. ‘Nee, mijn ambitie is eerder dat ik nóg mooiere kerstdorpen wil maken in tuincentra.’
Al ideeën voor volgend jaar?
‘Wel een paar, ja,’ glimlacht Hilde.
En?
Heel even twijfelt Hilde. Ze frommelt een beetje aan haar derde prijs. ‘Nee, nee,’ mompelt ze dan, een klein beetje samenzweerderig. ‘Dat kan ik natuurlijk niet zeggen...’
Niet?
‘Nee, dadelijk komen andere tuincentra erachter, en dan kunnen zij met dat idee aan de haal gaan.’
Ik knik. Ook dat begrijp ik. Dan kijk ik nog een keer over het kerstdorp heen, en zie ik Sinterklaas en een paar Pieten staan. ‘Ja, ja,’ verontschuldigt ze zich. Die moet ik nog weghalen, daar had ik nog geen tijd voor. Maar de kerstman staat al klaar, hoor.’