Op de valreep van 2018 hebben L. en ik een huis gekocht! Nou ja, huis; huisje. Een hok van 25 vierkante meter met een douche, een wc en een keukenblok erin. Twee zonnepanelen en een viertal accu’s van een oude Leopard-tank voorzien het boeltje van stroom. Het staat – samen met drie uit de kluiten gewassen coniferen – op twee hectare wild woekerend onkruid, op een volkstuinpark nog net binnen de stadsgrenzen van Amsterdam. Dit alles voor de prijs van een tweedehands Kia Picanto.
Natuurlijk, er moet een hoop gebeuren. Veel schuren en verven, een mooi houten vloertje erin (want plavuizen vinden we lelijk) en m’n oma wordt op d’r 92ste nog even aan het gordijnen naaien en bankkussens bekleden gezet. En die coniferen moeten om. En al het onkruid eruit. En dan tomaten- en peperplanten erin. En een bramenstruik (frambozen groeien er al). Zodra de temperatuur het toestaat – er is geen verwarming in het huisje – zullen we er iedere nacht slapen.
Buiten, tegen de muur op het oosten, komt een schommelbank. Natuurlijk niet té dicht op het huisje, anders kunnen we niet schommelen. We zullen er ontbijten en onze ochtendkoffie drinken. Koffie van op het gasstel gekookt water dat op de Aroma Rood grove maling in een filter in zo’n filterhouder wordt geschonken. Een gewoon koffiezetapparaat – of magnetron, tosti-ijzer en föhn, for that matter – trekt te veel stroom. Dat kunnen de accu’s van die Leopard niet aan.
Op de patio, onder de met druivenranken overgroeide pergola, komt een lange tafel waaraan we als het niet regent groenten uit eigen moestuin zullen eten en ’s avonds, als het niet te hard is afgekoeld, rode wijn zullen drinken – ik een beetje meer dan L. – terwijl we bij het licht van een door motten omzwermde olielamp afgeschreven bibliotheekboeken lezen.
L. zal doordeweeks iedere ochtend naar het mbo fietsen om er aldaar bij haar leerlingen – of ze het nu willen of niet – de fijne kneepjes van het vak Nederlands in te stampen. Ik zal – veel minder belangrijk, maar het moet toch gebeuren – m’n schreeuwerige stukjes schrijven: ‘Rutte is kut zus, Baudet is een lul zo, Wilders dit, Dijkhoff dat, en heel de wereld gaat naar de tyfus door de kapitalisten, de fascisten én de NS die nog steeds sprinters zonder toiletten laat rondrijden!’
Enkele jaren geleden peilde een of ander onderzoeksbureau hoe goed of slecht de Nederlander vond dat het met henzelf en het land ging. Een representatieve dwarsdoorsnede van de bevolking vulde een vragenlijstje in. En wat zei de gemiddelde Nederlander? ‘Met míj gaat het goed, maar met Néderland gaat het slecht!’
Ogenschijnlijk een paradox, maar het is zo’n beetje hoe ik 2019 voor me zie: L. en ik, prinsheerlijk in ons paradijselijke volkstuintje, terwijl de wereld feller en feller fikt.