In het verenigingshuis van de Spartanen aan de Prinsenlaan wordt in de zomer van 1914 niet lang gejammerd over het misgelopen titel van het maar net afgelopen seizoen. Want de oorlog bereikt Rotterdam en het neutrale Nederland die zomer weliswaar niet, maar zijn tentakels wel – en snel ook. De neutrale status kan ieder moment worden opgeheven als de omringende landen die niet meer willen respecteren. Ook door deze dreiging is het met de internationale wedstrijden die Sparta zo graag speelt direct gedaan. En, nog veel erger: met de niet veel eerder nog zo florerende economie is het dat ook.
In de zomer van 1914 komt de Nederlandse samenleving opeens zwaar onder druk te staan. De prijzen stijgen, de werkgelegenheid daalt en als de druk van het wapengekletter vlakbij de grens toeneemt, neemt ook de paniek toe. Om het land te beschermen lijkt maar één maatregel te voldoen, een maatregel die in veel meer omringende landen wordt genomen, zelfs al is die voor de samenleving ongekend ingrijpend. Op 31 juli 1914 wordt ook in Nederland opgeroepen tot mobilisatie. Tweehonderdduizend mannen worden door de koningin opgeroepen zich te melden. Dat is een zelden vertoonde actie, die uiteindelijk ook het voetbal diep raakt. Met sport is al snel even niemand meer bezig.
Teksten van ooggetuigen beschrijven een ontwrichte samenleving. ‘Er ging een schok door het ganse land, toen overal de klokken begonnen te luiden en de telegrammen tot in de uithoeken des lands dit besluit den volke bekendmaakten’, memoreert schrijver P. Bootsma in een herdenkingsboek, 25 jaar na de mobilisatie. ‘Het gereedschap werd neergelegd (voor hoelang?) en van den akker en uit de werkplaatsen, van het karwei en uit de fabrieken spoedde ieder zich huiswaarts om zijn uniform aan te trekken en dit bevel te gehoorzamen. Men gevoelde den ontzaglijken ernst, maar ook de bittere noodzakelijkheid van deze diep ingrijpenden maatregel der Regeering, die het geheele volksleven ontwrichtte. Geen man bleef achter, ieder spoedde zich naar zijn mobilisatiebestemming om de wacht te betrekken bij de grenzen en aan de kusten, ten einde met Gods hulp buiten onze grenzen te houden den stroom van bloed en vuur, die land na land overstroomde.’
Alle competities komen tot stilstand, ook de hoogste klasse van het Nederlandse voetbal. Voor hoelang, dat weet aanvankelijk niemand. Het heeft ook geen prioriteit. In Rotterdam gaat de bevolking massaal naar de kantoren van de kranten; niet om voetbaluitslagen te zien, zoals kort daarvoor nog het geval is, maar om in de etalages de nieuwste onheilspellende berichten te lezen. Die berichten maken de Rotterdammers duidelijk dat de oorlog misschien weleens véél langer kan duren dan verwacht.
Het geduld van de voetbalwereld wordt ondertussen op de proef gesteld. Een nieuw seizoen is in de herfst nog altijd niet begonnen, pas in het najaar komen de berichten dat het voetbal weer kan worden opgepakt. De Eerste Klasse West, waarin Sparta uitkomt, wordt uiteindelijk in oktober weer hervat, maar de omstandigheden blijken nog altijd krankzinnig. Elftallen zijn danig verzwakt, want verloven worden er tijdens die eerste periode van de mobilisatie nauwelijks uitgedeeld.
Ook Sparta is ontmanteld. En dat is niet het enige probleem, want veel voetbalvelden worden die herfst gebruikt voor legeroefeningen. Om nu te zeggen dat dat lekker voetbalt: nee. Een dergelijke competitie kan dan ook onmogelijk officieel worden erkend, vindt de NVB, die het seizoen 1914-1915 nadrukkelijk uitroept tot noodcompetitie. Aan het einde van het seizoen wordt er slechts gespeeld tussen de kampioenen van het westen en het oosten. Het zuiden doet noodgedwongen – dicht als het bij het oorlogsgebied is – niet mee.
Het invloedrijke bestuur van Sparta protesteert daar niet tegen, zo blijkt uit de notulen. Daar is de situatie veel te ernstig voor. De samenleving staat op zijn kop, sociaal, economisch en sportief. Sociaal, omdat mannen uit gezinnen zijn weggerukt, de spoordienst nagenoeg is ontmanteld en duizenden vluchtelingen de stad intrekken op zoek naar veiligheid. Economisch, omdat mannen hun werk moeten verlaten, de prijzen snel stijgen en de Rotterdamse haven daverend tot stilstand komt. En sportief, omdat geen ploeg meer compleet is. Zie dan als samenleving nog maar eens het hoofd koel te houden.
‘Een oogenblik scheen het, dat alle rede zoek raakte,’ blikt Willem Treub, in 1914 minister van Landbouw, Handel en Nijverheid, en daarna ook van Financiën, terug in zijn memoires Oorlogstijd, Herinneringen en Indrukken uit 1916. ‘Een kinderlijke angst kreeg iedereen te pakken. Men ging elkander aansteken zoals men elkaar te voren had trachten te bemoedigen, en al die angst trok zich, naar Hollandschen trant, vooral samen op een angst voor het bezit.’
In oktober 1914, als in de noodcompetitie waarin Sparta speelt eindelijk weer wordt afgetrapt, moeten tien ploegen het tegen elkaar opnemen in de westelijke Eerste Klasse. Wie de namen nog eens leest wordt weemoedig, veel clubs verdwenen later naar de achtergrond. De tien verenigingen die de strijd aangaan zijn Sparta, HFC, HVV, Haarlem, UVV, DFC, VOC, Hercules, HBS en Quick.
Soms speelt sterspeler Bok de Korver mee, als hij verlof krijgt, vaker niet. Hoe hij daarover denkt, komen de Spartanen niet te weten. De Korver geeft zelden interviews, ook na zijn loopbaan niet. Het is ook nog geen journalistiek genre, het spelersinterview. Integendeel. Verslaggevers houden zich rond 1915 bezig met wedstrijdverslagen en lofzangen, niet met vragen aan spelers die dan nog veel minder op een voetstuk staan dan nu. Al gelden voor De Korver, die in Leerdam is gestationeerd, andere regels. Hij is wel degelijk een voetbalster. Avant la lettre, zoals de Spartanen van 1915 zelf zouden zeggen.
Maar hoe De Korver zelf denkt, komen we niet te weten. Hij is een heer die vermoedelijk niet moppert als hij opgeroepen wordt, ook al betekent dat dat hij zijn jonge gezinnetje moet verlaten. Want De Korver is net een jaar eerder getrouwd. Hij heeft het getroffen: hij komt in een goede familie terecht en zijn eigen status groeit als hij op het stadhuis ambtenaar wordt. De Korver speelt en scoort in de allereerste interland tegen België en neemt deel aan de Olympische Spelen. Twee keer zelfs. Zo’n man met een legerpak aan? In het begin van 1915 is het toch gewoon echt waar.
‘Wij hebben in lang niet van Bok de Korver gehoord,’ schrijft de Revue der Sporten dan ook op 11 augustus 1915. ‘Thans zendt men ons van bevriende zijde het nevenstaande, door den Leerdamschen fotograaf Lemmen, vervaardigde kiekje.’ Op de foto staat inderdaad een elftal van de Landweer. En ja hoor, daar is De Korver. Onmiskenbaar. Alleen: niet in rood-wit gestreept tenue. Aan de uitdrukking op zijn gezicht is niet te lezen wat hij daar nu van vindt. ‘In deze combinatie speelt ook de groote international, die men gemakkelijk op het snapshot zal vinden.’
In de noodcompetitie wordt inmiddels weer gevoetbald, maar vaak gaat het over heel andere zaken. De omstandigheden laten ernstig te wensen over. Een beetje fatsoenlijk veld is al snel niet meer beschikbaar. En dan die ploegen! Geen elftal is echt op sterkte. In februari 1915 laat de voetbalbond daarom een schrijven rondgaan. Het wil weleens inventariseren hoe de voetbalclubs eraan toe zijn in tijden van oorlogsdreiging en mobilisatie. De score bij Sparta is belabberd. 21 spelers en drie bestuursleden zijn onder de wapenen, het aantal leden is gedaald, ook het aantal donateurs is kleiner geworden.
Door de ploegen in de competitie wordt ondertussen gemeld dat de belangstelling langs de lijn minder is geworden. Dat heeft op Sparta minder betrekking. Van alle ploegen in Nederland is Sparta in 1915 het populairst. ‘Er is in ons heele land geen enkele vereeniging, die zoo geliefd is bij de bevolking als “Sparta” hier,’ lezen we op 11 maart 1915 zelfs in de Leeuwarder Courant. ‘Het aantal donateurs overtreft het toch aanzienlijk getal leden eenige malen en wanneer men zondagavond of maandagmorgen in den wedstrijdtijd door de stad komt, treft het, dat op zoovele punten klompjes menschen als een puist tegen de ramen van sigarenwinkels zijn aangeplakt. Daarachter hangt dan een bulletin met de uitslagen van de Zondag gespeelde wedstrijden, daar wordt voetbalpolitiek gedreven van hoog gehalte en vaak hartstochtelijken aard.’
De populairste is ondanks alle hindernissen in 1915 ook de beste in zijn klasse. De voornaamste concurrenten zijn HBS, een eliteclub uit Den Haag, en HFC uit Haarlem. Twee roemruchte verenigingen die het Sparta lastig proberen te maken. Maar ja, dat rood-witte elftal. Dat is zelfs in verzwakte staat nog ijzersterk. ‘De Spartanen bezitten in Huug de Groot nog steeds een speler die met een paar goede schoten een wedstrijd weet te winnen en wij kunnen dan ook wel aannemen dat de Spartanen met het noodige zelfvertrouwen den strijd zullen aanbinden,’ blikt De Telegraaf in april vooruit op een cruciale competitiewedstrijd tegen een van de rivalen, HFC. ‘Daar we verder gerust kunnen aannemen, dat Sparta en HFC op het oogenblik de sterkste clubs uit ons land zijn, behoeven we eigenlijk niet meer te zeggen, dat er voor dezen wedstrijd heel wat belangstelling bestaat.’
Maar HBS en HFC struikelen als het einde van het seizoen in zicht komt. En dan gebeurt het: Sparta sleept de titel in de afdeling binnen, zonder De Korver, maar met grote overmacht. ‘Het pleit is beslecht,’ lezen we op 12 mei 1915 in de Haarlemsche Courant. ‘In de Maasstad juichen ze. In de Spaarnestad huilen ze. HFC is haar kans op den kampioenstitel voor dit jaar kwijt. Sparta is weer eens de sterkste gebleken in de Westelijke afdeeling. Zondag heeft de Rotterdamsche club het doorslaand bewijs te dien opzichte geleverd door Haarlem, de club, die nog wel eens een verrassing kan bezorgen, eventjes met 7-2 te verpletteren, en dat nog wel terwijl De Korver de rood-witte gelederen niet was komen versterken. Sparta gefeliciteerd! HFC gecondoleerd!’
Afdelingskampioen, dat is mooi. Sparta mag er blij mee zijn. Maar de echte buit moet natuurlijk nog worden veroverd. Dat is de landstitel, officieus of niet. Aan de andere kant van het land wint een oude bekende van Sparta, het bevriende Vitesse, ondertussen ook zijn afdeling. De voetbalbond bevestigt: de strijd om het officieuze landskampioenschap gaat tussen Rotterdam en Arnhem, tussen Sparta en Vitesse. ‘We krijgen nu weer de, allengs klassieke ontmoetingen tusschen Vitesse en de Rotterdammers,’ gaat de Haarlemsche Courant verder. En de krant hoopt dat de wedstrijden ‘even geanimeerd mogen zijn’ als twee jaar eerder.
De eerste slag is dus gewonnen, juichend strompelen de veteranen van Sparta het Amsterdamse veld af. Maar de tweede slag is een lastigere. Sterker nog: de beslissende slag is een veldslag. Sparta haalt niet eens de eindstreep met elf spelers, zo stevig gaat het eraan toe. ‘Zoo kreeg Groosjohan al heel spoedig, per ongeluk natuurlijk, een flinken opstopper, waardoor hij een bloedneus opliep. Hij kon echter blijven doorspelen.’
Dat scheelt. Maar Huug de Groot, met Bok de Korver en Cas Ruffelse een van de ‘drie musketiers’ van de club, is minder gelukkig. Na een kwartier moet hij het veld af, vanwege een blessure aan zijn knie. Sparta door, zonder een van zijn musketiers! Dat is wel een héle bittere roodwitte pil. En een stevige bedreiging voor het eindresultaat. ‘Wel verscheen de invaller Van den Berg, maar men kan begrijpen wat het ontbreken van Huug in de Rotterdamsche voorhoede beteekent.’
Nog meer blessureleed volgt. ‘Van der Meulen, die uitstekend spel liet zien, werd reeds spoedig in de tweede helft gewond, hinkte nog wel eenigen tijd in de voorhoede mee, doch presteerde bijna niets meer. Een kwartier voor ’t einde eclipseerde hij wijselijk. Sparta speelde toen met tien man verder. Voeg bij al deze ongelukjes het ontbreken van De Korver, die door Niepoort vervangen werd, dan begrijpt men dat de Rotterdammers zich niet ten volle konden ontplooien.’
Zo bezien kán Sparta de finale helemaal niet winnen. Wie overwint er nu zoveel tegenslagen? Maar Rotterdammers zitten niet bij de pakken neer. En Spartanen stropen de mouwen op, daar staan ze om bekend. Dat belooft wat. Tot in detail beschrijft de Haagsche Courant hoe Sparta de mouwen opstroopt. ‘De Rotterdammers, die den toss gewonnen hebben, spelen met den kalmen wind mee tegen de felle zon in. Rodermond brengt het leder aan ’t rollen, veel plezier heeft hij er niet van, want Van der Meulen is er als de wind bij om het weg te kogelen in de richting van De Groot, die op ’t Arnhemsche doel afstormt. De achterspelers bezweren het gevaar, voor een oogenblik slechts, want even later komt Huug al weer aangerend. Ook nu zonder succes.’
‘Dan moet Witteveen voor ’t eerst handelend optreden. Reeds dadelijk oefent de Sparta-voorhoede een zwaren druk op de tegenpartij uit. Een goed schot van Groosjohan weet Witteveen weg te werken. Borgh probeert het hierna, er dreigt nu werkelijk gevaar voor de Arnhemmers, maar de keeper, goed bijgestaan door Holtus, weet ook nu, niet zonder moeite, den bal te verplaatsen naar de geelzwarte voorhoede, waar Rodermond, na snel opbrengen, het eerste schot op de Rotterdamsche veste, naast schiet. De rechtervleugel der oostelijken is hierna aan ’t woord. Mooi zet Demmink voor en Van der Zee kan slechts ten koste van een hoekschop redden. Onder de aanmoedigingskreten der Arnhemsche supporters, komen de geelzwarten kort daarop weer aansnellen. Weer krijgen ze een hoekschop, welke als gewoonlijk niets oplevert.’
‘De beurt is nu aan Sparta. Groosjohan rent goed langs ’t lijntje, zet best voor, maar De Groot is er te laat bij om de kans te kunnen benutten. De Arnhemmers werken zich meer en meer los en brengen ’t meermalen tot ’t strafschopgebied. Dan is ’t echter mis, want de Bruijn vooral keert alles. Het samenspel van den linker-wing, Groosjohan-Borgh, valt zeer te bewonderen. Wennekes zorgt evenwel dat zijn gebied gezuiverd wordt. Een uitstekende kans krijgt Sparta als Van Laar mist, Ruffelse stormt op ’t doel af, schiet, doch juist over. Een schot van het kanon, midden uit ’t veld, gaat enkele meters naast. In deze periode schijnt De Groot zijn knie bezeerd te hebben.’
Zo gaat het verslag verder, in geuren en kleuren, met gedetailleerde beschrijvingen over ieder schot, iedere kans, iedere blessure. ‘Er is een half uur gespeeld als de Spartavoorhoede weer eens een bezoek brengt aan ’t Arnhemsche gebied. Ruffelse brengt uitstekend op, geeft den hal over aan Groosjohan, die naar Borgh speelt en deze geeft, tot groote vreugde zijner supporters, met een laag schot Witteveen geen kans.’ Sparta heeft de leiding: 1-0!
‘Niet ontmoedigd valt Vitesse onstuimig aan, Van Laar mist echter, een kei van Van der Meulen stopt Witteveen goed. We meenen dan den gelijkmaker te zien komen, als na een worsteling voor ’t doel, v. d. Meulen, rakelings langs zijn eigen doel trapt. Sparta is dan weer aan ’t woord en forceert een hoekschop. Van der Berg profiteert echter niet van de gelegenheid hem geboden. Een tweede hoekschop weert Witteveen goed af. Na een schot van Ruffelse en een paar aanvallen der geelzwarten, die Van der Meulen en Niepoort kranig afslaan, wordt rusten aangekondigd.’
De tweede helft, terwijl bezoekers op de tribune de liedjes zingen die in de kampioenskrant staan afgedrukt. ‘Ruffelse speelt na de pauze schitterend. Een keihard schot, dat hij spoedig na de hervatting lost, werkt de Arnhemsche doelverdediger keurig weg. Opnieuw moet hij zijn talenten toonen, als na mooi samenspel van Van der Wolk en Ruffelse, Cas schiet. Een hoekschop, welke Sparta krijgt, neemt Groosjohan goed. Bijna gelukt ’t Borgh den bal in ’t net te koppen. Bij een nu volgenden aanval der Arnhemmers bezeert Van der Meulen zijn knie, speelt met halve kracht verder. Na eerst ’t veld verlaten te hebben, komt hij later weer terug, om in de voorhoede sukkelend mee te spelen. Een kwartier voor tijd valt hij uit en speelt Sparta met tien man verder.’
Elf tegen tien, dat klinkt veelbelovend voor Vitesse. ‘Vitesse zet goed op. Bij een bestorming van ’t Rotterdamsche doel wordt Rodermond, die met den bal een paar meter van ’t doel af is, door Klip genomen.’ Strafschop! ‘Eijmers kent een strafschop toe. Angstige stilte onder de toeschouwers als Rodermond zich achter den bal plaatst. Het gelukt Van der Zee den strafschop te houden.
Van der Wolk rent dan met het leder weg, om met ’n fraai schot te besluiten, dat echter prachtig door Witteveen wordt gehouden. Een kei van Ruffelse heeft evenmin succes. We zien nu Vitesse komen aanstormen, Israels probeert het tevergeefs, evenals Rinkes. Het schieten der geelzwarten is onzuiver. We noteeren een prachtschot van Ruffelse, dat met klein verschil naast vliegt. De Arnhemsche supporters beginnen zich danig te weren. Steeds is ’t De Bruijn die de Vitesse-aanvallen stuit. Ruffelse is de man die er bij de Sparta-voorhoede het vuur in houdt. Als hij voor de zooveelste maal weer eens een schot lost, werkt Witteveen niet voldoende weg, waardoor de aanstormende Borgh geen moeite heeft den voorsprong te vergrooten.’
2-0, met nog 20 minuten te spelen. Sparta zit op rozen. Maar Vitesse geeft zich niet gewonnen en de wedstrijd op slot gooien, zoals nu vaak gebeurt, is er anno 1915 absoluut niet bij. Het spel golft op en neer. ‘Het moet gezegd worden, de Vitessenaren weten van geen opgeven. De Sparta-voorhoede schijnt evenwel steeds beter op dreef te komen, zoodat ’t meeste gevaar steeds van die zijde dreigt. Tweemaal kort achter elkaar zien we Ruffelse zijn gevaarlijke schoten lossen. Van der Zee krijgt nog een paar lastige schoten te verwerken, doch tegen ’t einde speelt de strijd zich grootendeels op de Arnhemsche helft af. Ruffelse krijgt een mooie kans als Witteveen uitloopt. Het leder komt evenwel een halven meter ter zijde van den paal terecht. De verdediging van Vitesse krijgt het hard te verantwoorden in dit laatste gedeelte. De veteraan Hesselink vooral houdt kranig vol.’
Vlak voor tijd wordt de genadeklap uitgedeeld, lezen we in het krantenverslag. Heel modern zijn dan al flink wat toeschouwers op weg naar de uitgangen. ‘De uittocht der toeschouwers is al begonnen, Eijmers loopt reeds met zijn chronometer in de hand, als een seconde voor tijd met een handig schot het derde doelpunt wordt gefabriceerd, 3-0, waarbij tegelijkertijd het einde wordt aangekondigd.’
Eindstand: 3-0. ‘De Rotterdammers hebben welverdiend gewonnen. Hoewel Sparta officieel den titel van kampioen van Nederland niet is toegekend, zal er toch zeker geen sportman zijn die durft beweren, dat den Rotterdammers deze onderscheiding niet toekomt. Aan het kranige Sparta-elftal onze gelukwenschen!’ ‘Uitstekenden vorm’ en ‘een bijzonder fraaien stijl’; aan lofuitingen in deze en andere krantenverslagen over het Spartaanse voetbal in de finaleronde geen gebrek.
De uitslag maakt indruk. De zege bevestigt bovendien het vermoeden dat het voetbal in het westen op dat moment sterker is dan het voetbal elders in het land. Dat vindt ook de Haagsche Courant. ‘Opnieuw is gebleken dat het westelijke voetbal nog een aardig trapje hooger staat dan dat van onze oostelijke broeders. Vooral bij de aanvalslinie kwam dit duidelijk uit,’ concludeert de krant.
De opmars in de rest van Nederland is wel ingezet, want een jaar later wint Willem II uit Brabant de landstitel en nog een jaar later het Deventer Go Ahead, maar in het noodjaar 1915 is het westen nog toonaangevend. Met het Sparta van de drie musketiers, al konden zij dit seizoen zelden samen spelen, voorop.