Een voorpublicatie van het deze week verschenen boek Liggen Blijven!
Op 31 augustus 1970 in alle vroegte voeren 33 Zuid-Molukse jongeren een haastig in elkaar geflanst gijzelingsplan uit. Ze bestormen de ambtswoning van de Indonesische ambassadeur in Wassenaar en zien dat de ene agent die de villa bewaakt in een reflex zijn wapen trekt. De terroristen schieten eerst en schrikken wanneer de man direct in elkaar zakt.
Dat was niet de bedoeling. Het plan beoogde de aandacht te trekken van de Indonesische president Soeharto, die op staatsbezoek zal komen in Nederland. De Molukkers zijn woedend over het bezoek en willen met hun daad afdwingen dat die gehate politicus het gesprek aangaat met de president in ballingschap van de Republiek der Zuid-Molukken. Dat is Johan Manusama, een leider zonder land die vanuit Rotterdam de nog niet-bestaande Molukse republiek leidt naast zijn werk als wiskundeleraar.
De generatie Molukkers die nu naar de wapens grijpt, heeft dik twintig jaar de woede van vaders en ooms zien groeien over de manier waarop die als veteranen van het Koninklijk Nederlands-Indisch Leger zijn behandeld. Ze kwamen in 1951 naar Nederland omdat ze zich in Indonesië niet wilden laten demobiliseren of niet wilden overstappen naar het regeringsleger. De Molukkers voelen meer loyaliteit aan Nederland dan aan de nieuwe republiek.
Ons land weet alleen niet goed wat ze met de vierduizend voormalige militairen aan moet en dankt ze op een lompe manier af. Duizenden geknakte kerels en hun gezinnen eindigen in woonoorden, vaak voormalige kampen uit de Tweede Wereldoorlog, waar ze tevergeefs dromen van een vrije Republiek der Zuid-Molukken.
Vandaag is voor hun zonen het moment terug te slaan. Ze gijzelen de vrouw van de ambassadeur, zijn kinderen en personeel. De ambassadeur zelf ontsnapt. Het komt hem op hoon van zijn belagers te staan. Wat voor man laat nou zijn vrouw en kinderen in de steek? Olifantendoder Snel barst het in de villawijk van de politie. Pantserwagens nemen posities in. Onderhandelingen komen op gang.
Dan verschijnen premier Piet de Jong en zijn minister van Buitenlandse Zaken Joseph Luns op het toneel. Ze nemen rustig hun intrek in een villa aan de overkant van de weg. Als de gijzelnemers eisen dat de kabinetsleden persoonlijk komen onderhandelen, twijfelen ze niet. De Jong en Luns stappen over een hekje en gaan via een paar aangrenzende tuinen poolshoogte nemen.
De beelden van de minister van Buitenlandse Zaken die, strak in pak, zijn lange benen over een halfhoge omheining slingert en vervolgens door het hek zakt, zijn geschiedenis geworden. Een van de gijzelnemers is verbaasd om, vanaf de zolder waar hij de omgeving in de gaten houdt, de heren te zien. Ze verschijnen in het telescoopvizier dat op zijn ‘olifantendoder’ is geschroefd, een zwaar jachtgeweer. Even overweegt hij om de politici dood te schieten, maar hij doet dat toch maar niet.
Twaalf uur nadat ze de actie begonnen, houden de gijzelnemers het voor gezien. Na een gesprek met Manusama geven ze zich over. Hun doelen zijn voldoende bereikt, althans, de eer is gered. Een premier en een minister die zelf op zwaarbewapende terroristen afstappen om te onderhandelen; bij moderne terreurbestrijders zou alleen de gedachte al het koude zweet doen uitbreken. Elke deskundige op het gebied van onderhandelingen tijdens gijzelingen zal het ontraden. Het is regel één dit niet te doen.
Maar in het Nederland van 1970 kan het, omdat er nauwelijks ervaring is met terreur en crisismanagement. Ex-premier Louis Beel komt langs en biedt doodleuk aan de plaats van een van de gijzelaars in te nemen. Politieman Frank Vink die door de Molukkers wordt gegijzeld en weer vrijgelaten, regelt dezelfde middag nog twee straten verderop het verkeer. De terroristen komen eraf met elk één jaar cel.
Lees het hele artikel op Blendle.