We Are Here: 'Dit is mijn land en ik ga niet meer weg!'

Nieuwe Revu kraakte een dagje mee met de uitgeprocedeerde asielzoekers van We Are Here. Tot het grimmig werd. 'Ik mag hier toch zijn? Wij zijn nu hier!'

We Are Here

Adam (28) parkeert zijn aftandse stadsfiets op het inspiratieloze Buikslotermeerplein in Amsterdam-Noord, voor de hoofdingang van wat in een recent verleden nog Club Empire was. De voormalige discotheek ging tien jaar geleden op slot nadat een politie-inval resulteerde in de vondst van een vloer bezaaid met harddrugs.

‘Sindsdien staat het leeg,’ verklaart de barvrouw van de naastgelegen bruine kroeg La Rosa. ‘De krakers van die vluchtelingengroep zitten er nu in. Maar we hebben weinig last van ze, hoor.’ Twee Amsterdamse stamgasten groeten vanaf het terras drie langslopende asielzoekers van de Wij Zijn Hier-groep. ‘De buurt kent ons inmiddels een beetje,’ stelt Adam, die al sinds de oprichting in september 2012 lid is van het rondtrekkende krakerscollectief. In de afgelopen zes jaar verhuisde de twintiger uit Soedan liefst 45 keer binnen de Amsterdamse stadsgrenzen en haalde daarmee veelvuldig het landelijke nieuws. ‘Ik ben het inmiddels gewend,’ glimlacht de woordvoerder van de groep. ‘Ik ben goed geworden in het verplaatsen. Dit is nu mijn leven.’

Samen met zo’n 35 asielzoekers uit voornamelijk Afrikaanse conflictgebieden zoals Mali, Soedan en Somalië nam Adam hier medio augustus zijn intrek. Drie andere takken van de veelbesproken actiegroep bevinden zich in kraakpanden elders in de hoofdstad. ‘Hier slapen alleen mannen,’ licht Adam toe. ‘We hebben de groep opgesplitst omdat samenwonen in een grote groep voor onrust zorgt. Vorige week hebben twintig vrouwen van Wij Zijn Hier een pand gekraakt op de Leidsegracht, om de hoek bij burgemeester Halsema.’

De dansvloer van Club Empire is omgebouwd tot een gigantische, rommelige woonkamer. Verspreid langs de muren liggen zo’n veertig geïmproviseerde bedjes, versleten matrassen en krakende slaapbankjes. Een van de asielzoekers is zijn spullen alweer aan het inpakken. ‘Uit voorzorg,’ verzucht hij. ‘Je weet niet wanneer je er weer uit moet, maar lang duurt het nooit.’

Asielzoekers uit dezelfde landen hebben door het pand heen elkaars gezelschap opgezocht in afgedekte zithoekjes. Op een bed wordt een zieke man gemasseerd door een ouder groepslid. ‘Hij heeft een virus opgelopen in de woestijn van Libië, nadat hij uit Soedan was gevlucht,’ licht zijn verzorger toe. ‘Hij moet eigenlijk naar het ziekenhuis, maar een ambulance bellen heeft geen enkele zin. Dat hebben we meerdere keren geprobeerd, maar zij vragen ons dan naar onze papieren en verzekeringen. Die hebben we niet, dus worden we ook niet behandeld.’

Sinds de asielzoekers in Amsterdam rondkraken, zijn er al twee dodelijke slachtoffers binnen de groep te noteren, vertelt Adam. ‘Een van hen dronk zich letterlijk dood. Hij kon niet omgaan met de stress van deze levenswijze. De ander mankeerde iets aan zijn hersenen. Hij had geen recht op medische hulp. Een derde lid verkeert momenteel in levensgevaar in het ziekenhuis, ook door alcoholmisbruik.’

Aan de eettafeltjes te midden van de zaal wordt koffie en thee geschonken. De lange bar waar ooit shotjes werden weggetikt door feestende tienermeisjes staat vol met kisten met fruit, pakken yoghurt en geschilde aardappelen, afkomstig van hulpinstanties en vrijwilligers die de veelbesproken vluchtelingen bijstaan. Rond etenstijd druppelen meer en meer leden van de groep het pand binnen na een lange dag op straat of bij de Immigratie- en Naturalisatiedienst. Mijn fotograaf en ik worden argwanend aangekeken en met argusogen in de gaten gehouden. ‘De sfeer is niet altijd even best,’ waarschuwt Adam mij. ‘Deze mannen hebben al veel meegemaakt.’

Ibrahim, een twintiger uit Mali, ontsteekt in woede als ik hem naar de reden vraag van zijn komst naar Nederland. ‘Wat is dat voor idiote vraag? Vraag ik jou waarom jij Afrika bezoekt als je naar Mali komt? Waarom vraagt iedereen dit steeds? Ik mag hier toch zijn? Dit is mijn land, mijn opa kwam hier al als vluchteling heen en ik nu ook. Ik ben hier al zes jaar en ik ga niet meer weg! Wij zijn nu hier!’ Adam verontschuldigt zich voor de uitbarsting van zijn huisgenoot. ‘Sorry daarvoor. Sommigen van ons zijn gewoon enorm gestrest en uitgeput. We zijn boos en emotioneel omdat niemand onze situatie begrijpt.’

Adam en de ruim tweehonderd andere asielzoekers van Wij Zijn Hier zien zichzelf genoodzaakt in Nederland te blijven, hoewel zij asiel door de overheid zijn ontzegd. Allen kregen zij van de Immigratie- en Naturalisatiedienst hetzelfde oordeel te verwerken: hun vluchtelingenverhaal voldoet niet aan de eisen om in Nederland te mogen blijven. De besluitnemers zouden hierin hebben onderzocht in hoeverre zij bij terugkeer naar hun thuisland risico lopen vervolgd te worden vanwege oorzaken als ras, godsdienst en seksuele overtuiging, maar ook of zij moeten vrezen voor de doodstraf, marteling of de kans in een oorlog terecht te komen.

De negatieve uitslag voor Adam en zijn lotgenoten betekent dat zij verzocht worden te vertrekken uit Nederland. Zo snel mogelijk. ‘Ik snapte er niks van,’ herinnert Adam zich zijn eerste asielaanvraag in het Groningse asielzoekerscentrum van Ter Apel. ‘Ze zeiden dat Soedan veilig was verklaard en ik gewoon terug moest. Ze weten blijk- baar niet hoe erg het in mijn land is.’ In 2009 ontvlucht Adam de oorlog in het westen van Soedan en laat daarmee zijn ouders, broers, zussen en het dorp waar hij opgroeide achter zich. ‘Ik weet nog precies op welke dag de oorlog uitbrak, dat was een vrijdag. De scholen moesten dicht en het was ineens onveilig om nog de straten op te gaan.’ Tot zes jaar ervóór leidde de asielzoeker een normaal, zorgeloos bestaan. ‘Ik ging naar school, speelde met vriendjes en had mijn familie. De oorlog veranderde alles.’

In februari 2003 breekt een felle en bloederige strijd tussen Arabische stammen enerzijds en niet-Arabische rebellengroepen anderzijds los in het westen van Soedan. De langlopende Darfur-crisis eist gedurende acht jaar 300.000 levens en telt twee miljoen vluchtelingen. Adam blikt terug op de grote druk die de oorlog uitoefende op zijn dagelijkse leven. ‘We waren nergens meer veilig. De militie plukte zonder pardon mensen van de straten. Die werden vastgezet of gedood omdat hun ideeën niet hetzelfde waren als die van hen. We leefden in angst. Ik kon in één keer geen kant meer op. Tussen 2003 en 2009 heb ik werkelijk niks gedaan met mijn leven.’

Na zes jaar was voor Adam de maat vol. ‘Ik moest daar weg. Niet omdat ik zo graag naar Europa wilde voor een nieuw leven, maar omdat ik het niet meer volhield om te leven in angst. Vluchten was gelukkig niet moeilijk. De overheid bestond niet meer, dus je werd niet tegengehouden als je weg wilde.’

Lees het hele artikel op Blendle.