De redactie van Nieuwe Revu zit sinds een half jaartje schuin tegenover station Amsterdam Sloterdijk. Een tamelijk anoniem kantoorpand, maar het ziet er mooi uit en is door de ligging naast het station goed bereikbaar. Zeker vergeleken met ons oude pand, dat een drama was om te bereiken en van ellende uit elkaar viel. Betere koffie ook.
Een minpunt heeft de nieuwe redactie ook, want het station als buurman heeft ook zo z’n nadelen. Sinds onze verhuizing, en waarschijnlijk lang daarvoor, speelt een straatmuzikant vrijwel dagelijks Despacito. Soms op een saxofoon, soms op een accordeon, maar altijd in een soort Oost-Europese latin met een flinke scheut zigeunersaus eroverheen. Leeg bakje huzarensalade aan de voeten en spelen maar.
Op YouTube is de originele clip van het nummer alweer bijna vijf miljard keer bekeken, in mijn hoofd is dat zo’n beetje verdubbeld, met dank aan de straatmuzikant. En ik háát het. Nog erger dan Juf Anks Halló Allemaal. Mijn oren bloeden door dat klotenummer, dat zeker in de gypsy mix een walgelijke brij van wansmaak is. Dagelijks wenste ik de straatmuzikant weg.
En nu is ie weg. Van de ene op de andere dag is zijn plek leeg, en zit ik met gebrek aan slechter met de tune van De Luizenmoeder in mijn hoofd. Ergens mis ik ’m wel, de Sloterdijkse saxofonist. Het is wel erg stil nu. Ik hoop dat hem een beter lot beschoren is dan die Boliviaanse panfluiters, die ergens eind jaren 80 ineens van de aardbodem zijn verdwenen.