'Waarom lachte in Halbe Zijlstra uit? Uit wraak!'

Open brief van columnist Leon Verdonschot aan oud-minister Halbe Zijlstra.

Leon Verdonschot

Beste Halbe Zijlstra,

Het doek is gevallen. Geen toegift, zelfs geen applaus. Sorry, de cultuurmetaforen liggen nou eenmaal erg voor de hand bij iemand als jij. Ik vond het een fascinerende afgang. Alles eraan, eigenlijk. Betrapt worden op een leugen is altijd gênant, maar betrapt worden op een leugen die tegelijk grootspraak was, is nog erger. Liegen kan in sommige gevallen nog iets edelmoedigs hebben: het kan een hoger doel dienen. Maar liegen uit grootspraak is niet edelmoedig, het is voor iedereen zichtbaar ijdel. En dat proberen nog enigszins recht te lullen met een andere leugen, dat is bijna ondraaglijk pijnlijk om naar te kijken. Het is de slapstickscène van de man die struikelt over een bananenschil, zich vasthoudt aan wat geen trap blijkt maar een ladder, waar dan ook nog een blik verf op bleek te staan.

En toen moest je huilen. Zelfs bij bestuurders waar ik niets mee had en die het volkomen aan zichzelf hadden te danken dat ze het veld moesten ruimen kon ik op het moment dat ze er zelf om moesten huilen nog wel een gevoel van medeleven ervaren. Vond ik het ondanks alles toch lullig voor ze. Bij jou had ik dat niet. Ik keek naar je tranen en voelde iets anders. Genoegdoening. Ik vond dat tamelijk slecht van mezelf, en vroeg me af hoe dat kwam. Natuurlijk kwam ik al snel uit bij die eerdere leugen van je die we allemaal hebben mogen meemaken, maar een ministerschip niet in de weg bleek te staan: dat verhaal van je uit 2016, over asielzoekers met een tijdelijke verblijfsvergunning die op onze kosten hun borsten kunnen verkleinen en vergroten. Totaal verzonnen, zoals je later ook toegaf toen – net zoals nu – anderen je er op wezen.

Maar mijn leedvermaak komt vooral voort uit jouw eigen leedvermaak. Namelijk het zichtbare plezier, het genoégen waarmee je als staatssecretaris de cultuursector saneerde. Het gaat me niet eens om het feit dát je bezuinigde op cultuur. Het gaat me om de consequent denigrerende toon waarmee je over de sector sprak, gecombineerd met dat dommig gecultiveerde gebrek aan eigen cultuurliefde. Altijd die suggestie van een sector die elitair, snobistisch en anti-volks is, die elkaar geld toeschuift, die niets te maken wil hebben met de Hardwerkende Nederlander, maar daar wel geld van wenst te ontvangen. De sloper uit plezier.

En maar weer zeggen dat je van Metallica hield. Ik ook. Maar jij zei dat niet omdat je van Metallica houdt, maar omdat je vermoedde dat veel cultuurliefhebbers dat plat vonden, en dat vond je dan juist leuk. Zo onnozel, zo puberaal. De pestkop van het schoolplein die lachend een zandkasteel van het creatieve klasgenootje omver trapt. Gewoon, omdat het kapot kan. De man die anderen met sardonisch genoegen voorhield dat geen enkele baan vanzelfsprekend is, leerde nu zelf dat zijn baan niet vanzelfsprekend was, en moest huilen. De macho bleek een jankerd. Ik vroeg me af waarom ik je uitlachte. En toen wist ik het: uit wraak. Zoals jij weet overigens een favoriet thema van Metallica.