'We moeten kalifaatkinderen buiten de deur houden'

Columnist Özcan Akyol maakt zich zorgen om kalifaatkinderen die terug naar Nederland willen. 'We halen onszelf alleen maar problemen op de hals.'

Özcan Akyol

Niemand kiest voor de plek waar hij wordt geboren. We kunnen wel prat gaan op onze afkomst, cultuur, identiteit of bezittingen, maar in essentie zijn al die dingen ons toegekomen door een samenloop van toevalligheden, die het startpunt vormden voor het verdere leven. Wat dat betreft hebben de kalifaatkinderen het niet getroffen. Deze jongens en meisjes, die vaak vanaf hun geboorte zijn gehersenspoeld, hadden de pech dat hun ouders op een bepaald moment van hun leven de noodzaak voelden om te sympathiseren met Islamitische Staat, gedreven door de drang om een radicale en gewelddadige interpretatie van hun geloof te verspreiden over de hele wereld, tot alle andersdenken bekeerd of verdelgd zouden worden.

We weten dat die ambitie gelukkig is gestrand. Hoewel er nog steeds IS-terroristen bestaan die dood en verderf willen zaaien, is het bolwerk in Raqqa door internationale coalities vernietigd, en ook daarbuiten werd de terreurbeweging teruggedrongen. Wat rest zijn de sporen en getuigenverslagen, die ons laten zien hoe misdadig deze beweging was: in feite hadden we te maken met een bende die gelijkstaat aan nazi’s. Alles en iedereen moest kapot. Zelfs baby’s werden doodgeschoten omdat hun ouders niet zouden deugen.

Veel terroristen zijn gevlucht, vermoord of verblijven in lokale gevangenissen, waar ze volgens de plaatselijke rechtspraak op de rekening van hun wandaden kunnen wachten. Dit geldt ook voor gasten die vanuit Nederland naar Syrië zijn gegaan en op een of andere manier onderdeel zijn geworden van de bloederige en ontwrichtende strijd die daar plaatsvond. De rest van het gezin wordt opgevangen in lokale kampen. De moeders met een Nederlands paspoort willen dolgraag terug naar het westen, omdat ze vrezen voor onmenselijke represailles in de regio waar zij zelf medeplichtig waren aan alle horrorpraktijken.

Ze doen een beroep op het geweten en de compassie van onze overheid, maar vooralsnog zijn ze in Den Haag tamelijk verdeeld over de wijze waarop we met deze groep moeten omgaan. De vraag is hoe ver barmhartigheid moet gaan. Als iemand zich moedwillig bij Islamitische Staat heeft aangesloten en de kans bestaat dat die persoon door lokale tribunalen berecht kan worden, moeten we in Nederland helemaal niet de barmhartige samaritaan willen uithangen. Die dames hebben zich zelf in de nesten gewerkt. We weten niet precies wat ze op hun geweten hebben. En nog veel belangrijker: de kans bestaat dat ze in Nederland nog steeds radicale ideeën huldigen, die wellicht kunnen leiden tot terroristische daden. Wie zo stoer was om dáár bij barbaren aansluiting te zoeken, zou híer geen mededogen moeten krijgen.

Voor de kinderen werkt dat natuurlijk anders. Die hebben zogezegd niet gekozen voor de plek waar ze zijn geboren. Het hele eierenvreten: ze zijn wel jarenlang blootgesteld aan de ideeën en opvattingen van monsters en ze hebben die zich in sommige gevallen eigen gemaakt. Een tragische vorm van indoctrinatie. Het is volgens deskundigen te ingewikkeld om te zeggen in hoeverre ze deze denkbeelden in een later leven zullen uitdragen. Om die reden zouden onze politici er beter aandoen om deze kalifaatkinderen buiten de deur te houden, voor zover internationale wetten die mogelijkheid bieden. Anders halen we onszelf alleen maar problemen op de hals.