Totaalvoetbal: Johan Cruijff legt het nog één keer uit

In zijn laatste boek Mijn Voetbal legt Johan Cruijff nog één keer uit hoe totaalvoetbal werkt: 'Je doet altijd wat je ziet, nooit wat je niet ziet'.

Totaalvoetbal

Totaalvoetbal is een manier van spelen die redelijk simpel te trainen is, daarom verbaas ik me erover dat er zo weinig ploegen meer in staat zijn zo op te bouwen. Intussen lijkt de breedtepass de norm geworden, terwijl daarmee het probleem steeds wordt verlegd in plaats van opgelost. Het mag duidelijk zijn dat de ruimte op het speelveld als een rode draad door mijn visie loopt. En dan vooral het creëren van ruimte voor jezelf. Daarnaast moet voetbal in principe het volmaken van het middenveld zijn. Omdat op die manier weer efficiënter met de ruimte kan worden omgegaan. Daarbij is de vooractie cruciaal. Waarbij je vaak het tegengestelde moet doen van wat je eigenlijk wilt.

Een voorbeeld. Als een buitenspeler de bal in zijn voeten wil krijgen, dan zal hij eerst diep moeten gaan en daarna weer terug om gemakkelijker in de voeten aangespeeld te kunnen worden. Net zo goed dat je soms een bal naar achter moet passen om ’m zo diep te kunnen spelen. Daarbij gaat het niet alleen om de actie zelf, maar ook hoe de rest van het team daarop anticipeert. Met andere woorden, iedere vooractie mag nooit een opzichzelfstaande actie zijn. Het mooie van voetbal is namelijk dat iedere actie op iedere willekeurige positie, op de een of andere manier in verband met een andere actie staat. Dit is ook de essentie van totaalvoetbal, waarmee we tijdens het WK in 1974 met het Nederlands elftal zo veel indruk maakten.

Naast het individuele talent van de spelers is daarbij de groepsdiscipline een heel belangrijke factor. Het is niet alleen rekening houden met jezelf, maar ook constant rekening houden met je medespelers. Dit sluit heel nauw. Het kan niet zo zijn dat iemand in zijn eentje gaat jagen. Dan werkt het niet. Als iemand een actie start dan moet het team meteen als geheel gaan schakelen. Als ik bijvoorbeeld druk zette op een rechtsbenige verdediger, dan ging ik jagen op zijn rechterbeen. Daardoor werd hij gedwongen om met zijn zwakke linkerbeen te passen. Op dat moment kwam Johan Neeskens van links en werd die tegenstander gedwongen om ook nog eens sneller met zijn linkerbeen te handelen. Zo werd zijn probleem extra vergroot. Om dat te doen moest Neeskens zijn man loslaten. Zijn tegenstander stond daardoor vrij, maar kon niet met Neeskens meelopen omdat vanuit onze verdediging Wim Suurbier naar de positie van Neeskens was doorgeschoven. Omdat hij Wim in de gaten moest houden, kwam deze tegenstander met zijn rug naar het duel tussen Neeskens en mij met zijn medespelers te staan. Zo was er snel en effectief een manmeersituatie gecreëerd.

Kort samengevat: ik zette druk op het sterke been van de tegenstander, Neeskens deed hetzelfde aan zijn zwakke kant en Suurbier zorgde weer dat de tegenstander van Neeskens gedwongen werd om in zijn positie te blijven staan. Dat gebeurde allemaal in een cirkel van vijf tot tien meter. Dat is eigenlijk de essentie van het totaalvoetbal: je doet altijd wat je ziet. En nooit wat je niet ziet. De een begint iets en de ander verplaatst zich in zijn actie en ondersteunt die. Het bewijst ook hoe je het wedstrijdverloop kunt beïnvloeden zonder dat je de bal hebt. Als voetballer en als team moet je altijd op zoek zijn naar speldenprikken waarmee je de tegenstander uit zijn doen kan halen. Andersom geldt natuurlijk hetzelfde: zodra je weet dat de tegenstander je zwakke plek probeert uit te spelen, dan moet je een tegenzet kunnen plaatsen.

Lees het hele artikel op Blendle.