Het beklaagdenbankje: 'Mijn Mercedes was gewoon mijn trots'

Iedere week wonen journalist Martijn Neggers en illustrator Jeroen de Leijer in de rechtbank een zitting bij waarin gewo...

Iedere week wonen journalist Martijn Neggers en illustrator Jeroen de Leijer in de rechtbank een zitting bij waarin gewone mensen ter verantwoording worden geroepen. Geen zaken die breed worden uitgemeten in de media, maar huis-tuin-en-keukenleed. Deze week: de Helmondse Bonnie & Clyde op leeftijd bij wie op zolder een wietplantage is aangetroffen.

Illustratie Jeroen de Leijer

De rechtszaal is helemaal leeg op het moment dat meneer Van de K. en zijn vrouw, mevrouw P. binnen komen sjokken op nieuwe, op elkaar afgestemde Nike-schoenen. Beiden moeten ze ergens in de 60 zijn, en in die zes, zeven decennia zijn ze niet bepaald verwend door het leven. Hun schouders hangen, net als hun gezichten, hun monden, hun wangen. Alles hangt. Zelfs het nog een beetje opgestoken haar van mevrouw P. hangt. Hangend gaan ze zitten. Het schouderen rugvet van meneer Van de K. hangt over de stoel heen, waar hij zichzelf ingepropt heeft.

Mevrouw P. kijkt totaal lusteloos uit haar ogen.

Haar gezichtsexpressie heeft ze, waarschijnlijk, ergens in de jaren 90 achtergelaten. Meneer Van de K. begint meteen met zuchten. Hij gooit zijn hoofd al in zijn nek op het moment dat de rechter zich nog niet eens voorgesteld heeft. De twee, een soort Helmondse Bonnie & Clyde op leeftijd, hebben een wietplantage op hun zolder gebouwd. 138 planten zouden er zijn geweest, en ze zouden stroom hebben afgetapt. Er zijn op hun zolder wat plantenresten gevonden, en allerlei spullen die zouden wijzen op een plantage. Terwijl de officier van justitie dat uitspreekt, begint Van de K. alweer te zuchten.

Op het rechte padje

‘Die hele hennep is hillemaal niet aan de orde gekomen,’ mompelt mevrouw P., bewegingsloos, en met haar schouders ongeveer ter hoogte van haar heupen. ‘Want,’ gaat ze op dezelfde toon verder, ‘we hadden dus uiteindelijk nee gezegd tegen die plantage. Er was iemand die dat allemaal voor ons zou regelen, maar we hebben op het laatste moment toch maar besloten om ehh, ja, om verder te gaan op de weg zoals het hoort. Op het rechte padje. We hebben hillemaal geen wiet gekweekt.’

‘En wie hebben die kwekerij opgebouwd?’

‘Die persoon zelf.’ ‘En de stekken, wie zou die kopen?’

‘Ook die persoon.’

‘En de verzorging?’ ‘Ook die persoon.’

‘En knippen?’

‘Ook.’

‘Verkoop? Ook zeker? En wat zouden jullie daar allemaal voor krijgen dan?’

‘Nou ja,’ sipt mevrouw P., ‘er was ons een paar duizend euro beloofd. 2000 of 3000. Om ons uit de schulden te helpen. Maar ja, er was zoveel afgesproken.’

‘Ja, dat klopt,’ zegt meneer Van de K. met een stem die eerder een paar zolders zware shag verraadt dan een wietplantage. ‘We zaten in de schulden, en dat mens had ons gezegd dat ze ons daarmee zou kunnen helpen. Kijk, ik had eerder geld gekregen van de verzekering. Dus daar had ik een auto van gekocht. En een caravan. Maar ja, op een gegeven moment moest er staangeld betaald worden, en ik heb dus altijd in de wao gezeten, maar toen ben ik weer gaan werken, op eigen houtje. Kreeg ik in ene geen zorgtoeslag meer. Ja, dan gaat het mis, snapte? En toen stond er ineens een ouwe vriend aan de deur, die zei van: ik zal jou wel effe helpen. En toen dacht ik slim te doen, maar bleek het allemaal in mekaar te vallen.’

‘Ja, dat ging mis,’ vat de rechter samen.

‘En toen heeft de politie mijn auto en alles meegevat, waar ik zo hard voor gewerkt heb. En toen moesten we ook nog ons huis uit.’

‘Ja, maar dat laatste hoefde dus blijkbaar niet, hè?’ verbetert de rechter.

‘Nee, ja, daar kwamen we achteraf achter. Maar toen was het al te laat.’

‘Maar bij de politie hadden jullie gezegd dat die anderen helemaal niet alles zouden doen? Dat ze jullie zouden leren hoe jullie die planten zouden verzorgen?’ gaat de rechter stug door.

‘Ja, ja, da kunde wel zeggen,’ mompelt mevrouw P. die een klein beetje begint te snotteren. ‘Maar uiteindelijk zijn we zo ver helemaal niet eens gekomen.’

Een hak zetten

Er wordt een tijdje gesteggeld over of het duo zelf de werkzaamheden zou gaan doen, of dat iemand anders het zou gaan doen. Ondertussen blijft meneer Van de K. zuchten. Heel soms heft hij een hand, of zijn gezicht ten hemel. ‘Maar, even onder ons, hè, meneer,’ probeert de rechter het over een andere boeg te gooien. ‘Waarom dóet u dat nou? U had toch ook gewoon uw auto, of uw caravan kunnen verkopen, als u schulden had? Dan was u er toch ook vanaf geweest?’

‘Ja, maar die Mercedes, moet je horen, dat was gewoon echt mijn trots. Dat kon ik niet over mijn hart verkrijgen. En eerst zou ie helemaal niet in beslag genomen worden hè, de agenten waren het daar niet met elkaar over eens. Maar toen zei er eentje ineens tegen mij: “We nemen jouw auto in beslag,” en die agent die bleef maar drammen, bij de rest. Die wilde per se die auto meenemen. Gewoon om mij een hak te zetten.’ De rechter lijkt oprecht verbaasd door het antwoord van Van de K. Even stottert hij een paar keer, maar dan wordt hij geholpen door meneer Van de K. die zichzelf nog maar even aanvult, voor de zekerheid. ‘Nou, dat is bij dezen dus heel erg gelukt.’

De rechter kijkt het lobbige echtpaar nog eens aan. Meneer Van de K. knikt nog een keer extra, om zijn punt nóg eens duidelijk te maken. Dan zucht de rechter, schudt zijn hoofd en gaat door, naar de uitspraak.

Hij gelooft niet dat de twee bijna-bejaarden geen oogsten hebben geproduceerd, en haalt daar de meegeleverde bewijzen (gevonden wietbladeren, verse kweek-kalkaanslag, resten in de potgrond) bij.

De twee krijgen allebei een werkstraf van 80 uur, en een voorwaardelijke gevangenisstraf van 2 jaar. Iets lichter dan anders, omdat ze al f link de deksel op de neus gekregen hebben.

Zijn trots, zijn Mercedes, lijkt meneer Van de K. niet terug te krijgen. Met hangende schouders sloffen de twee weer op hun matchende Nikes de rechtbank uit.