De Nederlandse jihadist annex rapper Marouane B. mocht van de week in een interview vertellen wat er allemaal niet deugt aan onze overheid. Hij zit momenteel in IS-gebied en vecht daar voor het recht van onschuldigen. Wie dat precies zijn, laat hij achterwege, maar het is wel duidelijk dat alle ongelovige honden uit het Westen weinig aanspraak maken op de sympathie van Marouane.
Toen het duizelingwekkende interview op internet verscheen, waarvan ik me in eerste instantie afvroeg of het geen parodie was, spraken veel mensen hun afkeer uit: ze vonden het onbegrijpelijk dat een geradicaliseerde jongen, die jarenlang gebruik heeft gemaakt van onze verzorgingsstaat, zonder tegenspraak mocht leeglopen. Een veelgehoorde klacht was dat we terroristen, ongeacht politieke kleur, geen podium moeten bieden.
Dat is natuurlijk de grootste onzin: we moeten júist iedereen die op een of andere manier verknipt is geraakt, door indoctrinatie of een opgelopen trauma, zo vaak mogelijk aan het woord laten. Het is een goede methode om fundamentalisme inzichtelijk te maken. Toen ik het interview met Marouane B. las, maakte ik niet kennis met een jihad-strijder, maar een patiënt, die een gevangenisstraf mét tbs verdient.
De laatste tijd krijgen we steeds meer beelden te zien van ontspoorde mensen. Wat dat betreft werden veel mensen onaangenaam verrast door de gebeurtenissen in Charlottesville, waar extreemrechtse moslimhaters en antisemieten zonder enige terughoudendheid hun onverdraagzaamheid tentoonspreidden. Een optie zou kunnen zijn om deze gasten niet groot te maken door te doen alsof ze niet bestaan. Maar de opmars van dit geradicaliseerde gedachtegoed zal anders ook wel zijn weg vinden naar de bovenwereld.
Wat ik hiermee wil zeggen: laat die mensen aan het woord en ontmasker hun waanzin. Op dat laatste punt gaat het de laatste tijd helaas nogal fout. Er is zoveel ontzag voor iemand die extremist is geworden, dat er altijd een vorm van terughoudendheid bestaat tijdens fysieke ontmoetingen. Als een journalist een ultraconservatief iemand wil interviewen, gebeurt dat altijd met een f luwelen handschoen, omdat niemand weggezet wil worden als deugmens een zeer infantiel woord dat steeds meer terrein wint, maar dit terzijde.
En andersom zien we nu hetzelfde gebeuren. Als onze media mensen kunnen interviewen, gebeurt dat altijd met distantie, bijna ontzag, omdat het lijdend voorwerp symbool staat voor een gevaar (IS) dat mondiaal steeds vaker de gemoederen bezighoudt. Het is de taak van de pers om deze mensen op te sporen, maar tegelijkertijd moet ook worden vertaald wat ze zeggen en hoe onzinnig het allemaal in elkaar steekt.
Dat ging mis bij het interview met Marouane B.: dat hem online een podium is geboden, moeten we alleen maar aanmoedigen. Graag meer spreektijd voor geradicaliseerde dwazen. Maar bied ze dan wel weerwoord. Laat ons zien dat ze hersenloze gekken zijn die door angst, wanhoop, schulden of complottheorieën tot hun keuzes zijn gekomen. Alleen dan verdwijnt de mystiek rond deze figuren bij mensen die ontvankelijk zijn voor onzin. Doodzwijgen is in elk geval nooit een optie.
Daar komt alleen maar ellende van.