Onze man in Amsterdam, hipsterbaarden kijken

De hipster heeft zijn langste tijd wel gehad. We worden langzamerhand een beetje moe van de mooie whiskeytjes, de lekker...

De hipster heeft zijn langste tijd wel gehad. We worden langzamerhand een beetje moe van de mooie whiskeytjes, de lekker handgeschreven visitekaartjes en de vierkant gekapte ridicule jarendertigbaarden en -snorren. Alleen de hipsters zelf zijn nog niet echt op de hoogte. Onze man zocht ze op, tijdens een barber-event. Een waar baardfestijn.

Fotografie Clemens Rikken

Het baardenfeest speelt zich af in de Westergasfabriek in Amsterdam. Het is behoorlijk druk, wanneer ik binnenkom, en de zaal is gevuld met kraampjes voor lekker authentieke baardenolietjes, baardenkapperskassa’s en heerlijke authentieke dertigerjaren baardenkappersschorten van leer. Overal lopen mannen met rode wangen, gepommeerde snorren, opgerolde broekspijpen en een mooi speciaalbiertje in hun hand. Aan de kop van de zaal staat een podium waarop barbers uit Engeland en Amerika aan hun Nederlandse bewonderaars voordoen hoe ze een perfecte baard kunnen kappen, of hoe je bij een man een pony kunt knippen en dat het er tóch stoer en mannelijk uitziet. Om het podium staat een aantal mannen aan hun snor te plukken en ja te knikken.

‘Heb jij die stand linksachter al gezien?’ vraagt een man met een puntsnor aan een man met een baard tot zijn tepels. De man met de baard knikt.

‘Met die olie? Ja, mooie producten, ja.’

‘Ja. Mooi hè? Nice.’

‘Ja. Nice.’

Achter me pelt een man in een vijfdelig pak, met een enorme hangsnor en een hoedje op zijn hoofd een reepje Tony Chocolonely. Ook al zo’n mooi product. Met een ernstig gezicht steekt hij het reepje in zijn mond en kijkt hij om zich heen. Alsof hij zeker wil weten dat de men sen om hem heen zien dat hij Tony Chocolonely eet: echt een mooi reepje.

Klittenband

Ik loop voorbij een standje waar Nancy een soort blauw-rode houten palen verkoopt. Ze heeft ze in alle vormen en maten, maar uiteraard zijn ze allemaal even authentiek. Ik raak aan de praat met haar. Ze staat aan een statafel die ze zelfgemaakt heeft, en die ze vol heeft gelegd met haar visitekaartjes.

Wat is dit?

‘Dit? Dit zijn kapperspalen. Die maak ik.’

Pardon?

‘Ja, dat is echt een kappersdingetje, zo’n paal.

Vroeger deden kappers ook veel aan aderlaten, en dan werden de bebloede doeken buiten te drogen gehangen, aan zo’n paal. Zie het een beetje als het symbool voor het beroep. Net als de gaper voor een drogist, en de aesculaap voor medici.’

En die palen, die maak jij dan?

‘Ja, klopt,’ antwoordt ze. ‘Soms gewoon voor de sier, maar kijk, ik heb deze tafelpoot er ook van gemaakt.’

Even kijken we samen naar haar tafelpoot. Dan hangt ze een beetje voorover op het tafelblad. Het blad van de statafel komt los en valt van de poot af. Het grootste deel van de visitekaartjes valt op de grond.

Achter me pelt een man in een vijfdelig pak met een enorme hangsnor en een hoedje op een reepje Tony Chocolonely. Ook al zo’n mooi product

Dat wil nog niet zo, hè? Met die tafels?

‘Ja, ho, ho,’ moppert Nancy. ‘Ik heb het nu met klittenband gedaan. Moet je maar eens zien hoe stevig ze zijn als ze geschroefd zijn. Heb je interesse?’

Nee.

‘Oh.’

Er komen twee mannen met glimmende platgeduwde kapsels, met een whiskeytje in hun handen bij de tafel staan. Ze kijken toe hoe Nancy de tafel weer vastklit.

‘Mooi hoor,’ mompelt een van de mannen.

‘Ja, ze zijn dus normaal geschroefd,’ verontschuldigt Nancy zich.

Iets verderop verkoopt een vlugge jongen onderbroeken met een soort vakjes in de voorkant. Hij heeft zijn etalage versierd met allerlei oude spullen, om het allemaal net wat authentieker te laten lijken. Terwijl er een paar mannen met tattoos en grote brilmonturen goedkeurend naar zijn onderbroeken wijzen, loop ik naar hem toe.

Wat hebben onderbroeken nou met baarden te maken?

‘Nou, ja, om te beginnen hebben veel onderbroeken natuurlijk een snorrenprint, zie je?’

Een snorrenprint. En wat dacht jij, reden temeer om hierheen te komen?

‘Ja. Kijk, die vakjes, dat heeft mijn opa ooit bedacht. Die maakte juwelen, en die stopte ze dan voor de veiligheid in een vakje in zijn onderbroek. Ik dacht: dat wil ik gaan vermarkten. En die onderbroeken, dacht ik, die maak ik wel even na, maar daar heb ik drie jaar over gedaan. Maar in de verkoop hebben we wel de hele storytelling van mijn opa meegenomen.’

Storytelling?

‘Ja, de storytelling van mijn opa.’

Het verkooppraatje?

‘Ja, als je het zo wilt noemen, ja.’

Maar oké, je hebt dus ook snorrenprints.

‘Ja, precies.’

Aanstellerij

Ik slenter terug naar het hoofdpodium, waar een hele groep stoere mannen met naar Bounty’s ruikende ingeoliede baarden en snorren staat te kijken hoe een kapper uit Londen laat zien hoe je traditioneel een oorplukje kunt knippen. Om me heen wordt heftig meegeknikt. Sommige mannen nemen nog een slokje van een mooi biertje, of nemen een hap van een mooie donut die ze bij de bar gekocht hebben. Naast me staat een man zonder biertje stilletjes te kijken. Ik buig me naar hem toe.

Laten we wel wezen: eigenlijk is dit natuurlijk ook gewoon wel weer een beetje aanstellerij allemaal, toch?

‘Wat zeg je?’ bijt hij me ineens toe.

Nou, dit hier. Al die mannen met olietjes, en lekker authentieke nagemaakte kappersstoelen met snelle verkopers erbij die alles lekker nice vinden en alleen maar mooie producten verkopen.

De man begint te lachen en kijkt me een beetje argwanend aan. ‘Hoezo?’ vraagt hij, zonder echt een antwoord te willen. Hij kijkt een keer om zich heen, maar er is niemand in de buurt waarmee hij mij af kan schepen.

Of heb jij ook een mooi product te verkopen?

De man knikt naar een kraampje, een paar meter verderop. Hij verkoopt een lekker mannelijk vormgegeven haarolietje, met als unique selling point dat het barber approved is.

Man grooming products with organic absinthe blended in Italy. Je moet er gelukkig zelf ook een beetje om lachen.

‘Ja, ik lach erom omdat jij het net aanstellerij noemde.’

Is het dat niet dan?

‘Nee, ben je gek, joh. Veel mensen smeren zoveel troep in hun haar. Echt waar. Ik zal je eens een voorbeeld geven. Napoleon.’

Napoleon?

‘Ja. Die stierf op Elba.’

Sint-Helena.

‘Ja, maar dat doet er niet zo toe.’

Oké.

‘Maar zijn begraafplaats op Sint-Helena, daar zijn ze gaan onderzoeken naar waar hij nou aan dood is gegaan.’

Hij ligt in Parijs opgebaard.

‘Nee, nee, echt niet. Hij ligt op Sint-Helena.’

Of op Elba?

‘Ja, wil je het nou weten of niet?’

Nou, ja, oké, maar hij ligt dus in Parijs.

‘Nou, prima. Parijs dan. Maar ze zijn er dus onlangs achtergekomen dat hij pek in zijn haar smeerde, en dat kwam dus via zijn haarvaten zijn lichaam in. En dáár is ie aan overleden. Dus dat heeft nogal een impact, niet, wat je in je haar smeert?’

Oké. En dus?

‘Dus verkopen wij grooming products met alleen maar natuurlijke middelen.’

???????Dus in plaats van pek, smeren jullie klanten absynth in hun haren? Dat is ook lekker gezond.

‘Jij gelooft er niet in?’

Nou ja, wat is geloven, wat is geloven?

Eindelijk ziet de olieman iemand waartoe hij zich kan wenden. Hij steekt zijn arm omhoog naar een man met een leren kappersschort om. Die zwaait terug en komt naar hem toegelopen. ‘Nou, fijne dag nog, hoor. Hebt u een kapperszaak?’

Nee, ik ben van de Nieuwe Revu. Hoi, ik heet Martijn.

‘Oké.’

Lekker nice

Ook in de kleedkamers, backstage, is het een opgedirkt komen en gaan. Overal zitten mannen lekker in hun safe zone. Hier en daar wordt wel een grapje gemaakt, maar iedereen is vooral lekker nice en lekker authentiek. Terwijl de mannen geknipt en gebarberd worden, loopt er een opgeschoten jongen van het festival rond met een selfiestok in zijn hand.

‘Hé, hoi,’ zegt hij tegen een van de modellen. ‘Hé boy, how’s life?’ vraagt hij aan een ander model, terwijl hij samen met hem voor de camera aan de andere kant van zijn selfiestok kruipt. ‘Nice, nice,’ becommentarieert hij zichzelf. Dan kiest hij weer een ander model uit om te taggen. Samen nemen ze een selfietje. ‘Nice, lekker nice,’ duidt hij de boel een beetje.

Ik kan het niet meer aan. Binnen een paar minuten ontvlucht ik de kleedkamer. Op de weg naar buiten, weg van dit baardencircus, loop ik voorbij een man die Barber’s Gin verkoopt.

Jij verkoopt speciaal voor barbers gemaakte gin?

‘Ik verkoop Barber’s Gin, ja.’

Wat denk jij, ik noem het barber’s gin, lekker authentieke storytelling?

‘Nou, ja, ik verkoop het alleen, hoor. De boys die dit maken hebben ook hele andere producten.’

Wat verkopen die boys nog meer dan?

‘Nou, sherry en zo.’

Oké. Maar wat heeft het dan met barbers te maken?

‘Nou ja, niet zoveel, hoor. Ja, je kunt je klanten een lekker mooi ginnetje geven als ze binnenkomen. Of een sherry.’

Maar sherry, dat drinkt toch alleen je 63-jarige depressieve tante Agaath? Daar gaan de baardenmannen toch niet aan?

‘Nou, dat zal je verbazen. Maar ik wil dit gewoon lekker verkopen in de barber-society, snap je?’

Nee, dat begrijp ik wel.

Er komen twee mannen in zwarte shirts bij het kraampje staan, die met witte letters de naam van hun barbershop erop geprint hebben. Ze nemen allebei een gin en doen alsof ze er verstand van hebben. Goedkeurend laten ze de smaak nog eens door hun mond rollen. Dan kijkt een van de twee mannen eens naar de authentieke bekers waar de gin in zit.

‘Oh, mooi spul hoor. En kunnen we die bekers ook kopen?’

‘Nee, die bekers krijg je bij twee flessen gin.’

Dat hoeft de verkoper de authentieke mannen geen twee keer te vertellen.