'Het lot van de tv-maker ligt in de handen van de kijkcijfermaffia'

Afgelopen maand maakte ik mijn debuut als televisiepresentator. Mijn documentaire ontving zeer goede recensies en er wer...

Afgelopen maand maakte ik mijn debuut als televisiepresentator. Mijn documentaire ontving zeer goede recensies en er werd massaal naar het programma gekeken. Dus als u dit stuk leest, moet u niet denken dat het geschreven is door een gefrustreerd iemand.

Er is namelijk wel iets wat me buitengewoon verbaasde: de kijkcijfermaffia. Iedere ochtend maakt Stichting Kijkonderzoek (SKO) op haar website bekend hoeveel mensen naar een bepaald programma hebben gekeken. Deze meting wordt gedaan op basis van kijkcijferkastjes die bij ongeveer 1400 mensen thuis zijn geïnstalleerd.

Bij de jaarlijkse samenstelling van de groep is rekening gehouden met leeftijd, geslacht, gezinssamenstelling, grootte van het huishouden, sociale klasse en inkomen. Ik kan me voorstellen dat het ooit een ideaal systeem was, in een tijd dat mensen nog een ouderwetse antenne op hun dak hadden en de digitalisering nog even op zich liet wachten.

Maar anno 2017 is het onwerkelijk dat het lot van producenten, presentatoren en televisieprogramma’s volledig afhangt van deze gedateerde manier van peilen. Het kan allemaal veel nauwkeuriger. Tegenwoordig heeft iedereen een kastje van Ziggo, KPN, Telfort of weet ik veel wat in de huiskamer staan. Het is een koud kunstje voor de zenderaanbieders om alle data op te slaan en te verwerken.

Ik weet ook wel dat privacyfuckers dit geen goed idee zullen vinden: zij willen hun pornoconsumptie niet met de rest van de wereld delen. Maar dat bijvoorbeeld Ziggo statistieken van het kijkgedrag met de buitenwereld deelt, betekent niet dat ze ook de identiteit van klanten hoeft op te slaan. Het gaat om kale data: zoveel mensen keken naar die show. Meer hoeven we niet te weten.

Sowieso is de manier waarop er wordt gemeten (en dus beoordeeld) helemaal niet meer van deze tijd, al was het maar omdat steeds meer mensen bepaalde series en documentaires op een later tijdstip willen terugkijken, via internet of een on demand-systeem. Overigens worden de cijfers van dat ‘uitgesteld kijken’ sinds kort wel meegewogen in een uiteindelijk kijkcijfer, maar dan gaat het alleen om de activiteit van de eerste zes dagen nadat een programma oorspronkelijk is uitgezonden – volslagen onnavolgbaar.

En dan heb ik het niet eens over alle migranten die hun eigen zenders hebben, die ze makkelijk via de schotelantenne kunnen ontvangen. Zo zijn er Turkse soaps die iedere avond door tienduizenden mensen worden bekeken – ook in Nederland en België. Dit cijfer kom je nooit tegen bij de Stichting Kijkonderzoek. Het is een doelgroep die in de cijfers simpelweg niet bestaat, omdat ze onbereikbaar is.

Dat het lineair kijken uit de mode raakt, mag geen nieuws heten. Door NPO Gemist, Netflix, Videoland en YouTube is het hele consumptiegedrag van mensen veranderd. Vooral jongeren zitten niet meer ouderwets voor de beeldbuis te wachten om een serie of show te kijken, maar kiezen zelf hun momenten uit.

Des te absurder is het dat ons meetsysteem na al die jaren nog steeds niet mee evolueert. De toekomst van mensen en bedrijven is afhankelijk van welk cijfer ze scoren. Een onzorgvuldige en prehistorisch methode is op dit moment doorslaggevend. Wat raar dat televisiemensen hier niet tegen protesteren. Misschien zijn ze bang voor de volgende peiling.