Longread | Revu probeert stand-up comedy: ‘Ik moet grappig zijn. Nu!’

Felle lichten in mijn gezicht. Nog nooit in een microfoon gepraat. Dertig gezichten staren me aan. ‘Ladies and gentlemen...

Felle lichten in mijn gezicht. Nog nooit in een microfoon gepraat. Dertig gezichten staren me aan. ‘Ladies and gentlemen, we have a very special guest tonight. It’s his first time on stage, he’s going to do five minutes for us. Please give him a groot applaus: Ryan Claus!’

Fotografie Amaury Miller

Donderdagavond 20 oktober, Comedy Central. In Celebrity Stand-Up is vanavond de beurt aan Tony Star, ex-deelnemer van Oh Oh Cherso, om een volle zaal aan het lachen te krijgen. De jolige Hagenees heeft zich bewapend met een aantal leuk bedachte grappen, maar ik krijg er niet eens een glimlachje doorheen.

‘Pfff, dat zou ik veel beter kunnen. Je moet die grappen natuurlijk wel leuk brengen.’

Mijn vrienden zijn niet onder de indruk. ‘Ja hoor. Het is goed met je.’

‘Nee echt, hoe moeilijk kan dat stand-upcomedy nou zijn?’

‘Nou, daar ga je maar op één manier achterkomen, jongen. Of durf je soms niet?’

In de pijnlijke stilte die volgt, besef ik wat mij en mijn grote bek te doen staan.

‘Shit.’

Nagels bijten

De zoektocht naar een open-mic is geopend. Komieken als Hans Teeuwen, Kevin Hart en Peter Pannekoek voerden ooit tijdens deze beruchte vuurdoop-avonden hun allereerste flauwe grapjes en langdradige anekdotes op aan nietsvermoedende dagjesmensen. Als nieuwkomer in de Randstad die de gedurfde stap overweegt kom je al snel uit bij twee Amsterdamse cafés met de bekendste podia van het land: Comedy Café en Toomler, broedplaatsen van ’s lands meest hilarische verhalenvertellers. Het Comedy Café moet mij al direct teleurstellen; de eerste opening is pas over drie maanden en zo lang ga ik niet op mijn nagels bijten. Ook Toomler is geen optie; de ontzagwekkende zwart-wit portretfoto’s van achtenveertig comedy-goden op de website staren mij aan en ik hoor ze allemaal fluisteren; ‘Pssst, kom dan! Jij bent toch zo grappig? Kom maar, muhahaha.’

Ik besluit gebruik te maken van mijn connecties en spreek af met Wilko Terwijn (43), een doorgewinterde comedian met twintig jaar ervaring op het gevreesde podium. De voormalige manager van mijn vriend Dara Faizi, een snel rijzende ster in de comedy-wereld tot hij in 2013 op 25-jarige leeftijd het leven liet, richtte in 2014 met een aantal collega-comedians het comedyconcern Badaboom op. Het bizarre toeval wil dat deze heren achter de grappen van Tony Star en de elf andere gelegenheidskomieken van Celebrity Stand-Up zitten. Wilko blijkt daarmee de uitverkoren persoon om mij te assisteren in mijn road to comedy-stardom. Wat kan er nu in hemelsnaam nog misgaan?

‘Dit vak is niet voor iedereen’

Badaboom organiseert comedy-avonden, en ik word ingepland bij een open-mic in december. In Café Krijn in het Amsterdamse IJburg – een kroeg waar ‘zeker wel een mannetje of vijftig in past, lekker gezellig’ – moet deze comedy-maagd over drie weken in zes oneindige minuten de bezoekers aan het lachen krijgen.

‘De eerste keer verloopt in de meeste gevallen verrassend lekker,’ stelt Wilko me gerust. ‘De ergere ervaringen komen pas later.’ Wilko herinnert zich zijn debuut als 21-jarige economiestudent in het Comedy Café nog goed. ‘Het ging niet eens superslecht. Ik deed een typetje van Herman van Veen. Heel nerveus was ik ook niet. De eerste keer draag je toch een bepaald soort enthousiasme en adrenaline met je mee. Dat helpt je er doorheen.’ Wilko’s woorden brengen hoop, maar zodra ik de Badaboom-studio’s verlaat, voelt het ergens alsof ik zojuist te horen heb gekregen op welke dag ik zal sterven. Twintig dagen heb ik om een hilarisch verhaal op papier te krijgen én uit mijn hoofd te leren. Mijn vrije tijd bestaat hierna voornamelijk uit piekeren, afgewisseld met visioenen van de gênantste verschijning in de geschiedenis van stand-upcomedy. Waar moet ik het in godsnaam over hebben? Hoe moet je staan? Moet je lachen om je eigen grappen? Hoe kijk je naar het publiek? Helaas, er lijken volgens Wilko geen eenduidige wetten te bestaan voor de kunst van stand-upcomedy. ‘Dit vak is niet voor iedereen. Je moet er aanleg voor hebben, maar ook een verknipt wereldbeeld en veel zelfkritiek. Maar, of je nu een saaie systeembeheerder uit Alkmaar bent of Patty Brard, de regel die altijd geldt is: vertel over en vanuit jezelf, wat jij hebt meegemaakt en wat jou bezighoudt.’

De man met de grootste lul

Een week vóór de big show bel ik voor de nodige tips & tricks met Martijn Koning (38), presentator van Celebrity Stand-Up én grote naam van het befaamde Comedytrain-collectief. De Zwollenaar maakte evenals Wilko zijn debuut in het Comedy Café, maar daar houden de overeenkomsten op. ‘Ik was fucking zenuwachtig. De lichten waren gigantisch fel en ik voelde mijn hart kloppen in mijn keel. Tijdens mijn set viel het een paar keer akelig stil, je kon mensen horen kuchen. Maar ik vertelde mijn verhaal en achteraf was het fucking cool. De tweede keer was veel erger, maar vanaf de derde keer ging het bijna altijd wel goed.’

Deze omschrijving klinkt nu al herkenbaar, ondanks het feit dat mijn eigen ervaring nog in de toekomst ligt. De druk die alle stand-upcomedians ervaren is volgens de succesvolle cabaretier niet te onderschatten. Martijn: ‘Mensen komen om te lachen. Je móet grappig zijn, je móet leveren.’ Als ik vervolgens vraag hoe ik dat het beste kan bewerkstelligen, benadrukt Martijn het belang van zelfvertrouwen. ‘De verhouding tussen je grappen op papier en de manier waarop jij je grappen vertelt op het podium is over het algemeen 30-70. Zelfvertrouwen is belangrijker dan je materiaal. Mijn moeder vroeg me laatst of ik meer een billen- of een borstenman ben, waarop ik antwoordde: “Mam, trek alsjeblieft je badjas weer aan.” Deze grap doet het alleen goed als ik ’m overtuigend breng. Hou het in ieder geval dichtbij jezelf. Vraag aan mensen in de zaal wie Nieuwe Revu leest. Als niemand zijn hand opsteekt, heb je meteen al een goede grap.’

De boodschap is duidelijk: schrijf over wat je weet en bezighoudt. Ik besluit fotograaf Amaury, die mijn optreden vanuit het publiek zal vastleggen, bij mijn eerste grap te betrekken. ‘Dames en heren, ik zie jullie al kijken: “Wie is deze komiek met zijn eigen fotograaf toch? Is het een celebrity?” Ik zal even ophelderen; ze maken een documentaire over de man met de grootste lul van Nederland. – Korte stilte – Maar goed, die kon vanavond helaas niet komen, dus nu volgen ze mij omdat ik voor Nieuwe Revu een reportage schrijf over stand-upcomedy.’

Met de grap van Martijn erachteraan of er Nieuwe Revu-lezers in de zaal zitten, om vervolgens uit te leggen dat het een tijdschrift is ‘over luchtige thema’s als prostitutie, moord en verkrachting voor een doelgroep van kinderen tot twaalf jaar’, krijgt mijn set langzaamaan vorm. Het advies van Wilko en Martijn blijkt goud waard; ik weet grap na grap over mijn werk te bedenken. Over het resultaat – twee dagen schrijven en anderhalf A4’tje tekst – ben ik tevreden. Dit zou nog leuk kunnen worden ook…

‘Gewoon doen. Je kan dit’

Na een zenuwslopende middag – zeven keer oefenen voor mijn vriendin en een diepvriespizza die ik maar voor de helft wegkrijg – stap ik met een gemengd gevoel van spanning en adrenaline in de intercity richting hoofdstad. De stopwatch op mijn telefoon die steeds weer veertien minuten aangaf, stelt me enigszins gerust; qua hoeveelheid materiaal zit het goed. In de trein en tram treed ik minimaal tien keer op voor een denkbeeldig publiek. De tekst zit goed in mijn hoofd, gelukkig. Mijn grootste angst is tekst vergeten op het podium.

Om kwart over acht sluip ik Café Krijn binnen, drie kwartier voor de officiële aanvangstijd. Tot mijn verbazing tref ik slechts twaalf personen, waarvan er acht collega-comedians van vanavond blijken. ‘Huh, waar is iedereen? Is dit het? Gaat het wel door als het zo rustig is?’ Paul Westra en Thom Elsenaar, twee parttime standuppers, stellen me gerust. ‘Het loopt vaak vanzelf wel vol, hoor. En anders lachen wij wel allemaal om je grappen. Hier, neem een pilsje.’ Na een maand van slapeloze nachten lukt het uitgerekend nu, een half uur voor het moment van de waarheid, om me te ontspannen. De goedaardige komieken, het geleidelijk binnendruppelende publiek en twee pilsjes zorgen voor een zekere laagdrempeligheid. Maar dan is het half tien in een café dat zich ongezien toch wel aardig heeft gevuld en roept de organisator de gevreesde woorden om: ‘Dames en heren, de show gaat beginnen!’ Een mannetje of dertig verplaatst zich naar het bescheiden, donkere zaaltje achterin de kroeg. De spanning stijgt net zo snel als hij zojuist verdween. De MC van vanavond is Bennett Arron, een hilarische Brit die uit London is ingevlogen om de boel aan elkaar te grappen. En om mij aan te kondigen. Ik ben nummer vier. De enige met de woorden ‘First time on stage’ achter zijn naam op de callsheet. Is dat iets goed? Of juist niet? Krijg ik meer krediet? Of hebben ze geen zin in een amateur?

Mijn zenuwen dreigen te gaan winnen vanavond. Alexander Nasse en Paul Westra krijgen de lachers op de hand. De sfeer is goed, het publiek heeft er zin in. De MC is geweldig, iedereen moet hard om hem lachen. Hou dit gevoel vast. Nummer drie komt op, de enige vrouwelijke komiek, Edith Veerhoek. Ik krijg er niets van mee. Mijn handpalmen zweten, ik ga in mijn hoofd steeds weer opnieuw door mijn set heen. Het lukt me niet meer. In de tram wist ik het nog exact, nu kom ik niet voorbij mijn eerste grap. ‘Fuck, gewoon doen. Je kan dit.’ Ik observeer de zaal. ‘Gewoon je tekst doen. Alsof je het aan je vrienden vertelt. Kom op. KOM OP!’ Ik maak kleine sprongetjes. Ik krijg een schouderklop van een comedian. Dan kondigt Bennett aan: ‘Ladies and gentlemen, we have a very special guest tonight. It’s his first time on stage, he’s going to do five minutes for us. Please give him a groot applaus: Ryan Claus!’

Precies als voor de spiegel

Na het applaus is het muisstil. Felle lichten in mijn gezicht. Nog nooit in een microfoon gepraat. Dertig gezichten staren me aan. Ik moet grappig zijn. Nu. ‘Goedenavond, mijn naam is Ryan Claus, 28 jaar en ik sta vanavond voor het eerst op een podium. Ik was zo nerveus, dat ik gisteren twijfelde om het af te blazen. Maar toen kreeg ik een appje van mijn moeder: “Lieve Ryan, maak je geen zorgen. Pappa en mamma vinden jou heel erg grappig.” Zoals u begrijpt, viel alle spanning meteen van me af.’ De zaal lacht. Sommigen lachen hard. Wow. Snel verder. ‘Nu sta ik hier en heb ik zelfs mijn eigen fotograaf bij me, misschien hebben jullie hem al gespot.’ De zaal ontploft zowat. Iedereen lacht, keihard. Dit was op papier niet eens een punchline, maar ik begrijp waarom dit werkt. Fotograaf Amaury is een markant, aanwezig figuur in de zaal. Niemand kan om zijn luidruchtige lach en verblindende cameraflits heen. Alleen een aankondiging dat ik een fotograaf heb meegenomen is al genoeg. Tien seconden lang klinkt het gelach van dertig mensen als engelengezang.

In dit moment hoef ik alleen maar de zaal in te kijken en te genieten. Een enorm zelfvertrouwen overvalt me. Ik kan nu improviseren. ‘Dude, je moet echt die flits uitzetten. Ze hebben ons door.’ Weer lachende mensen. Ik ga foutloos door mijn verhaal heen. Op één moment na, waarin het twee zinnen te lang duurt voordat er een grap volgt, verlopen mijn zes minuten op het podium heerlijk, hier en daar zelfs magisch. Meer dan ik hoopte weet ik mijn grappen precies zo te brengen als voor de spiegel. Bij de ‘Wie leest hier allemaal Nieuwe Revu?’-grap steekt alleen onze eigen fotograaf zijn hand op, waardoor ikzelf ook bijna in de lach schiet. ‘In feite ben ik voor mijn reportage nu eigenlijk gewoon aan het werk. Dat maakt van mij niet alleen de slechtste comedian van vanavond, maar ook de best betaalde. Sorry Bennett.’