'Ik gebruikte Tinder als een soort Airbnb'

Ik leef vanuit een weekendtas. Ik ben namelijk – ondanks mijn frisse voorkomen – dakloos. Sinds september. Het ging uit...

Ik leef vanuit een weekendtas. Ik ben namelijk – ondanks mijn frisse voorkomen – dakloos. Sinds september. Het ging uit met mijn ex en het was haar huis, dus ik kon mijn spullen pakken.

Die spullen staan nu bij mijn ouders in de schuur. Op pallets, tegen het optrekkende vocht. Onder een Bert en Ernie-dekbedovertrek, tegen het stof. Vocht en stof. Joh, al zou de hele boel affikken: ik zou het niet missen.

Niet dat ik mijn collectie punkrock- en garage-lp’s in vlammen op wil zien gaan. En mijn verzameling eerste drukken en gesigneerde exemplaren van boeken en dichtbundels uit de jaren 60 en 70 ook niet.

Maar meer dan twee pakken, drie overhemden en voor een week schoon ondergoed heeft een man eigenlijk niet nodig.

Ja, en een laptop en een telefoon. Maar dat spreekt voor zich. Echt, ga een weekje zwerven en je snapt waarom Syrische vluchtelingen hun smartphone op weg hiernaartoe niet voor de lol overboord in de Middellandse Zee flikkeren. De praktijk leert dat als je bij vrienden om een slaapplek leurt, ze liever hebben dat je belt dan aanbelt.

Want dat ik dakloos ben, wil natuurlijk niet zeggen dat ik onder een brug of in een kartonnen doos slaap. Logeeradresjes in overvloed!

Eerst gebruikte ik Tinder als een soort van Airbnb. Nu L. mijn meisje is, zit ik vaak bij haar in Oud-Zuid. De dames van de boekhandel bij haar in de straat vinden het machtig interessant, zo’n Rotterdammer in Amsterdam, als ik woensdagochtend de Nieuwe Revu bij ze kom kopen.

Hé, je bent nergens zo Rotterdams als in Amsterdam, zeg ik altijd maar.

Verder ben ik erg goed in katten voeren en planten water geven. En er zijn altijd vrienden met katten en/of planten die een weekje of langer op vakantie gaan.

Het is niet voor het eerst dat ik een zwervend bestaan leid. (Een Zwervend Bestaan, te gek boek van Bob den Uyl is dat trouwens.) Op mijn zestiende verruilde ik het ingedutte Hoeksche Waardse N’dorp, voor het grootstedelijke Rotterdam. Ik had natuurlijk geen cent te makken, dus sliep ik een jaar of vier bij zo’n beetje iedereen die een bank had op de bank.

Daarna heb ik nog heel lang, toen ik gewoon een eigen huis en een eigen bed had, in periodes van slapeloosheid een kussen onder mijn voeten gelegd. Omdat dat een beetje voelt alsof je op een bank ligt, met je stinkpootjes op de armleuning. Vast hartstikke raar, maar ik werd er rustig van.

Ergens bevalt dat zwerven me dus wel.

Op het moment logeer ik een nachtje bij vriend M. en vriendin A. Ze hebben twee kinderen. Leuke jochies. 4 en 7 zijn ze, geloof ik. Ze hebben elk hun eigen kamer. Maar die ventjes vinden elkaar zo gaaf dat ze bij elkaar willen slapen. Dus M. en A. hebben een stapelbed voor ze gekocht. En ik zit nu op de vrijgekomen kamer deze column te tikken. Met uitzicht op autobehang en plastic dinosaurussen op de vensterbank.

Maar misschien moet ik me toch maar eens als een volwassene gaan gedragen. Mijn Facebooknaam veranderen in ‘Jerry Hormone zoekt woonruimte in Rotter- of Amsterdam’. Mocht u iets weten: neemt u vooral contact op met de redactie. De gouden tip krijgt, eh… mijn eerste druk van Bob den Uyls Een Zwervend Bestaan. Te gek boek.