Het leed dat Trump heet

Beste Donald Trump, Ik ga je nog missen. Tegen wil en dank ben ik een beetje Trump-verslaafd geraakt. Je bent het ong...

Beste Donald Trump,

Ik ga je nog missen. Tegen wil en dank ben ik een beetje Trump-verslaafd geraakt. Je bent het ongeluk waar ik niet naar wil kijken, maar waarnaar ik maar blijf staren.

Deze column schrijf ik in je stad, New York, waar tegenover Central Park die protserige toren van je staat. Ik zat vanavond in een taxi en de chauffeur had de radio aan. Het ging over de brandstichting in een kantoor van de Republikeinen, in Orange County, door nog onbekende daders.

Ik checkte Twitter.

De reactie van Hilary Clinton: vreselijk en onaanvaardbaar, gelukkig is niemand gewond geraakt. De reactie van jou: beesten van mensen die Hillary Clinton vertegenwoordigen hebben een aanslag op ons kantoor gepleegd, omdat we aan het winnen zijn. Verschil moet er zijn.

Ik kwam vanavond terug uit de Comedy Cellar, de beste comedyclub van New York, misschien wel van de wereld. Louis C.K. is hier doorgebroken, Jerry Seinfield heeft er vaak gespeeld. Het publiek is een mix van New Yorkers en toeristen. Blank, zwart en Mexicaans. Geen enkel onderwerp is hier heilig. Ik hoorde vanavond een zwarte comedian grappen maken over zijn grootste angst: ’s avonds op straat achter een blanke vrouw lopen.

Er waren veel grappen over de verkiezingen, maar die gingen niet over jou. Wel over Hillary Clinton, die door een mannelijke comedian werd vergeleken met de laatste vrouw aan de bar in een leeggestroomd café, waar je dan maar mee naar huis gaat omdat er nou eenmaal geen andere optie meer is. De grappen gingen over je stemmers.

Lees hier meer columns van Leon Verdonschot

Eén comedian was naar een bijeenkomst van je geweest. Zijn belangrijkste conclusie: alle aanwezigen waren dik. Dus na de studenten, de zwarten, de hippies, de feministen en de homo’s was dat dan nu kennelijk de bevolkingsgroep die de volgende Amerikaanse revolutie ging ontketenen: dikke blanken. Over joú maakte niemand nog een grap. Ze noemden soms je naam, en maakten dan een gebaar dat je maakt bij iemand die je alleen nog maar hopeloos vindt.

Je merkte het ook aan de parodie die Alec Baldwin van je neerzet in Saturday Night Live: het ís eigenlijk geen parodie, maar gewoon een goede imitatie. Een parodie hoeft niet meer geparodieerd te worden. Zelfs over die sketch heb je boos getwitterd: ‘Boring and unfunny’. Ik ken wel meer mensen die zichzelf zo laten kennen, maar die zijn doorgaans niet ouder dan zes.

Ik heb daar een diepe fascinatie voor, mensen zonder zelfspot. Hoe kun je nou dit leven doorkomen zonder af en toe heel hard om jezelf te moeten lachen? Maar het is ook een moeilijk meetbare eigenschap: hoe weet je nou of iemand wel of geen zelfspot heeft? Sinds afgelopen weekend is daar een antwoord op.

In het Algemeen Dagblad stond een interview met Sylvie Meis, die ik altijd, ook in dit interview, volslagen oninteressant en onaantrekkelijk vind. Ze zei dat Nederlandse media haar altijd negatief benaderden. Hoe zou Sylvie zichzélf dan interviewen, was de tamelijk gehaaide vraag van het AD. Wat zou haar eerste vraag aan zichzelf zijn? Haar antwoord laat zich lezen als een test.

Lees het antwoord hardop voor, als een interview met jezelf. ‘Ben je niet ontzettend tevreden met wat je allemaal hebt bereikt? Hoe is dat nou, om op een punt te staan waar anderen alleen maar van kunnen dromen?’ Iedereen die ik mag, haalt de tweede zin niet zonder in lachen uit te barsten. Wie dat wel kan, staat op een punt waarvan ik inderdaad weleens droom: in nachtmerries.

Leon Verdonschot