Overschatte mensen: Tommy Wieringa

De onderschatte Belgische schrijver Herman Brusselmans maakt korte metten met overschatte personen uit de wereldgeschied...

De onderschatte Belgische schrijver Herman Brusselmans maakt korte metten met overschatte personen uit de wereldgeschiedenis.

Hij werd geboren in 1967 in een dorp in de streek van Twente, waar je van het gemeentebestuur een premie krijgt als je aan incest doet. Dankzij deze inteelt lijkt iedereen in het dorp op elkaar; bijvoorbeeld broers op hun zoon bij hun zus, vaders op de moeder van hun verwante kinderen, en tante Toos op haar man: neef Henk, bijgenaamd Stotterende Henkie Met De Kwijlende Oogballen.

Wieringa werd kaal geboren en toen hij veertien werd leek er haar op z’n kop te gaan groeien, maar dat viel na drie dagen alweer uit, terwijl hij aan het turfsteken was met z’n neus. Hoe zo’n klojo ooit schrijver is kunnen worden, je verstand wordt er ongemakkelijk van. Z’n boeken zijn er dan ook naar. Eerst schreef hij een paar romans waarvoor zelfs Arnon Grunberg zich zou schamen, en ineens kwam hij dan op de proppen met Joe Speedboot, een verhaal over een jongen die een vliegtuig wil bouwen met de bruine strepen uit z’n eigen onderbroek en die van enige dorpsgenoten. Als het maar een boek is vol viezigheid, dan kopen ontelbare Nederlanders het.

Lees ook: Overschatte mensen: Arnon Grunberg

Het bezorgde Wieringa de status van bestsellerauteur, winnaar van vele prijzen en de enige Hollandse schrijver die semiprofessioneel aan rugby doet, de sport die beoefend wordt door pipo’s die tijdens de wedstrijd heel graag aan de pik en de kont van de tegenstander voelen. Wieringa mocht de tekst van het Groot Dictee schrijven, waarin meer fouten stonden dan de uiteindelijke winnaar er maakte. Hij mocht ook nog het Boekenweekgeschenk produceren, over de relatie tussen een oude man en een jong meisje, dat in het laatste hoofdstuk de dochter van z’n zus en haar broer blijkt te zijn. Het was een autobiografisch verhaal.

Een volgende bestseller bood zich aan: Dit zijn de namen, over vijf Ethiopiërs die door de Gobi-woestijn lopen, terwijl ze eigenlijk door de Sahara-woestijn hadden willen lopen, behalve één dwarsligger die graag door de Kalahari-woestijn had willen lopen. De andere vier snijden z’n kop af, en willen die aan de wilde honden voeren, maar in die hele kutwoestijn is geen wilde hond te vinden. Dit boek werd beschouwd als een maatschappelijke aanklacht tegen het vluchtelingenprobleem, terwijl het daarentegen een enorm saaie flop is, die je na 25 pagina’s weggooit, en waarvan je denkt: verdomme, op den duur zou een mens nog liever een boek lezen van Grunberg dan van Wieringa, hoe is het in godsnaam mogelijk?

Overigens wordt van rugbyspelers gezegd dat ze groot geschapen zijn, maar m’n Vlaamse collega Christophe Vekeman heeft na een vermoeiende literaire voorleesavond in Zaandam eens naast Wieringa in de douche gestaan en wist me daarna te melden dat Wieringa allicht het kleinste lulletje heeft uit de Nederlandse letteren.