In 1979 neemt Jan Rot zijn allereerste plaat op. Hij geldt onmiddellijk als veelbelovend, en is dat veertig jaar later nog steeds. Want Rot scoorde nog nooit een hit. Maar misschien nu wel, met zijn nieuwste cd (zijn 33ste) O Ja! 'Ik maak muziek voor miljoenen, maar die miljoenen weten het niet.’
Als Jan Rot (61) uit zijn auto stapt voor het vestzaktheatertje Walhalla in Rotterdam, wijst hij naar zijn achterbank. ‘Heer van Nieuwe Revu, neem je dat cd-rek even mee naar binnen, en die doos?’ Rot knipoogt. ‘Of moet ik alles weer alleen doen?’ Zanger, presentator, ex-columnist (van onder andere Nieuwe Revu) en ‘meestervertaler’ Rot heeft geen roadies. Want Rot doet alles zelf. Vroeger stond hij onder contract bij platenmaatschappijen, tegenwoordig produceert hij zelf zijn cd’s, die hij ook zelf aan de man brengt na af loop van zijn voorstellingen. Vandaar het cd-rek en de doos, die uw journalist bij Walhalla naar binnen sjouwt. De doos is zwaar. Want Rot nam en neemt nogal wat platen op. Zijn nieuwste, O Ja!, is nummer 33.
Aanlopers
Ik interview Rot voor zijn voorstelling Rotavond in het kleine, intieme Rotterdamse theater Walhalla. Er wordt eerst gegeten bij de toko om de hoek, waar de zanger een Rot Roti bestelt. Grapje. Daarna gaat het gesprek door in de kleedkamer, terwijl Rot eigenhandig al zijn instrumenten klaarzet en stemt, de soundcheck afwerkt en het standje opbouwt waar hij na afloop zijn cd’s en boeken gaat verkopen. ‘Vooral van dit live-album moeten we af,’ wijst en grijnst hij. ‘Daar staat thuis de hele kelder nog mee vol.’
Rot informeert al roepend naar de kassa hoeveel kaartjes er verkocht zijn. ‘51,’ is het antwoord. Er is plek voor 75 mensen. ‘Er kunnen nog aanlopers komen,’ mompelt Rot. En dan, tegen de kassajuffrouw: ‘Laatkomers mogen ook naar binnen!’ Uiteindelijk loopt het zaaltje toch nog verrassend vol. Rot steekt de zaal tijdens zijn voorstelling al snel in zijn zak, hoewel toch maar weinig mensen zijn liedjes kennen. Misschien komt dat doordat de voormalige rocker veel vertaalde wereldhits tussen zijn eigen nummers brengt. Yellow Submarine wordt Gele Duikmasjien en Smells Like Teen Spirit van Nirvana, waarom ook niet: Vleugje Jeugdcultuur. ‘Het is eigenlijk een vreselijk kutnummer, maar goed, ik kon het niet laten om het te vertalen.’
Met het licht uit zijn we één man / We zijn hier nou, entertain dan
Verkoopt dat nou nog een beetje, die cd’s?
‘Soms zet ik na af loop van een voorstelling vijftien cd’s weg. Soms zijn het er vijfentwintig of vijfendertig. Tegenwoordig ben ik tevreden met, uiteindelijk, tweeduizend verkochte exemplaren, voor de immer klantvriendelijke prijs van een tientje per stuk. Want dat kan, wanneer je zowel je eigen manager, platenbaas als uitgever bent. Een cd opnemen probeer ik qua kosten tegenwoordig bijvoorbeeld op minder dan 10.000 euro te houden. Dan moet ik iedereen die meespeelt wel heel lief aankijken. Maar het lukt en daar ben ik blij mee.’
Je een-na-laatste cd heet Magistraal en is volgens Frits Spits precies dat: ‘magistraal’. Op die cd wordt u begeleid door de Jan Rotband. Ik zie hier in Walhalla geen band...
‘Die band is fantastisch. Dat zijn geweldige muzikanten. Maar de complete Jan Rotband – een gitarist, een bassist, een drummer – live op het podium, dat kan financieel helaas niet altijd.’
Je zou toch denken dat er meer publiek afkomt op Jan Rot met band, dan op Jan Rot solo met piano en gitaar.
‘Niet dus. Solo of met een band, ik heb nooit de grotere zalen uit kunnen verkopen. Ik heb één keer opgetreden voor 140.000 man, tijdens een vredesdemonstratie op het Malieveld. Ik ben niet een artiest die fans als een magneet verzamelt.’
Hoe komt dat?
‘Misschien is het mijn stem. Misschien is het mijn repertoire. Eerst dertien jaar in het Engels, dan tien jaar in het Nederlands, dan vertaalde wereldhits, dan weer ineens vertaald klassiek, country, jaren 70, de Matthäus-Passion in het Nederlands... Ik doe wat ik zelf wil. Alleen: zo raak je kennelijk ook telkens weer veel publiek kwijt.’
Waarom is dat?
‘Omdat ze niet meer weten welke Jan Rot ze precies gaan zien. Zingt ie Schubert, zingt ie zijn eigen liedjes, zingt ie vertaalde wereldhits? Maar ik vind het wel jammer als er mensen afhaken, want er moeten juist mensen bij. Alles wat ik doe, wordt met heel erg veel plezier gemaakt. Soms misschien wel met iets te veel passie, zoals bij mijn beste cd, Schout Bij Nacht.’
Een heel persoonlijke plaat die door Boudewijn de Groot is uitgeroepen tot een van de beste Nederlandstalige cd’s ooit.
‘Daar ben ik heel erg blij mee.’
Hoeveel zijn er van verkocht?
‘Veel te weinig.’
Hoeveel is veel te weinig?
‘Wil je het precies weten? Uit mijn hoofd: 2002 exemplaren.’
Hoe kan dat nou?
‘Zeg jij het maar. Een single van mijn cd daarna, Meisjes, werd uitgebracht door dezelfde platenmaatschappij als die van Acda & De Munnik, het label S.M.A.R.T. Het liedje heet Groot Avontuur. Iedereen hoorde er een hit in. Driehonderd exemplaren van verkocht.’
Doet dat pijn?
‘Inmiddels niet meer. Het maken van Schout bij Nacht in 1995, dat deed mij pijn. Ik was toen heel erg op zoek naar een ware liefde. “Ik leef alleen voor De Ware Liefde, en krijg haar zelfs niet op papier.” Dat idee: ooit komt er één voor mij, maar waar, wanneer? Ik kan die liefdesliedjes nu veel mooier, veel beter zingen, want ik sta er verder vanaf. In de jaren 90 woonde ik nog in Amsterdam, zat veel romantisch te rommelen wat nergens toe leidde. Ja, tot leed. “Eenzame Wolf, 3x bellen,” stond er op een koperen bordje op mijn voordeur. Nu ben ik twintig jaar getrouwd met mijn grote liefde, Daan. We hebben samen vier kinderen. Eén ervan heet Wolf. Ik ben erg gelukkig.’
Is dat niet een ramp voor een rocker?
‘Een rockartiest ben ik al heel lang niet meer. Ik schreef ooit, in een liedje: “God straft, wie rocker in Holland wil zijn.” Daar is geen woord van gelogen. Optreden, soms voor tien man, in de natte sneeuw in Heerlen. We hadden één groupie, geloof ik. Waarmee de drummer nu al drie jaar slaapt, was het grapje. Nee, ik ben begonnen als rocker, toen ben ik overgegaan naar het Nederlands en het theater. Liedjescabaret. Meisjes was de laatste in die serie. Die show was één grote contactadvertentie. Er zaten liedjes in als Ik Ben Je Man. Dat heeft geholpen, want bij de tweede try-out zat mijn toekomstige vrouw Daan al in de zaal.’
Solo of met een band, ik heb nooit de grotere zalen uit kunnen verkopen. Ik ben niet een artiest die fans als een mag neet verzamelt
Vervolgens ging je Schubert en andere klassieken hertalen en kwamen er, in je eigen woorden, ‘de vertaalde wereldhits’.
‘Ja, leuk: grote Engelstalige hits vertalen naar het Nederlands, maar dan goed. En dan lekker zelf spelen. Weet je waar de volle zalen (Rot lacht) het meest enthousiast op reageren? Op Angie, van de Stones.’
Rot zingt: ‘Ankie, Aaaaaaankie, ik zit hier eenzaam op een bankie Ankie, Ankie, ik word zo stijf als een plankie. Ik zit al uren voor je huis, maar er geeft steeds niemand thuis en in je slaapkamer brandt licht...’
‘En dan verder met drankie, jankie en de fiets van Frankie... Nou ja, je maakt er de mensen kennelijk toch blij mee. Maar op mijn vertaalde chansons voor Rob de Nijs en de door mij hertaalde musical Tommy ben ik trotser. Frits Spits noemt mij “de Koning van de Hertaling”. Ik citeer: “Jan Rot is op dit moment misschien wel de beste tekstdichter van Nederland. Die taal lijkt van elastiek, zeg. Hij maakt het onmogelijke mogelijk.” Dus ik maak er nu wel een grapje van, maar je moet het wél kunnen. En ik kan het. Ik heb de complete Matthäus-Passion naar het Nederlands vertaald. De cd daarvan, De Mattheuspassie door het Residentie Orkest stond met Pasen 2006 op één in de album-hitlijst. Daar kom ik nooit meer voorbij.’
Maar het zou toch ook leuk zijn om zelf eens een échte eigen hit te scoren?
‘Natuurlijk. Dat is ook heel vaak bijna gelukt, dachten we... In 2016 ontving ik de Annie M.G. Schmidt-prijs voor het mooiste theaterlied van het jaar: Stel Dat het Zou Kunnen. Als het drie keer op de radio gedraaid is, is het veel. Mijn laatste single heet Wij Zijn Er Nog. Zit een clipje bij, met én Henny Vrienten én de andere jongens van Doe Maar én De Dijk én Boudewijn de Groot en als toegift, want we zijn niet kinderachtig, óók nog eens Pierre Kartner. Wie heeft dat? Wie maakt dat? Op Youtube is er geloof ik vijfduizend keer naar gekeken, waaronder vijftig keer door mijzelf...’
Maar er komen nieuwe kansen aan.
‘Mijn nieuwe cd O Ja! is net uit. Daar staan vertaalde hits op uit de jaren 90, vandaar de titel. Als je het hoort, denk je: o ja! Er staan ook eigen liedjes op en er hoort een boek bij, met dezelfde titel waarin ik over de jaren 90 vertel. Natuurlijk ga ik er ook mee op tournee. Ik ben door veertig theaters geboekt. Niet onaardig, maar vijftig had ik net iets leuker gevonden. Aan de andere kant is veertig ook wel weer mooi, want precies veertig jaar geleden kwam mijn eerste plaat uit.’
Wat hou je nou over aan zo’n voorstelling?
‘Meestal is het 80 procent voor de artiest, 20 procent voor het theater. Maar van een verkocht kaartje moeten nog veel kosten af. Maar als je, zoals ik, zeven of acht keer maand optreedt, kun je daar heel goed van leven.’
En toch, veertig jaar lang spelen, voor vaak halflege zalen... Gaat dat nou niet vervelen?
‘Nooit! Ik vind het geweldig leuk om te mogen doen en ik geef altijd alles wat ik heb, al zitten er bij wijze van spreken tien mensen in de zaal. Iedereen die nog nooit is geweest, en dat zijn er miljoenen, moet gewoon eens komen kijken. Je hebt gegarandeerd geen rotavond. Weet je, ik ben dat specialiteitenrestaurantje, in die smalle, nauwe steeg, aan het einde linksaf. Maar de meeste mensen stoppen op het helverlichte stadsplein bij de Mcdonald’s. Ik maak muziek voor miljoenen, maar de miljoenen weten het niet. En dat is zonde. Loop dat steegje in en kom kijken naar O Ja! Dan denk je aan het einde van de avond: o ja, die Rot is zo rot nog niet, maar inderdaad heel erg leuk!’
En als het nu weer halflege zalen worden?
‘Geeft niet, dat zijn we gewend. Kijk, het gat tussen een beetje succes en groot succes is niet zo waanzinnig groot als je zou denken. Het stukje tussen helemaal geen succes en een beetje succes, dat is daarentegen een gapend gat. Als ik helemaal geen succes zou hebben, dan had ik het nooit zo lang en met plezier volgehouden. Als er geen hond komt... Dat is wat anders. Ik heb dan misschien geen échte hit, maar wel een mooie carrière. En als het zo blijft, een beetje succes, dan is het ook goed. Ik beschouw mezelf nog altijd als een zondagskind. Ik kan doen wat ik wil en er komen nog mensen kijken ook. Goed, de massa niet. Maar de massa mist er meer aan dan ik. Want ik ben er altijd bij.’
Weet je, ik ben dat specialiteitenrestaurantje, in die smalle, nauwe steeg. Maar de meeste mensen stoppen op het helverlichte stadsplein bij de Mcdonald’s
Niet één hit
Tot slot probeer ik een antwoord te vinden op de vraag: waarom scoorde Jan Rot nog nooit een hit? Hij zong 33 platen en cd’s vol, maar tussen al die nummers staat niet één hit. Zelfs een duet met Boudewijn de Groot flopte. Hoe kan dat?
Henkjan Smits (voormalig platenbaas van onder andere BMG Nederland, waar Rot een tijd onder contract stond, tegenwoordig onder andere dj op NPO Radio 5): ‘Jan heeft nog nooit een échte hit gescoord, maar dat kan natuurlijk nog komen. Met zijn meest recente single Wij Zijn Er Nog had hij in elk geval behoorlijk wat airplay te pakken op NPO Radio 5. Maar daarmee is de hit uiteraard nog niet daar. Ik ben bang dat de kracht van Jan tegelijkertijd zijn valkuil is. Wat dat betreft vergelijk ik hem graag met mijn Amerikaanse muzikale held Todd Rundgren. Het zeer herkenbare geluid van zijn stem is geen algemeen aanvaard geluid. Jan is een uitzonderlijk talent, alleen de massa lijkt er nog niet klaar voor. Maar als Jan nummers blijft uitbrengen in de stijl van Wij Zijn Er Nog, zie ik het zomaar nog eens gaan gebeuren.’
Frits Spits (radiomaker, Spits signaleerde in een vroeg stadium talenten als Doe Maar en Frank Boeijen) vult aan: ‘Voorop staat dat Jan een van de meest vaardige en taallenige tekstdichters van Nederland is. Hij is in staat ons in toegankelijke taal te verrassen met oorspronkelijke gedachten. Zijn voorlaatste album Magistraal is misschien wel het beste dat hij heeft gemaakt. Geestige, levenswijze en ontroerende teksten. In Het Beste Moet Nog Komen van dat album bijvoorbeeld, kijkt hij met een optimistische blik naar de toekomst. Blijf geloven in je dromen, zingt ie. Een grote hit scoren is al zolang ik hem ken een van die dromen. Daar moet hij ook vooral in blijven geloven. Ik ga niet zeggen waarom het niet zou kunnen lukken. Wat dat betreft ben ik net zo’n dromer als Jan. Het kan altijd gebeuren.’
WIE IS JAN ROT?
Jan Rot wordt geboren in Makassar (Indonesië) op Eerste Kerstdag 1957, als zoon van een zendingsarts. In 1979 verschijnt zijn eerste Engelstalige plaat: Boys + Girls. In de jaren 90 stapt Rot over op Nederlandse ‘hits’ en vanaf 2000 hertaalt hij meesterwerken uit de klassieke muziek. Daarna vertaalt hij ook wereldhits, voor zichzelf, maar ook voor onder anderen Karin Bloemen, Rob de Nijs en Bløf. Daarnaast speelt Rot in de prijswinnende musicals Doe Maar! en Chez Brood, en vertaalt onder andere Hair en Jersey Boys. De nieuwste vertaling komt eraan, die van Hello Dolly, de succesvolste Amerikaanse musicalcomedy ooit. De musical, met Simone Kleinsma en Paul de Leeuw in de hoofdrollen, wordt in Nederland geproduceerd door Iris van den Ende, de dochter van mediamagnaat Joop van den Ende. Dus in zekere zin zou je kunnen zeggen dat Jan Rot op vertaalgebied allang op nummer één staat. Nu nog als zanger. Rots nieuwe single wordt Eén, oftewel One van U2. Dus de titel zit alvast mee.
O JA!
Het leek er even op dat Rot in 1999 niet als zanger, maar als songwriter internationaal zou doorbreken. ‘Flamman & Abraxas, de producers van de Party Animals, hadden een nummer gemaakt voor het Songfestival. Daar moest nog tekst bij. Ze vroegen mij. Ik dacht: wat is nou slim om te maken? Keek ik naar mijn computer, kwam er net een mail binnen. E-mail was toen nog een vrij nieuw fenomeen. Dus ik dacht: ik ga een tekst schrijven over een mailtje dat langs alle deelnemende landen van het Songfestival gaat. An email to Berlin, Vienna and Slovenia, an email to a boy in London town ’bout who I am... Twee onbekende meisjes zouden het zingen, Double Date. Ik zei nog: “Laten we échte zangeressen nemen,” maar nee, dit moest het zijn. In de voorrondes groeide het lied uit tot grote favoriet, maar tijdens de finale zette Double Date een halve noot te laag in. Vervolgens werd het valser en valser. Het hele land zat in tranen voor de buis. Van het lachen. Toch werd het nog een bescheiden culthitje. Maar als het lied gewonnen had, was het naar de finale van het Eurovisiesongfestival in Jeruzalem gegaan.’
Deze en andere avonturen van Jan Rot in Nederland Muziekland in de jaren 90 staan in O Ja!, zijn nieuwe boek. De bijbehorende cd is te bestellen op janrot.nl
Online onbeperkt lezen en Nieuwe Revu thuisbezorgd?
Abonneer nu en profiteer!
Probeer direct- HH, iStock