Bob Fosko

'Ik word opgetild door de aanwezigheid van mijn geliefden'

Columnist Bob Fosko heeft niks met een bucketlist, maar dat zou best kunnen komen door de chemo waarmee het ziekenhuis de tumor in zijn hok probeert te houden. Een glaasje rode wijn met zijn geliefden helpt ook.

Bob Fosko

Sinds de onheilstijding in het ziekenhuis, januari 2019, heb ik nog nooit zoveel complimenten gekregen over mijn uiterlijk. 10 kilo lichter. Dat helpt. Een opgewekt gemoed doet ook wonderen. Ik heb er totaal geen behoefte aan, om in de mineurstand terecht te komen.

Op terrassen in de zon kon ik deze zomer zo nu en dan ook nog wel rekenen op een uitdagende, wulpse blik van deze of gene, die niet op de hoogte was van mijn haperende conditie. Ja, dat doet die Fosko goed...

Een paar weken geleden stond ik plotseling oog in oog met een oude bekende, die mij zonder enige scrupules toeriep: ‘Hé, ging jij niet dood of zo?’ Om er direct na te zeggen: ‘Wat zie je er geweldig uit!’ Je zou bijna denken dat het allemaal wel meevalt. Kanker stadium 4. Alsof ik verdomme nog haast zou moeten maken ook.

Toch, als de verpleegkundige voor de zoveelste keer een infuus met chemo in je hand prikt, word je weer geconfronteerd met de werkelijkheid. Maar ook dan breekt een glimlach of een relativerende opmerking de plechtige sfeer die kennelijk bij dit alles hoort.

Dan de ‘bucketlist’. Daar schijn je ook iets aan te hebben. Een bucketlist. Een emmerlijst. Iets uitspoken waar je je hele leven alleen maar van gedroomd hebt. Een ballontrip. Parachutespringen. Zwemmen met dolfijnen of een paar nachten met je kop in de drugs.

Ik heb er niks mee. En al helemaal geen zin in. Maar dat zou best kunnen komen door de chemo waarmee het ziekenhuis de tumor in zijn hok probeert te houden. En gelukkig genoeg lukt dat op het moment nog ook. Ik word opgetild door de aanwezigheid van mijn geliefden en daar helpt een heerlijk glaasje rode wijn ook nog wel bij.

Dit voorjaar waren er dus ook de concerten met De Raggende Manne. Zelfs tijdens de fysiek zwaardere optredens sleurden de adrenaline en het woest meeschreeuwende publiek me door die geweldige avonden heen. En ook het opkontje waarop ik kon rekenen van alle gastzangers, die geen van allen dit moment routineus aan zich voorbij wilden laten gaan. Ze gingen als de brandweer. Allemaal. Niemand uitgezonderd.

In Leiden kwam een bezoeker na het uitverkochte optreden naar me toe met de vraag of ie me even mocht vasthouden en bedanken. De muziek van De Raggende Manne had hem door zijn pubertijd heen gesleept. Dat noem je eer van je werk!

Column
  • iStock